Interview met Rob Scholte door Noor Hellmann in Trouw

Rob Scholte voor de bunker naast het museum (foto Merlijn Doomerink)

Levenslessen

Les (1)

Ik besta ook zonder media
“Het meest trots ben ik op mijn gezin en op het leven dat we samen hebben. Mijn vrouw Lijsje en ik zijn nu bijna vijftien jaar samen, we hebben een zoon van veertien en een dochter van negen. Zij hebben mijn leven veranderd, het een solide basis gegeven.
Ik ben er ook trots op dat ik me als kunstenaar de afgelopen jaren heb kunnen handhaven en geconcentreerd heb kunnen werken na alles wat er met me is gebeurd. Na de aanslag waarbij ik mijn benen verloor ging het in de media altijd over die bom, mijn werk raakte helemaal ondergesneeuwd. Ik kreeg te maken met roddel en achterklap, de wildste verhalen deden de ronde, ik was gedwongen me daartoe te verhouden maar mijn woorden werden verkeerd weergegeven. Het werd steeds moeilijker normaal te functioneren. Ik besloot toen te stoppen met alles wat me afleidde van mijn werk en de publiciteit te mijden.
Veertien jaar heb ik niet met de pers gepraat. Opeens heb je dan tijd om in relatieve luwte nieuwe dingen te ontwikkelen. Dat is heel goed geweest, al was het niet altijd makkelijk want iets bestaat schijnbaar pas als de media het opmerken. Het is natuurlijk prettig om bevestigd te krijgen dat je fantastisch bent, maar uiteindelijk vind ik het belangrijker dat een werk voor jezelf betekenis heeft.
De media maken een soort uitvergroting van wie jij bent. Growing-up in public. Ik had er last van en mijn omgeving ook. Ik wilde niet dat mijn ouders werden aangesproken op wat ik had gezegd.
Inmiddels zit ik in een ander stadium, daarom heb ik de mediastilte beëindigd. Ik heb, zij het met pijn en moeite, geleerd grenzen te trekken en soms te zeggen: dat gaat niemand wat aan. Over de aanslag wil ik het niet meer hebben want het draagt niets bij voor mij en mijn familie.
Vorig jaar heb ik een eigen museum geopend, dan heb je de pers nodig om mensen te vertellen dat het er is. Dat doe ik niet alleen voor mezelf maar ook om collega’s waar ik van houd onder de aandacht te brengen. Ik bezat bijvoorbeeld het hele grafische oeuvre van Jan Sluijters: 77 spotprenten over de corrupte houding van Nederland in de Eerste Wereldoorlog. Niemand kent deze kant van Sluijters. Ik heb het tentoongesteld en onlangs verkocht aan museum de Fundatie, waar het vanaf 21 september te zien zal zijn. Er verschijnt ook een mooi boek over bij Waanders, eindelijk wordt dit doodgezwegen werk in de kunstgeschiedenis opgenomen.”

Les (2)

Het museum wil gezien worden
“In de loop der tijd heb ik veel werk verzameld, geruild en verworven. Het was langzamerhand een volwassen collectie geworden die ik bij gebrek aan geschikte expositieruimte nooit kon tonen. Ik had al jaren de wens om als een soort Jopie Huisman een eigen museum te hebben en ben bezig geweest met verschillende locaties, onder andere in Den Helder. Voor veel mensen is het een stad waar ze niet dood gevonden willen worden, maar ik ben hier niet als een stuk wrakhout aangespoeld. Toen ik hier in 2007 kwam leek het één grote Vogelaarwijk waar leegstaande gebouwen herontwikkeld werden. Via de woningstichting kreeg ik de bovenetage van het voormalige postkantoor in gebruik. Daar heb ik nu mijn studio en een verblijfsruimte zodat ik niet steeds terug hoef naar Bergen waar ik officieel woon.
Ik heb lang onderhandeld over de vestiging van een museum op de benedenetage. Het vorige gemeentebestuur wilde op deze plek een stadhuis neerzetten maar het nieuwe gemeentebestuur is gelukkig voornemens het postkantoor als volwaardige expositieruimte te benutten en ons als gebruikers actief bij de plannen te betrekken. Er is mij veel aan gelegen om te zorgen dat het een succes blijft.
Het is een intiem museumpje waar ik kunst kan laten zien die in mijn atelier stond opgeslagen: eigen werk, maar ook van mensen als Jan Toorop, Germ de Jong en verguisde kunstenaars als Han van Meegeren en Erich Wichman – het is een beetje mijn apocriefe Nederlandse kunstgeschiedenis. Er is een zaal met intarsia: inlegwerk in hout, een vergeten volkskunst die interessant wordt als je er veel van bij elkaar brengt, en er hangt werk waar voor mij herinneringen aan verbonden zijn, zoals van mijn overleden vriend Maarten Ploeg, portretten van mijn zoon door Koos Breukel, een poster voor de partij Die Grünen die Andy Warhol maakte voor Joseph Beuys en een prent van Jan Schoonhoven. Dat was een relatiegeschenk waar mijn vader ooit mee thuiskwam en waarvan hij zei: nou, jij mag ‘m hebben, ik vind het helemaal niks.”

