Jaap Draaisma – Zekerheid of vrijplaats

Jaap Draaisma (1955) raakte in 1976 betrokken bij de kraakbeweging en dat is hij nog steeds, al is het nu meer op afstand. Als communist zocht hij zijn weg tussen illegale kraakacties en mogelijkheden om kraakpanden te legaliseren. Er is veel bereikt, constateert hij, maar met de legalisatie ging helaas ook een deel van het bruisende initiatief verloren.

Aan de wand in de woonkamer hangt een groot schilderij van schilderes Patries. Een paar kleurrijk uitziende krakers en kraaksters, met wild geverfde haren en gehuld in leer, zitten als samenzweerders bij elkaar, op tafel ligt een plattegrond van de stad.

Sinds twee jaar woont Jaap in zijn eigen koophuis, in een vooroorlogse buurt in Amsterdam Oud-West. Daarvoor woonde hij twintig jaar lang in kraakpanden, al is hij weinig verhuisd in die jaren. ‘Sommige vrienden zeggen: het is veel te af, dit huis, je raakt te gesetteld. Het is waar, je gaat je hechten aan zo’n huis als je er veel aan doet. Maar ik wil het gevoel houden: ik pak mijn tas en ik ben weg.’

Wij blijven!

Jaap was jarenlang verbonden aan het Amsterdams Steunpunt Wonen, een bundeling van organisaties die de belangen van woningzoekenden en huurders behartigt. Tegenwoordig werkt hij als hoofd van een beleidsafdeling bij een Amsterdamse deelraad.

Als zeventienjarige kwam hij in 1972 uit de Zaanstreek naar de HTS in Amsterdam. Hij groeide op in een streng gereformeerd gezin midden in een actieve communistische buurt in Wormerveer. Zo kwam Draaisma al vroeg in aanraking met de strijd voor sociale voorzieningen en huisvesting. Hij werd communist en lid van de CPN.

Jaap raakte betrokken bij de kraakbeweging toen hij in 1976 een kamer huurde in een pand op de Leidsekade. Het kamerverhuurbedrijf hield het na een half jaar voor gezien, het pand moest leeg opgeleverd worden. Een groepje bewoners, waaronder Jaap, besloot te blijven. Ze hingen een spandoek op met de tekst ‘Wij blijven’. ‘Zo ben ik erin gerold’ vertelt hij, ‘het woord gekraakt bestond nog niet’. Het bleek voor Jaap het begin van een lange periode vol kraakacties. Tegelijkertijd ging hij samen met mensen van het SIKH (Stichting Ideële Kamerbemiddeling en Huisvesting), aan de slag met de nieuwe Nota van Dam (genoemd naar de toenmalige staatssecretaris voor Volkhuisvesting). Deze nota voorzag sinds 1975 in een financieringsvorm voor jongerenhuisvesting, de zogenaamde HAT-regeling1. De vraag rees of die regeling, behalve bij nieuwbouw, ook ingezet kon worden voor aankoop en verbouw van kraakpanden. ’Als er een ontruiming was gingen we pamfletten uitdelen namens de werkgroep Geen beschouwing maar verbouwing. We hadden veel sympathie bij de gemeente, ambtenaren gingen met ons meeknobbelen over regelingen. Ambtenaren, jongerenclubs als de Jonge Socialisten, krakers en SIKH werkten samen, met als resultaat dat de HAT in 1980 ook voor legalisatie van kraakpanden opging.’

Grachtengordel Kraakgroep

In 1978 werd in Amsterdam door de bewoners van een tiental panden in de binnenstad de Kraakgroep Grachtengordel opgezet. ‘Die groep groeide heel rap, binnen twee jaar waren er meer dan honderd panden bij betrokken.’ Volgens Jaap was kraken in de periode daarvoor nog grotendeels partij-politiek of verbonden aan het welzijnswerk. De CPN kraakte voor jonge gezinnen en clubs als Kabouter, Release en het JAC 2 zorgden voor hun eigen achterban. Daarnaast had je de buurtgroepen zich verzetten tegen sloop en leegstand in de binnenstad en de negentiende-eeuwse wijken3.

‘Pas in 1978 ontstond een onafhankelijke kraakgroep waarin je politieke voorkeur er niet toe deed. De nieuwe toestroom van jongeren was niet verbonden aan een politieke partij of bestaande actiegroep. Het ging er om het heft in eigen hand te nemen, je buiten de gebaande paden van de instanties en de wet te plaatsen, zelf een pand op te bouwen en als het nodig was te verdedigen. Jongeren waren in die tijd massaal werkloos, over studeren kon je eindeloos doen. Ik was -na HTS en militaire dienst- in 1977 opnieuw gaan studeren, sociale geografie aan de Universiteit van Amsterdam.’

