Jaarverslag 2009 Amsterdams Historisch Museum – Creativiteit: Interview met Gusta Reichwein hoofd collectie

Als schatbewaarder voel ik me enorm bevoorrecht dat ik dagelijks aan de voorwerpen uit de collectie van de stad Amsterdam mag komen. En ik heb ervaren dat als je dat voorrecht met anderen deelt er heel veel energie en creativiteit vrij komt. Dat hebben we in de afgelopen jaren ondervonden in de samenwerking met de vrijwilligers. Een ander mooi voorbeeld is de samenwerking met Atelier Ted Noten. In de zomer van 2009 vroeg ik Noten of hij een troffel voor de eerstesteenlegging van het nieuwe depot wilde maken. Behalve dat hij een vooraanstaand Dutch designer is, met zijn atelier in Amsterdam Oud West, ver- meldt zijn CV dat hij ooit als metselaar is begonnen. Hij reageerde spontaan en ging meteen aan de slag nadat hij onze collectie troffels in het museumdepot en in de tentoonstelling had bekeken, waaronder de trof- fel waarmee de eerste steen voor de bouw van het stadhuis op de Dam. Noten was onder de indruk van het vakmanschap van zijn voorgangers, maar zei wel dat de troffels een beetje op taartschepjes leken. Hij ging naar de Bouwmarkt en liet zich door een hedendaagse, robuuste metselaarstroffel inspireren. Sterker nog hij maakte een 3D scan en vertaalde het voorwerp in een modern synthetisch materiaal. Hij voegde een ring toe met de beeltenis van de heilige Barbara, patroonheilige van de metselaars.

Wethouder Carolien Gehrels heeft met de ring aan haar vinger en het nieuwerwetse stuk gereedschap in haar hand vakkundig de eerste steen gemetseld. De troffel is opgenomen in de collectie als voortzetting van een oude traditie, maar ook als voorbeeld van interactie tussen een hedendaagse kunstenaar en de historische collectie.

Het is interessant om de collectie meer vanuit het standpunt van creativiteit te bekijken. Daar leent onze verzameling zich heel goed voor: dat materiele verleden van Amsterdam is een bijzondere, creatieve collectie, met een sterke link met de kunstgeschiedenis. In die zin is de stap naar de kunst in dit museum makkelijk te maken. Ik heb niet zolang geleden een klein experiment laten doen in onze Regentenkamer door de ontwerpers Scholten en Baijings. De Regentenkamer is eigenlijk de enige ruimte die nog refereert aan de tijd dat dit gebouw een Burgerweeshuis was. Paul Spies en de marketingafdeling willen die ruimte geschikt maken voor exclusieve ontvangsten. Nou lijkt het me geen goed idee als je daar trouwceremonies gaat houden, daar is die kamer niet voor bedoeld. De kern van de kamer is: gematerialiseerde vergadercultuur, het is ‘de polder’ bij uitstek, dus je zou dat element van de kamer kunnen versterken. Dat kun je doen op een moderne manier. Je hebt een creatieve impuls van buitenaf nodig. Dat doe je om je publiek te laten zien dat een historische collectie geen dode collectie is. Je zoekt aansluiting bij het heden, want elke bezoeker kijkt vanuit het heden de geschiedenis in, en dus is het ook heel logisch dat je dat op meer manieren in je presentatie meeneemt. Vandaar dat Scholten en Baijings tijdelijk een paar eigentijdse elementen toevoegden aan de inrichting van de Regentenkamer.

Als je hèt stadsmuseum wilt zijn, dan moet je dat op andere manieren invulling gaan geven. Dan kun je niet alleen maar dingen in de vitrine zetten met een bordje erbij. En dan denk ik: daar kun je heel goed iets met kunstenaars doen.

Hier wordt sinds de jaren zeventig de discussie gevoerd of dit nou een kunstmuseum is of een historisch museum. Het is het natuurlijk allebei. Ooit was er één Dienst Gemeentemusea Amsterdam, en de directeur was directeur van het Stedelijk Museum, maar ook van het Amsterdams Historisch Museum, Museum Willet-Holthuysen en Museum Fodor. Later zijn die musea definitief losgekoppeld, en toen zijn ook de collecties van elkaar gescheiden, volgens het criterium ‘voor en na 1900’. Dat zien wij nu als heel merkwaardig, immers het AHM verbeeldt de stadsgeschiedenis tot en met gisteren.

