Jaap Goedegebuure – Romanschrijvers en de maatschappelijke actualiteit: Kroniek van het proza

Romanschrijvers en de maatschappelijke actualiteit: Kroniek van het proza

Sinds het einde van de jaren tachtig zijn Nederlandse en Vlaamse romanciers zich in toenemende mate bezig gaan houden met de maatschappelijke actualiteit. In zijn veelbesproken boek De revanche van de roman (2009) zag Thomas Vaessens, hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam, er zelfs een terugkeer van het engagement in.

Onverschillig of je de hedendaagse roman geëngageerd moet noemen of gewoon ‘bij de tijd’, feit is, dat steeds meer auteurs beginnen te putten uit sectoren van de samenleving. die tot voor kort alleen voor journalisten, sociologen en criminologen van belang waren. In deze laatste proza kroniek komen vier auteurs aan bod, die zich hebben laten inspireren door geruchtmakende rechtszaken.

Nadat ze zich in haar romans Het opstaan (2004) en Hart in hart (2007) had beziggehouden met eigentijdse problemen als suïcide en overspel, stapt Désanne van Brederode, met aanbevelingen van Justitie minister Ernst Hirsch Ballin en crime watcher Peter R de Vries op zak, in haar nieuwe roman Door mijn schuld over naar het volgende morele mijnenveld, dat van de moord. De opzet doet een beetje denken aan Marcellus Emants’ klassiek geworden boek Een nagelaten bekentenis. Daarin biecht een man op hoe hij zijn vrouw om zeep geholpen heeft. Anders dan deze Willem Termeer is Van Brederodes verteller geen misantropisch ingestelde sukkel, maar een modelburger. Toch heeft hij in een vlaag van woede doodslag begaan. Hij wordt gearresteerd en veroordeeld, overigens na een hardnekkige en consequent volgehouden ontkenning van zijn kant. Hij wist zelfs zo goed de onschuldige uit te hangen, dat het publiek hem blindelings geloofde en hem de status van martelaar toekende.

Vanwaar deze leugenachtigheid bij een man. die toch de oppassendheid zelf is? Van Brederode geeft haar held ruim baan om zich te verklaren. Gunnar is het jongste kind in het succesvolle gezin De Wit. Vader heeft het gebracht tot hoogleraar Zweeds en drie van zijn zoons en zijn enige dochter deden niet veel voor hem onder. Maar Gunnar bleek op school geen hoogvlieger. Meer dan een diploma van de bakkersschool zat er voor hem niet in. Hij heeft daar overigens niet al te zeer onder geleden, lijkt het. Hij trouwde met een meisje van de gestampte pot, en alle keren, dat hij merkte hoe diep zijn familie op haar neerkeek, verdedigde hij haar, ook tegen beter weten in. Uit loyaliteit met haar werd hij immuun voor de waarden, die zijn opvoeders hem meegaven: literatuur, kunst, een humanistisch mensbeeld, progressieve opvattingen als het om politiek gaat, en wat er verder nog past in het profiel van Ons Soort Mensen, dat zich behalve een huis in de naaste omgeving van het Amsterdamse Vondelpark ook een liberale levenshouding kan permitteren.

Maar afkomst verloochent zich nooit. Gunnar, die zich inmiddels Koen is gaan noemen, mag dan vrijwillig zijn ondergegaan in de kleinburgerlijkheid, dat verhindert niet, dat hij zich in bijzijn van collega’s verraadt door zijn spraak, zijn tafelmanieren en zijn esthetische voorkeuren. Geen wonder, dat zijn nieuwe baas hem in ere houdt wanneer Gunnar de voedingssector heeft verruild voor de meubelhandel. Niemand is immers beter in staat om het klanten van alle rangen en standen naar de zin te maken en zo de omzet te verhogen.