In 1979-’80 stortte de huizenmarkt in, vrijwel alle hypotheekbanken gingen failliet. Het werd voor Jaap en de zijnen een drukke tijd, waarin talloze kraakacties plaatsvonden. Om een slagvaardige en enigszins overzichtelijke organisatie te behouden werd de Kraakgroep Grachtengordel in vijf ‘blokken’ opgedeeld.

De Groote Keijser

De verdediging van de Groote Keijser betekende een ommekeer in het actievoeren. ‘De stedelijke kraakgroepen besloten in het najaar van 1979 om de Groote Keijser niet zonder slag of stoot op te geven. De jongens uit de Staatsliedenbuurt doken op, die gingen lassen en barricaderen. De Keijser werd eigenlijk van ons afgepakt. Er mocht niet meer in gewoond worden, behalve door de bezettingsploeg en Radio de Vrije Keijser’.

De Groote Keijser-strategie bleek wel effectief: met weerstand kon je een pand redden. De herkraak van de Vondelstraat, eind februari 1980, was in Jaaps herinnering een drie dagen durend feest, met als hoogtepunt de politie die verjaagd werd door de actievoerders.

‘We waren een massabeweging geworden waar de overheid alleen maar tanks tegenover kon stellen. Toen droomde ik er wel eens van dat we als links-radicale beweging echt de macht konden overnemen. Dat was natuurlijk behoorlijk naïef. Ik leefde in een soort roes na de Vondelstraat. Dat gevoel heerste behalve in Amsterdam, ook in Utrecht, Groningen en in dorpen op het platteland.

In de kraakbeweging groeiden langzaam maar zeker de tegenstellingen: geweld versus geweldloos, confronteren versus onderhandelen, hardliners versus kruideniers. De ‘bonzen’ uit de Staatsliedenbuurt, Jack en Theo, waren minder recht in de leer dan hun aanhang vermoedde. Volgens Jaap predikten zij de geweldslijn, maar onderhandelden zij tegelijkertijd in het geheim met het SIKH en de gemeente over de aankoop van de Groote Keijser. ‘Jack en Theo waren geen anarchisten maar stalinisten, omdat zij kapitaal en bevolking als hoofdtegenstelling zagen. Ik heb eindeloos met krakers uit de Staatsliedenbuurt gedebatteerd. Zij hingen het dogma aan dat mensen alleen door een harde confrontatie achter de ware aard van het kapitalisme konden komen. Ik vind dat politiek bewustzijn niet tot één standpunt leidt. Voor Jack en Theo was het resultaat ondergeschikt. Zij meenden de enigen te zijn met het ware politieke inzicht, de rest van de mensheid bestond uit carrièrejagers en grutters.’

CPN

Volgens Jaap werd de CPN rond 1982 kortstondig populair in krakerskringen en dat mag zeer opmerkelijk heten in een subcultuur waarin men zich niet met officiële partijpolitiek in wilde laten. Zijn eigen publieke coming-out als communist beleefde hij tijdens een tribunaal dat georganiseerd was naar aanleiding van de Vondelstraat. In het forum zaten politie, krakers en raadsleden. ’Het CPN raadslid vroeg of ik hem wilde vervangen. De CPN had heel weinig feeling met het kraken, maar via mij konden ze enig engagement tonen en tegelijkertijd schone handen houden. Toen heb ik daar een heel plat betoog gehouden waarin de aanschaf van straaljagers werd afgezet tegen de woningnood. Eerst werd ik uitgejoeld, de aanwezigen waren stomverbaasd dat ik de CPN rol ging spelen. Maar in de periode 1980-’82 hebben we veel mensen lid van de CPN gemaakt. Bij de Lucky Luyk waren er tientallen zo niet honderden krakers lid van de CPN. De Waarheid was toen een heel open krant, die veel aandacht besteedde aan de kraakbeweging. Niet lang daarna ging de CPN ten onder aan interne strijd. Even was de CPN een spannende, open club geweest. Elke kraak en rel werd besproken in de gemeenteraad en in de Tweede Kamer. De betogen stonden wel bol van de clichés, maar de CPN en ook de PSP, deden er wel wat mee.’ Jaap is positief over de wisselwerking tussen buitenparlementaire actie en het politiek bedrijf in die tijd. In april 1980, voor de kroning van Beatrix, had de Gemeente Amsterdam – in een poging een goed gebaar te maken naar de kraakbeweging – de eerste tranche van 13 panden aangekocht. In het najaar volgde de tweede tranche van 15 panden. ‘Achter de schermen gebeurde er best veel: bij de Woningdienst en het Grondbedrijf werd onderzocht wie eigenaren van panden waren. Op het Stadhuis werd tot diep in de nacht gebeld samen met krakers van het Spekulanten Onderzoeks Kollektief, naar Hong Kong en Gibraltar om geldstromen te onderzoeken van makelaars en speculanten als Gerard W. Bakker.’

