Jacques Northe – KLUISTER (3): Het openplooien van de kiem

Het duurde uren eer Dem terugkwam. Ik was voor de leeuwen van de innerlijke verscheurdheid geworpen. Het liefst was ik er meteen op los gegaan. Daartegenin werkte het gevoel dat ik zonder Dem niets moest beginnen. De opdracht was aan mij verstrekt maar hem passeren, dat ging niet. Daarbij, een steuntje in de rug kon ik in ’t begin best gebruiken. Wat te doen echter als het eens gevaarlijk werd? Ik kon Dem toch geen risico’s laten lopen voor een zaak waar hij niets mee te maken had? Ieder ander zou uit zichzelf wel afhaken wanneer het misging maar bij Dem was ik daar zo zeker niet van. En dan zou de situatie pas goed vervelend worden. Maar zover was het nog niet.
Ik zal mij bij het op schrift stellen van m’n rapport wijze zelfbeperking op moeten leggen. Niet eindeloos doorzeuren over een episode die in het geheel van het onderzoek van ondergeschikt belang is. Toen Dem terugkwam bijvoorbeeld was hij lichtelijk aangeschoten. Ik wil dit alleen vermelden straks om er een korte beschouwing aan vast te knopen over de vreemde figuren die in de Raat rondhingen. Kerels met drank in hun zak en wat niet al. Vooral kort, het komt als ik eenmaal zelf naar boven ga automatisch aan de beurt. Ik stelde mij natuurlijk heel wat voor van het onderzoek. Hele dagen en misschien wel nachten zou ik niet tussen de boeken weg mogen. Dat leek mij veel spannender dan al die onzin eromheen.
Dem was gaan zitten, stommelend en luidruchtig. Hij had zijn stompje potlood in de mond, met de punt naar binnen: hij was op oorlogspad.
‘Als je er zonder kleerscheuren afkomt, heb je een baantje in de Brug te pakken. Niet gek, jongeman, maak je borst naar nat.’
Hier schrok ik toch wel even van. Nog nooit was het bij mij opgekomen, dat ik iets met de Brug uitstaande kon hebben. ik voelde mij plotseling hulpelozer dan ooit. Stond er zoveel op het spel en zou ik daartegen opgewassen zijn? Wat een verantwoordelijkheid opeens.
Ik zal nu snel een paar punten van onze agendaloze bijeenkomst nalopen. Eerst de interpretatie van de opdracht. Een greep: ‘noodzakelijkheid’ in plaats van noodzaak, deze versterking betekende volgens Dem dat de Brug een negatief antwoord wilde hebben. Bij de reduplicatie van ‘langer’ en ‘voort’ werd uitvoerig stilgestaan, ben vergeten waarom. De kortheid van het zinnetje wees op haast, zei Dem. Ik was het hier niet mee eens, naar mijn mening was het bestek ongelimiteerd. Waar wij het wel over eens waren, was dat wij niet voorzichtig genoeg te werk konden gaan. Niemand mocht er lucht van krijgen. De opdracht was niet voor niets oker. Waar het tenslotte om ging, was of er iemand geliquideerd zou worden, ja of nee. Wij moesten namelijk de mogelijkheid van een positief antwoord tot het laatste moment openhouden. Hoe het tenslotte uit zou pakken, hing van het onderzoek af. Zeker wanneer Verwey ongemoeid zou blijven was geheimhouding bittere noodzaak. In dat geval liepen wij zelf het grootste risico.
Wij spraken zacht, soms fluisterend. Er waren altijd mensen op de gangetjes tussen de schotten en ieder Vak is van boven open. Buiten begon het te schemeren en het glazen dak hoog boven ons versomberde. Het drong nauwelijks tot mij door.
Nadat wij het zinnetje voldoende uitgekamd en doorgemeten hadden, voerde Dem mij de wezenlijke problematiek van de opdracht binnen. Van alcoholische invloed was geen sprake meer. Zakelijk, nuchter zette hij alles uiteen. Opeens kon ik met de redenaties van die literaire mensen meekomen. Mijn collega had hij er al zes jaar mee trachten te verstrooien, echter zonder resultaat. Nu ik wel moest, vond ik ze plotseling nog interessant ook, en dat was geen aanstellerij. Ik maakte van ganser harte Dems gedachtenkronkelingen mee. want kronkelingen bleven het, hoe koel de toon ook was waarop zij werden voorgedragen.
Die manier van redeneren die op zo’n merkwaardige wijze en telkens anders de literatuur aan de rest van het leven verbond om de verbintenis even later weer ongedaan te maken; die uitspraken dat het bij verzen niet ging om binnenrijm en enjambement, maar om iets veel algemeners, terwijl tegelijkertijd dat algemene als van nul en gener waarde ter zijde werd geschoven omdat het alleen ging om het vak en de technische toepassing daarvan – dat alles was voor mij als bij toverslag geen dode letter meer. Ik vond het alleen jammer dat ik nog te weinig van poëzie afwist om dergelijke opvattingen te kunnen testen.
Dem kwam nu pas goed in zijn element. De spanning van de voorbereiding was voor hem belangrijker dan het aan de slag gaan zelf.
In het rapport moet ik dit nog completeren met het plan de campagne dat wij tegen het slot van onze sessie opstelden. In feite overbodig aangezien het uit wat volgt vanzelf duidelijk wordt. Ik kan heel goed volstaan met de verklaring van een enkel woord. Getuige bijvoorbeeld. Getuigen maken deel uit van de levende have op de galerijen. Het zijn specialisten in één of ander onderwerp, die nuttige tips kunnen geven. Dem drukte mij op het hart dat wij voor die getuigen bijzonder op onze hoede moesten zijn. Zij hadden de loop van het onderzoek in handen – kwamen zij daarachter dan waren wij aan de beul overgeleverd. Dus: voorzichtig, behoedzaam, geen ruchtbaarheid, je altijd gedeisd houden, de aandacht tot het uiterste gespannen, geen mogelijkheid tot ontsnapping geven, noch aan de getuigen zelf noch aan één van hun argumenten.
Wij gingen laat in de avond pas naar huis. Ik had de Raat nog nooit zo stil meegemaakt. Alle activiteit scheen bestorven. Geen gedruis meer, alleen de hitte. Wij waren misschien wel de laatsten die de Vakken verlieten.