Via zijn werk komt Gunnar in contact met een parvenuerig zakentype. Na verloop van tijd is deze Evert zijn beste vriend geworden, vooral omdat hij onze held het gevoel geeft, dat hij als gelijkwaardige wordt behandeld. De twee mannen ontdekken zelfs de nodige zielsverwantschap in elkaar. Groot is dan ook Gunnars teleurstelling als hij vermoedt, dat de vriendschap een dekmantel is voor minder fraaie oogmerken. In een opwelling gooit hij een steen naar Everts hoofd, met fatale gevolgen.

Het ging Van Brederode er duidelijk niet om de zoveelste dames thriller te schrijven. We mogen meteen weten wie het gedaan heeft. Vervolgens reconstrueert de dader omstandig en met de nodige stilistische onhandigheden hoe het allemaal zover gekomen is. Het zal geen verrassing zijn als ik zeg, dat hij, ondanks alle blijken van het tegendeel, wel degelijk enige rancune koestert jegens de kringen waaruit hij stamt maar waar hij, half tegen wil en dank, niet langer thuis is. Zolang Evert hem, anders dan zijn naaste familie, accepteerde zoals hij was, had hij geen last van zure oprispingen, maar wanneer hij aan diens oprechtheid begint te twijfelen, breekt de wrok door als was het een verwaarloosde zweer.

Aan het slot van zijn relaas lijkt Gunnar de ware reden voor zijn wandaad te hebben ontdekt: Evert was hem zo verwant, dat hij hem te dicht op de huid dreigde te komen. Maar door hem te doden, pleegde Gunnar in zekere zin ook een moord op zichzelf. Was hij voordien al een solitair, die alleen maar vriendelijk deed, maar nooit echt bij anderen betrokken was, nu is hij niets meer dan een geamputeerde persoonlijkheid, net goed genoeg om bij vrouwlief op de bank te zitten en de huishouding te doen.

Deze finale diagnose is al voorbereid door Gunnars bekentenis, dat hij van jongs af aan nooit heeft kunnen kiezen en volkomen gespeend bleef van elke passie. Wat dat betreft heeft hij veel gemeen met degenen, die Van Brederode, getuige de titel van haar tweede roman, wegzet als ‘mensen met een ‘hobby’, bleke zielen zonder enige verbeelding of gedrevenheid.

Bij doktersromans denk je allereerst aan voddige, bij een kiosk aangeboden boekjes. Ze gaan steevast over al het moois. dat kan opbloeien tussen knappe artsen en aantrekkelijke verpleegsters. In De val van Hippocrates, waarmee de vijftigjarige Menno Lievers onlangs zijn romanciers debuut maakte, bloeit en broeit er in ziekenzalen en operatiekamers ook van alles, maar mooi is het zelden, eerder ranzig, groezelig en laakbaar. De medische stand, die zich voor zijn ethische principes nog altijd pleegt te beroepen op de oude Griek Hippocrates, valt hier lelijk van zijn voetstuk. In het (duidelijk als Haags te herkennen) hospitaal, waar de handeling zich afspeelt, gaan sommige chirurgen als slagers te keer, praten de geneesheren achter de rug van de patiënten alsof die uitschot zijn en past men om de haverklap euthanasie toe zonder zich te bekommeren om de wettelijke procedures.

Het woord ‘val’ in de titel heeft voor hoofdpersoon Erik Liefco nog een tweede betekenis. Sinds zijn dertiende gaat hij gebukt onder een loodzwaar schuldgevoel. Toen hij tijdens een vakantie in de Alpen op eigen initiatief door de bergen was gaan dwalen, zag hij zijn onvoorzichtigheid gestraft met het dodelijke ongeluk van de broer die hem vergezelde. Om het goed te maken koos hij voor de medische studie die zijn moeder, zelf afkomstig uit een artsenfamilie, voor haar overleden lieveling in gedachten had. Op die beslissing rust geen zegen. Erik wil zich specialiseren, maar valt bij het verdelen van de schaarse opleidingsplaatsen buiten de boot. Tegenover de manipulaties van zijn collega’s, die hem de verantwoordelijkheid voor hun geknoei in de schoenen schuiven, staat hij machteloos. De relatie met zijn vriendin loopt op de klippen, omdat hij zich maar al te graag in bed laat lokken door hitsige dan wel trouwlustige verpleegsters met een kinderwens. Alsof dit alles nog niet genoeg is, sluit hij een schijnhuwelijk met een Columbiaanse prostituee, die hij aan een Nederlands paspoort wil helpen en loopt aids op, wanneer hij zich prikt aan een besmette injectienaald.