Wyers

‘De Leidsekade werd verbouwd en mijn relatie ging uit, zo kwam ik in Wyers terecht in 1982. Het was het grootste kraakpand van de stad, er woonden bijna honderd mensen en er waren tientallen bedrijfjes gevestigd’. Het voormalige bedrijfspand Wyers moest plaatsmaken voor een vestiging van de hotelketen Holiday Inn. ’Op dat moment waren we bezig met de blik naar buiten te richten, met een café, een concertzaal, een galerie en een avondwinkel. Samen met mensen van de universiteit en het wijkcentrum hebben we een club ‘plannenmakerij’ ingesteld. Ik ben daar met hart en ziel ingedoken. Een van de sterke punten was dat we een bedrijfsplan hebben opgesteld. Er waren tientallen bedrijven die zich in Wyers wilden vestigen. Verder hadden we contact met alle hotels van de stad, want die vreesden een concurrent.

Er was een architectengroep, een kunstenaarsgroep, er oefenden bandjes en de Dog Troep begon met haar eerste repetities in Wyers. In het weekend kwamen er op een avond soms wel achthonderd mensen, de concertzaal concurreerde met Melkweg en Paradiso. Divine, de drag queen uit New York trad op, Nina Hagen kwam regelmatig langs en The Ex, een van de punkbands uit Wormer, vierde er de eerste grote successen. Maar er waren ook uitwassen. Er ontstond een heroïneverdieping in het pand. Veel losgeslagen types kwamen rechtstreeks van het Centraal Station naar Wyers toe. In het Wyerscafe De Barbaar lieten neo-nazi’s zich vollopen met bier voor ze Kerwin Duinmeyer vermoordden. We werden gedwongen ons steeds beter te organiseren. Er was een ordedienst. We hebben toen die heroïneclub uit elkaar gehaald en in andere woongroepen ondergebracht, anderen werden ontruimd en elders gehuisvest, vreselijk was dat. Er waren kinderen bij van 12 en 13 jaar. Ik vraag me wel eens af of ze nog leven, al weet ik dat een paar daarvan heel goed terecht zijn gekomen.’

Controverse

Het streven naar legaliseren en behouden kreeg een ander accent. Ging de strijd eerst alleen om het wonen, nu ging het ook om het werken en het eigen initiatief. ‘Het idee dat de jeugdwerkeloosheid door jongeren zelf werd aangepakt, sloeg erg aan.’ Dat de buitenwereld daar warm voor liep was mooi meegenomen, maar intern viel die lijn van behouden en legaliseren en het opzetten van eigen initiatieven niet bij iedereen in goede aarde. Binnen de Wyers-gelederen onstonden controversen. Een aanbod van de gemeente voor een alternatieve locatie voor Wyers wezen de krakers na uitputtende discussies, waar de hele alternatieve Amsterdamse scene voor was uitgenodigd, uiteindelijk af.

‘Ik twijfel er wel aan of dat nou uiteindelijk een goede zet is geweest’, meent Jaap nu. ‘De groep viel na de ontruiming uit elkaar, een paar mensen zijn daardoor de vernieling in gegaan. Had die vruchtbare wisselwerking op een andere plek niet ook plaats kunnen vinden?’

Niet alle initiatieven zijn verloren gegaan. Jaap noemt als voorbeeld Bier&Co dat ooit begon met de illegale import van Belgisch bier voor café De Barbaar en het , na Heineken, tot grootste distributeur van bier in Amsterdam heeft geschopt. Ook De Binnenpret aan de Amstelveense weg is volgens Jaap nog een oude Wyersclub, met de sauna Fenomeen en de concertzaal.

Terreur

Na de ontruiming van Wyers werd in de Staatsliedenbuurt de PVK, de Politieke Vleugel van de Kraakbeweging opgericht, die een eigen antwoord had op de ontwikkelingen. In 1987 kwamen de interne tegenstellingen binnen de kraakbeweging tot een hoogtepunt. Er verschenen affiches in de stad, geïnspireerd op IRA-propaganda, waarop zogenaamde verraders werden aangegeven. Op de omslag van de PVK brochure Parels voor de zwijnen werden op een (naar later bleek geënsceneerde) foto gijzelaars in de knieën geschoten. In die brochure werd ook Jaap met foto en al onder de categorie verraders geschoven. Hij werd beticht van het samenspannen met wethouder Heerma van Economische Zaken en zou een spion zijn van de gevestigde orde. Maar daar bleef het niet bij. Verschillende malen werd hij geïntimideerd en bedreigd met fysiek geweld.