We hebben zo’n 75.000 voorwerpen. Als je dat in de database op een rij zet dan is het zonneklaar dat de twintigste eeuw ondervertegenwoordigd is. Kwantitatief, maar ook kwalitatief. Kunnen wij voor elk jaar van de 20ste eeuw iets goeds tonen? Van Mondriaan via Fluxus naar Klashorst en Scholte? Dat kunnen wij niet. Wij moeten zorgen dat de statements die we met de zeventiende en achttiende eeuw wél in huis hebben – en met een groot deel van de negentiende ook – voor de twintigste ook kunnen maken. We zijn al bezig inhaalslagen te maken. Ik zou het een heel goed streven vinden om te zorgen dat dit de komende jaren menens wordt.

Dat raakt ook aan een ander thema: waar is eigenlijk het platform voor de Amsterdamse kunst? Je zou kunnen zeggen: dat is het Stedelijk, maar dat is niet zo. Dat is een internationaal museum voor moderne kunst. Zij zijn niet op Amsterdam georiënteerd, en dat willen ze ook niet. Je had een tijdje Museum Fodor als platform, dat is nu FOAM. Toen heette het dat er een Design Museum zou komen, maar dat gaat voorlopig niet door. Kleinere platforms als Bureau Amsterdam, De Appel, W139 en Smart Space, die moeten er zijn, maar je zou toch die discussie eens moeten voeren over een meer systematische aanpak van het presenteren van een overzicht van Amsterdamse moderne en hedendaagse kunst en vormgeving, zeker nu Amsterdam zich als creatieve stad op de kaart wil zetten.

Waar musea vroeger bolwerken waren van specialisten en conservatoren, daar zoeken we nu steeds meer participatie met ons publiek. Maar het ‘publiek’ is groot en amorf. Wij zoeken op verschillende niveaus samenwerking met de buitenwereld. Wij werken samen met vrijwilligers aan de boekencollectie en de textiel- collectie voor verhuizing naar ons nieuwe depot. Dat is een beetje uit nood geboren, maar we krijgen er veel meer voor terug dan alleen helpende handen: die mensen weten namelijk ontzettend veel! Die hebben een enorm goede inbreng. Dat willen we voortzetten en uitbouwen. Met verzamelaars willen we iets vergelijkbaars doen. Wij gaan van Museum Willet-Holthuysen het ‘huis van de verzamelaar’ maken. Mensen met heel specialistische kennis, die graag bij ons willen kijken, nodigen we daar uit, die laten we dingen zien. Als je dat doet met zilver, juwelen, glas, boeken, noem maar op, dan kun je hele leuke clubjes van deskundige verzamelaars maken. En dan gaan we natuurlijk ook een kringetje maken voor moderne kunst en design!

Want wat daar als logische stap bij hoort, is dat je ook kunstenaars om je heen gaat verzamelen, die dingen met je collectie gaan doen. Dan moet je vooral niet teveel van tevoren bedenken wat ze moeten doen, je moet in de eerste plaats toegang verschaffen, ruimte en middelen geven aan gevstigde kunstenaars en aan jong aanstormend talent.. Het nieuwe depot kan een prachtige werkplaats worden waar al die verschillende ‘lief- hebbers’ samen met ons aan de collectie kunnen werken.Lente 2010 staat hier ‘The Hoerengracht’, een grote installatie van Ed en Nancy Kienholz. Dat is echt een geschenk uit de hemel, dat hier volstrekt op zijn plaats is. Je kunt heel goed uitleggen waarom deze installatie bij ons staat. Dat onderwerp is zo actueel, dat als je stadsmuseum wilt zijn, dan moet je daar een platform voor bieden. Wij moeten ons op dat terrein begeven. Met lef.

https://www.amsterdammuseum.nl/sites/default/files/ams_jaarverslag_2009.pdf