Bovenstaande samenvatting zou de indruk kunnen wekken, dat deze roman gevaar loopt te kapseizen onder alle ellende, die zich hier opstapelt. Toch houdt Lievers de touwtjes strak in handen en leidt de verwikkelingen langzaam maar zeker naar een nachtmerrie achtige climax. Een toelichting achterin het boek meldt, dat hij zich hierbij heeft laten inspireren door de befaamde zaak van Lucia de B, de Haagse verpleegster, die vanwege vermeende moorden op patiënten tot levenslange gevangenisstraf werd veroordeeld, maar bij een recente herziening van haar proces werd vrijgesproken en gerehabiliteerd. Maar wie de flaptekst van De val van Hippocrates heeft gelezen, weet dat de schrijver, op dit moment docent filosofie aan de Utrechtse Universiteit, ooit artsexamen heeft gedaan en dus geen vreemde is in het medische Jeruzalem. En wat te denken van de overeenkomst tussen de namen Lievers en Liefco? Suggereren die een autobiografische inslag?

Of moeten we concluderen dat de jammerlijk falende held alleen maar zo heet, omdat hij vanwege louter schuldgevoel bij iedereen een wit voetje wil halen? Kortom, De val van Hippocrates blijft spannend, ook nadat we de laatste bladzij hebben omgeslagen.

In 1993 werden de journalisten Hans Krikke en Jan Müter gearresteerd op verdenking van betrokkenheid bij een aantal bomaanslagen, opgeëist door de Revolutionaire Anti Racistische Actie (RARA). De bewijsvoering bleek flinterdun en dus kwam het niet tot een veroordeling. Integendeel: het Openbaar Ministerie zag zich genoodzaakt bijna een kwart miljoen gulden schadevergoeding te betalen.

Op dit gegeven heeft Christine Otten haar roman In wonderland gebaseerd. Het relaas wordt gepresenteerd via de herinneringen van Herman Catz (een alter ego van Krikke), zijn vrouw Caroline en de inmiddels gepensioneerde rechter commissaris, die dertien jaar eerder het justitieel onderzoek leidde. Daarbij gaat het niet zo zeer om de aanleiding tot de verdenkingen en om de procesgang, maar eerder om de nasleep van de hectiek. In wonderland is een verhaal, waarin de hoofdpersonen op zoek zijn naar verantwoording voor wat ze is aangedaan dan wel wat ze hebben aangericht.

In de verwerking van het verleden krijgen Herman en Caroline onverwacht steun van een cineast, die op hun ervaringen een speelfilm wil baseren. Je zou hier van een spiegelmotief kunnen spreken. De regisseur doet immers hetzelfde als de schrijfster. Dankzij zijn arrangement veranderen de feiten in fictie. En die fictie blijkt heilzaam te werken, want na de première voelt Herman hoe de last van het verleden van hem is afgegleden, zeker wanneer hij in de ogen van de eveneens aanwezige rechter commissaris schaamte heeft gelezen.

Zo krijgt In wonderland uiteindelijk het karakter van een aanschouwelijke les over wat de vertelkunst vermag. Voordien zijn we vergast op allerlei andere spiegelingen en parallellen. Caroline en de rechter commissaris zitten enige tijd gevangen in een dochter vader relatie, die wel wat lijkt op de verhouding, die Herman ten tijde van de RARA affaire had met zijn oudere vriend Ernst, en ook Hermans relatie met zijn dochter Zoe, die nota bene is verwekt aan de vooravond van zijn arrestatie, spreekt een geducht woordje mee. Als dit boek niet zo soepeltjes weg las, zou het haast te veel van het goede zijn.

