Henriette Bucciarelli – Ook mevrouw Bulte dwaalt door het leven (42): Het leven is een hospitaal

Het is uiterst vreemd en toch is het gewoon de natuur, denkt mevrouw Bulte. Ze heeft gemerkt, dat haar hele generatie aan het uitsterven is. Haar nicht, nog geen klein jaar terug, haar broer, dronken Lily Overveen, Gijs van Thea. Opeens is de koek op, bepeinst ze. Mensen, die bloeiend in het leven stonden. En waar gaat dat nou allemaal naar toe, al die levens? Die kunnen toch niet zo maar weg zijn. Naar de hemel? Is dat geen smoesje om het volk mak te houden? Mevrouw Bulte slaat halfslachtig naar een vlieg met de krant. Maar de vlieg wil niet dood. Nee, dat wil niemand, denkt mevrouw Bulte. En daarom verdringt men de gedachte aan het einde met veel materie. Zelfs Toetanchanom had er last van. Maar zij wil het niet langer verdringen.
Ze gaat in de fauteuil zitten. Even relativeren, denkt ze. Het is doodstil om haar heen en dan glijdt ze weg. Het moment is eindelijk aangebroken, fantaseert ze. Ze gaat dood. Ze weet het en is volkomen helder. Dat is vreemd. Normaal gesproken is ze altijd een beetje doezelig.
Een mens zit zijn leven lang in de wachtkamer van het sterfhuis, zonder te weten welk nummertje hij of zij getrokken heeft, bedenkt mevrouw Bulte. Dat houden ze geheim. De hoge heren van het hospitaal. Ze stelt zich voor, hoe het leven in dat ziekenhuis is. Een enkeling sterft aan ouderdom, maar sterven doet hij toch. Sterven doen ze allemaal.
O, de dokters zijn uiterst vriendelijk. Bij elk pijntje wordt een vijf sterren service geleverd. ‘Komt u maar, mevrouw Bulte. Probeert u de knieën maar te strekken. Gaat het wel? We gaan dit ook in het water doen, hoor, dan gaat het allemaal wat makkelijker.’ De zusters zijn overdreven vrolijk. ‘Goeie morgen mevrouw Bulte! Dit zal misschien een wat tintelend gevoel geven…’ En ondertussen merk je niet, wat voor ziekenhuis dit eigenlijk is. Iedereen is ten dode opgeschreven. Mevrouw Bulte haar hart begint te bonken. Het heerlijke, lieve leven wordt op een gegeven
moment toch weg gedraaid, concludeert ze bitter. Maar waarom? Mevrouw Bulte beseft, dat ze een van de grootste filosofische wetenschappen aan het overdenken is.
Ze grijpt naar een bloknoot. En schrijft:

Opeens is het moment dan daar
het sterfkamertje staat al klaar
buiten is het nog volop dag
koud wappert ver een haringvlag
De dokter, niet voor de duvel bang
hoor ik lachen op de gang
ik denk aan sterven, hoe dat moet
het oplossen van mijn zweet en bloed
mijn hart tikt door, het staat niet stil
ook nu nog niet, nu ik het wil
ik sterf dus langzaam, zoals het hoort
met die lamme Petrus voor de poort
ik ben nu toch wel doodsbenauwd
dat ik daar straks word uitgejouwd
Geen dokter legt me iets mild uit
zoals ze doen bij elke spuit
hoe ik straks in dat gat zal gaan
of ik zo ophoud te bestaan
Ik ben zo moe, ik houd me groot
nooit eerder lag mijn ziel zo bloot

Ottelenooie, denkt mevrouw Bulte. Ik ben toch wel een groot dichter. Ze leest het nog eens over. Tjonge, jonge. Maar er zit een wat schrijnende smaak aan. Bah, wat een naar gedicht.
Ja, houd maar weer op, roept ze zichzelf tot de orde. Jij ook altijd met je hersenspinsels. Je moet in het heden leven, Stientje Bulte. Dat zei Krishnamurti ook altijd. Een mens wordt in het leven geworpen en dan lééft hij, hoe dan ook, tot zijn laatste snik. En als de mens dat kan, nou, dan zal de dood ook wel te doen zijn. Zo is het, Stien, geef je nu maar gewoon over. Overgave. Dat is de kern. Vertrouw maar op Gods genade.
Ze zet lekker de kachel hoog en neemt eerst maar eens een lekker kopje koffie. Hé, wat grappig. Noemen ze dat ook niet een bakkie troost?