Les (3)

Belangrijker dan het doel is de weg erheen
“Mijn interesse voor kunst is ontstaan op de middelbare school. Ik dichtte en schilderde en met mijn schoolvriend Dirk van Weelden maakte ik tijdschriften. Ik kom niet uit een artistiek milieu. Ik ben beetje een buitenbeentje, de enige van de vier kinderen die weg is gegaan uit de omgeving van thuis. Mijn vader was directeur supermarkt en distributie bij Albert Heijn. Hij hoopte dat ik rechten zou gaan studeren omdat hij het zelf niet had afgemaakt. Het enige wat ik zeker wist was dat ik eigen baas wilde zijn. Een vrij beroep.
Je hebt tijd nodig om je te ontwikkelen. Belangrijker dan waar je naartoe gaat is dat je onderweg bent en dingen ontdekt. Je merkt vanzelf welke kant het opgaat. Toen ik me aanmeldde op de Rietveld Academie was dat zonder duidelijk beeld van wat ik wilde worden. Ik kwam terecht bij audiovisuele media. Tijdens mijn toelatingsexamen was mij sterk afgeraden de schilderrichting te kiezen: men zag iets heel eigens in mijn werk en was bang dat ik dat op de academie kwijt zou raken. Ik heb op de Rietveld dan ook van alles gedaan behalve schilderen. Ik ging mijn eigen gang, ik heb meer geleerd in de kantine dan van de leraren.
Het was eind jaren zeventig, een roerige tijd die me energie gaf. Amsterdam, Paradiso, de punk-beweging die vanuit Engeland aanwaaide: ik genoot er met volle teugen van. Ik blowde een beetje; drugs ben ik pas later gaan gebruiken, vooral ’s nachts om door te kunnen werken, maar daar ben ik allang mee gestopt. Ik had vriendinnen. Vrouwen hebben altijd een heel belangrijke rol in mijn leven gespeeld, ik heb meerdere heftige en intensieve relaties gehad, al ben ik ook periodes alleen geweest.
Tijdens mijn studie ontmoette ik Sandra Derks. We woonden samen, waren verliefd en als uitvloeisel daarvan hebben we samen een project geschilderd. Zo begon het samenwerken met anderen, ik werk graag als een soort regisseur in teamverband. Met de kunstenaar als genie, de eenling die zijn eigen zielenroerselen weergeeft, heb ik weinig op. Ik vind het veel interessanter iets te maken dat allegorisch is zodat het ook voor anderen betekenis kan krijgen. Eén van de functies van kunst, vind ik, is dat het datgene waarvan je het belang bent vergeten of waarvan de betekenis is uitgesleten weer onder de aandacht brengt. Anonieme borduurwerkjes van de rommelmarkt neem ik op in mijn eigen werk zodat je er met een frisse blik naar gaat kijken.”

Les (4)

In elke artistieke carrière zit een golfbeweging
“Toen ik in ‘81 van de academie kwam hoorde ik bij een generatie kunstenaars die opkwam met de Wilde Schilderkunst en de kraakbeweging. Mijn werk trok de aandacht omdat het contrasteerde met de heersende schilderstijl. De tentoonstellingen veroorzaakten rumoer, ik kreeg succes en begon geld te verdienen, maar eind jaren tachtig stagneerde het. Ik werd gevraagd voor internationale tentoonstellingen, in ’88 had ik een grote overzichtsexpositie in Museum Boijmans Van Beuningen, maar ondanks alle ophef en goede recensies verkocht ik niets meer. Van problem-child was ik veranderd in een ster en daarna in een melkkoe: je werk wordt handelswaar waar anderen meer aan verdienen dan jijzelf.
Ik had veel geïnvesteerd en niets gespaard; toen op een gegeven moment de belastingaanslagen kwamen wist ik dan ook niet meer hoe ik mijn huur moest betalen. De financiën verbeterden door de opdracht die ik in 1990 kreeg om in Japan een enorme interieur-schildering te maken in het nagebouwde Huis Ten Bosch. Dat was alleen haalbaar omdat ik met assistenten werkte, in je eentje zou zoiets je tachtig manjaren kosten. Het heeft vijf jaar geduurd. Toen ik na Japan opnieuw in geldnood kwam heb ik een groot deel van mijn collectie bij Sotheby’s laten veilen.
Eigenlijk gaat het bij mij altijd up en down, ik heb tijden dat ik goed verkoop en tijden dat het heel slecht loopt. Die golfbeweging zie je vaak in artistieke carrières. Ik ben rijk in kunst. Maar kunst is natuurlijk zoveel waard als de gek ervoor geeft. Gelukkig ben ik nooit afhankelijk geweest van subsidies, ik heb een eigen klantenkring kunnen opbouwen, vooral privé-verzamelaars. Ik ben heel weinig gekocht door banken en dat is nu waar met name de klappen vallen. Banken geven haast geen geld meer uit aan kunst.”