In 1989 publiceerde Joost Zwagerman zijn tweede roman Gimmick! De kritiek reageerde verdeeld, wat niet verhinderde, dat er meer dan honderdduizend exemplaren over de toonbank gingen. Vandaag de dag geniet het boek een reputatie, die vergelijkbaar is met de status van De avonden. Wat Reve’s roman was voor de naoorlogse generatie, dat is Gimmick! voor de twintigers die in de jaren tachtig de hippe Amsterdamse discotheek Roxy bezochten, experimenteerden met de mode drug cocaïne en zich vergaapten aan de hoofdstedelijke jetset en het zorgeloze kunstenaarsvolkje.

Hoewel Gimmick! qua verteltempo en stijl aardig in de pas loopt bij het wereldje dat het in beeld brengt, is het overduidelijk als satire bedoeld. Zwagerman neemt er afstand van het milieu, waarin hij zich enige tijd als een vis het water bewoog, de kringen rond het legendarische kunstcentrum Warmoesstraat 139, waar schilders als Rob Scholte, Sandra Derks en Peter Klashorst en de dichters bende, die zich de Maximalen noemde een vliegende start beleefden. Van die Maximalen was Zwagerman aanvankelijk zelfs boegbeeld en woordvoerder.

Peter Giele april 1980 (foto Twitter)

Inmiddels zijn veel van die aardige en soms ook minder aardige jongens van toen gevestigde en goedbetaalde beroemdheden, hoor je van Maximaal nooit meer iets, is de Roxy tien jaar geleden afgebrand, uitgerekend op de dag dat oprichter Peter Giele over de Amstel ten grave gevaren werd, en herdacht men op 15 april 2009 in Paradiso, dat Gimmick! twee decennia oud was.

In de recent verschenen novelle Duel (verspreid als het boekenweekgeschenk 2010) neemt Zwagerman andermaal de hedendaagse kunstwereld de maat. Hoofdpersoon in deze wrange klucht is Jelmer Verhooff, directeur van het Amsterdamse Hollands Museum voor moderne kunst. Kort na zijn benoeming wordt hij onaangenaam verrast door een rapport, dat wijst op ernstige tekortkomingen inzake de brandveiligheid. Een verbouwing is onvermijdelijk, met een zogenaamd tijdelijke, maar in werkelijkheid zeer langdurige sluiting tot gevolg. Omdat een stel artiesten heeft aangekondigd het leegstaande museum als atelier te willen gebruiken, heeft Jelmer er zijn intrek genomen als anti kraakwacht. De rest van zijn taak bestaat uit het coördineren van de renovatie.

Tot hiertoe oogt het relaas van Jelmers professionele wederwaardigheden weinig spectaculair. Maar dan gebeurt het. De eerste en laatste tentoonstelling, die onze directeur heeft kunnen organiseren, voordat het Hollands dicht gaat, bestaat uit werk van twintig jonge kunstenaars, die à la Jan Fabre de confrontatie met een meesterwerk uit de vaste collectie aangaan. Een van hen, een jong ding, dat van het nauwkeurig naschilderen van beroemde voorbeelden haar gimmick heeft gemaakt, vervaardigt een nauwelijks van een echte Mark Rothko te onderscheiden replica. Het vervolg laat zich raden: namaak en origineel worden verwisseld. Jelmer ontdekt het pas als zijn museum al weer acht maanden gesloten is.