Legalisering

In de loop van de jaren tachtig kwamen er, naast de HAT, nieuwe regelingen om panden te legaliseren, bijvoorbeeld via erfpacht, waarbij de woongroep eigenaar werd van het pand of via de casco-plus-regeling, zoals met Tetterode en de WG-paviljoens is gebeurd. Daarbij heeft een woningbouwvereniging het eigendom en de woongroep het beheer. ‘In Tetterode bruist het nog’, zegt Jaap ’eigen beheer is een betere garantie voor het behoud van een levende plek dan al die HAT-panden. Bij de HAT-panden willen de corporaties nu hogere huren vragen, omdat er geen doorstroming plaatsvindt. Maar daarmee haal je wel de sociale woningbouw onderuit. Straks worden ze nog verkocht en dan ben je helemaal terug bij af.’ Jaap benadrukt dat de sociale woningbouw in de binnenstad van Amsterdam er alleen gekomen is dankzij het kraken en de buurtacties.

‘Pas de laatste jaren zie je dat panden door de bewoners zelf worden aangekocht. Hadden we indertijd een paar rijke ouders bij elkaar gezet, dan hadden we er heel wat kunnen verwerven! Maar toen dacht niemand daaraan, want we waren tegen privé bezit van huizen. In 1991 hebben we Vrankrijk in de Spuistraat kunnen kopen: 22 woningen en een kroeg annex cultureel kraakcentrum. De Triodosbank heeft een hypotheek verstrekt, er zijn benefietfeesten gegeven, obligatieleningen verkregen en daarbij is het heel goedkoop gekocht: voor een paar ton. De eigenaar, een aannemer, wilde er van af. Toen hebben we met een groepje zijn bouwbedrijf bezet en gezegd dat we het wel wilden kopen. Binnen een jaar was het zover: de eigenaar was bereid enorm te zakken met de prijs, zodat het binnen ons bereik kwam. Alleen de mensen van het kraakcafé deden niet mee, die wilden gekraakt blijven. Ik ben bestuurslid van Stichting Dilemma die eigenaar is van Vrankrijk, de huurdersvereniging bestiert intern. Als eigenaar is het wel dubben: als ze aansturen op ontruiming van de kroeg, wat dan? Maar hef je de illegaliteit ervan op, hoe behoud je dan het radicaal-politieke karakter? Want ik vraag me nu wel af wat het behoud van een pand waard is. Als een pand na legalisering doodbloedt, dan heb je het niet behouden. Soms weet je niet meer of je een spel speelt om de illegaliteit te rekken of dat je er in gelooft dat na aankoop karakter en sfeer van een pand behouden blijven. Ik woonde twaalf jaar op Spuistraat 199, dat na talloze legaliseringspogingen tot op de dag van vandaag gekraakt is gebleven. De illegaliteit stimuleert de creativiteit, maar als het ontruimd wordt ben je het ook kwijt, dat is het dilemma.

Dat er tegenwoordig weer zoveel panden worden gekraakt, betekent dat de speculatiemarkt weer bloeit. Amsterdam wordt een stad voor de rijken. De laatste maal dat de woningmarkt instortte was de Gouden Eeuw van de kraakbeweging, omdat er zoveel leegstand was. Als oude zak kan je dan zeggen: dat komt weerom.’

De klassieke tegenstelling tussen kapitaal en arbeid, gaat wat Jaap betreft nog steeds op. ‘Maar toen was het één fout en het ander goed. Dat ligt voor mij nu niet meer zo zwart-wit. Voor mij betekent kraken het opkomen voor huisvestingsbelangen. Een prettige, dat wil zeggen, democratische maatschappij kan omgaan met botsende belangen. In een rijk land als Nederland vind je dan een compromis.’

1 HAT, afkorting voor Huisvesting Alleenstaanden en Tweepersoonshuishoudens.

2 Kabouter was de politieke partij die voortkwam uit Provo; Release stond voor het vormingswerk onder jongeren terwijl het JAC (Jongeren Advies Centrum) zich vooral bekommerde om van huis weggelopen jongens en meisjes.

3 Bijvoorbeeld de Aktiegroep Nieuwmarkt die zich begin jaren zeventig verzette tegen de komst van de metro en de Sterke Arm in de Dapperbuurt.

http://archiv.squat.net/nl/generatie/draaisma.html