Les (5)

Iedereen heeft wel wat
“De aanslag was in ’94. De woede daarover heb ik van me af kunnen zetten door me terug te trekken en voort te gaan met waar ik mee bezig was. Mijn werk geeft mij kracht. Ik had het geluk dat het project in Japan af moest en dat is ook op tijd afgerond. Ik denk dat ik daardoor behoorlijk stressbestendig ben geraakt, je leert met veranderende omstandigheden om te gaan.
Ik ben niet van mijn pad geraakt. De jongen die ik vroeger was ben ik nog steeds. Er is alleen maar meer bijgekomen, je ziet steeds meer van de wereld als je ouder wordt. Het is alsof je verder achteruit rijdt waardoor je scope verandert, zoals in een strip van Joost Roelofsz waarin het perspectief steeds breder wordt doordat een camera uitzoomt.
Ik ben niet verbitterd geworden, ik heb ook nooit wraak willen nemen. Vergeving is veel meer een begrip dat bij mij past, merk ik. Mijn devies is een uitspraak van Paul Gauguin: ik heb liever te veel vertrouwen en word dan bedrogen dan dat ik altijd wantrouwend ben, want in het eerste geval lijd ik een ogenblik en in het tweede lijd ik voortdurend.
Het is belangrijk dingen achter je te laten. Direct na de aanslag was het anders, dan ga je uitzoeken wat erachter zit, het was niet geslaagd dus het kon nog een keer gebeuren. Ik wilde niet meer in Nederland blijven en ben met mijn toenmalige vrouw Micky naar Tenerife gegaan, waar ik al vaak was om te werken en waar ik me thuis voelde. Op een gegeven moment ontstaat er rust en denk je: ik kan verder.
Mijn lichaam is abrupt oud geworden, ik zit in een rolstoel en heb nog altijd fantoompijn, maar we hebben allemaal wel problemen. Bij sommige mensen trekt de wc niet door. Het is hoe je ermee omgaat. In mijn opvatting is de wereld een levende schepping die begint met taal. Als je altijd negatief praat wordt alles negatief, de manier waarop je spreekt is vormend voor wat je overkomt. Dus over sommige dingen moet je het gewoon niet meer hebben.”
Kader

Rob Scholte (Amsterdam, 1958) doorliep de Gerrit Rietveld Academie en ontpopte zich al gauw als een spraakmakende vertegenwoordiger van het postmodernisme die beelden uit de massamedia gebruikt en ze in een nieuwe context plaatst, zonder onderscheid te maken tussen hoge en lage kunst. Internationaal kreeg hij grote bekendheid door zijn bijdragen aan onder meer de documenta in Kassel (1987) en de inrichting van het Nederlands paviljoen van de Biennale van Venetië (1990). Zijn grootste opdracht was de muurschildering ‘Après nous le déluge’ voor de replica van paleis Huis Ten Bosch in Nagasaki, die hij in 1995 voltooide. In 1994 ontplofte een handgranaat onder de auto van Scholte waarbij hij zijn benen verloor en zijn toenmalige zwangere vrouw Micky Hoogendijk hun kind. De aanslag is nooit opgehelderd. Na de aanslag woonde en werkte hij enige jaren op Tenerife. Sinds 2003 is hij terug in Nederland.

Rob Scholte Museum: Middenweg 172-174, 1782 BL Den Helder (t.o. NS-station Den Helder-Centraal).
Open: vrij, za, zo. 12 – 17 uur. Entree 2,50 euro. Kinderen onder de 12 jaar gratis.
https://www.facebook.com/robscholtemuseum