Zwagerman weet soepeltjes de spot te drijven met des keizers nieuwe kleren, die vandaag de dag als kunst worden aangeboden. En dan gaat het vooral om ‘performances’ en ‘installaties’, om ‘de doorgezaagde boomstammen, vol gekalkte beddenlakens, kooien met levend gevogelte en jutezakken met grind’, om ‘een meisje, dat een kat vilt en er een handtas van maakt’ of ‘twintig blokken hardhout in een weiland in Patagonië’. Maar ook een bepaald soort museumdirecteuren krijgt er van langs, het type, dat het aanleggen van een verzameling en het samenstellen van een expositie als uitingen van creativiteit beschouwt en zich dus graag als kunstenaar onder de kunstenaars ziet. En dan zijn er ook nog toespelingen op de Affaire Goldreyer (de Amerikaanse restaurateur, die het door een vandaal kapot gesneden schilderij Who is afraid of red, yellow and blue van Barnett Newman opknapte met behulp van een verfroller en vervolgens 215 miljoen gulden schadevergoeding claimde toen de opdrachtgevers daar schande van spraken) en op de verbouwingsellende, die de twee belangrijkste kunstcollecties van de stad Amsterdam voor vele jaren onbereikbaar maakt. Het is allemaal zeer vermakelijk en zeer nuttig bovendien, precies zoals satire moet zijn.

Besproken titels
Brederode, Désanne van, Door mijn schuld, Amsterdam, Querido, ISBN 978 9021 437 439, 354 blz, € 22,95.
Lievers, Menno, De val van Hippocrates, Amsterdam, de Bezige Bij, ISBN 978 9023 454 618, 287 blz, € 19,90.
Otten, Christine, In wonderland, Amsterdam, Atlas, ISBN 978 9045 016 313. 239, blz, € 19,90.
Zwagerman, Joost, Duel, Stichting CPNB, ISBN 978 9059 651 043, 95 blz.

Internationale Neerlandistiek, Jaargang 48, Amsterdam University Press, Amsterdam, 2010

http://dbnl.nl/tekst/_nee005201001_01/_nee005201001_01_0023.php

http://www.ingentaconnect.com/content/aup/in/2010/00000048/00000003/art00005?crawler=true

Meer informatie
https://robscholtemuseum.nl/?s=Jaap+Goedegebuure
https://robscholtemuseum.nl/?s=Thomas+Vaessens
https://robscholtemuseum.nl/?s=Désanne+van+Brederode
https://robscholtemuseum.nl/?s=Ernst+Hirsch+Ballin
https://robscholtemuseum.nl/?s=Marcellus+Emants
https://robscholtemuseum.nl/?s=Peter+R+de+Vries
https://robscholtemuseum.nl/?s=Menno+Lievers
https://robscholtemuseum.nl/?s=Hippocrates
https://robscholtemuseum.nl/?s=Lucia+de+B
https://robscholtemuseum.nl/?s=Hans+Krikke
https://robscholtemuseum.nl/?s=Jan+Müter
https://robscholtemuseum.nl/?s=Revolutionaire+Anti+Racistische+Actie
https://robscholtemuseum.nl/?s=RARA
https://robscholtemuseum.nl/?s=Christine+Otten
https://robscholtemuseum.nl/?s=Joost+Zwagerman
https://robscholtemuseum.nl/?s=Gimmick
https://robscholtemuseum.nl/?s=RoXY
https://robscholtemuseum.nl/?s=Warmoesstraat+139
https://robscholtemuseum.nl/?s=Sandra+Derks
https://robscholtemuseum.nl/?s=Maximalen
https://robscholtemuseum.nl/?s=Peter+Giele
https://robscholtemuseum.nl/?s=Duel
https://robscholtemuseum.nl/?s=Affaire+Goldreyer
https://robscholtemuseum.nl/?s=Jan+Fabre

https://robscholtemuseum.nl/?s=Daniël+Groen
https://robscholtemuseum.nl/?s=Koos+Dalstra
https://robscholtemuseum.nl/?s=John+Studulski
https://robscholtemuseum.nl/?s=Paul+Blanca
https://robscholtemuseum.nl/?s=Peter+Klashorst
https://robscholtemuseum.nl/?s=Oscar+Hammerstein
https://robscholtemuseum.nl/?s=Eef+Hoos