Henriette Bucciarelli – Ook mevrouw Bulte dwaalt door het leven (27): Extra zuurstof

Bij mij woelt de Apocalyps van binnen, denkt mevrouw Bulte. De manieren om een mens te vernietigen zijn legio, maar de meest vileine is wel het langzaam van binnen uitgehold worden. Ze kijkt peinzend uit het raam. De bomen aan de overkant wuiven troostend, dat ziet mevrouw Bulte wel. Hoe het groen haar probeert te bereiken. Maar het heeft geen zin. Vandaag schijnt haar het gebladerte van schuurpapier toe.
Toch is de staat, waarin ik nu verkeer het ultieme bewijs, dat ik in overeenstemming leef met de kosmos. Want is niet de gehele mensheid aan het bloeden? Sla de kranten er maar op na.
Ze voelt, hoe ze zich wil overgeven aan haar treurigheid. Zo moet een drenkeling zich voelen, die moe is van het spartelen. Ik moet me er tegen verzetten, hoort ze zich vaag denken. De berken veranderen ritselend van kleurschakering. Net als katjes geven ze kopjes. Ja, jongens, denkt ze. Jullie kennen mijn diepste gevoelens. Jullie zijn flinker, dan ik. Want jullie willen je ook weleens ontwortelen en flink rond hoppen, misschien hier en daar zelfs vrij rond vliegen. In plaats daarvan staan jullie geduldig in weer en wind een oud mens zuurstof te geven. Hoe oneindig goed moet God wel niet zijn.
Mevrouw Bulte zucht. Ze kijkt haar kamertje rond en weet, dat ze in haar handjes mag knijpen. Ze woont hier toch maar mooi in hartje Amsterdam. Hoeveel mensen benijden haar hier niet om? Er zijn heel veel zwervers, die liever in Amsterdam dakloos zijn, dan dat ze in een warm huis wonen in welke stad dan ook.
En ze zijn haar zo dierbaar, die ontheemden. Eigenlijk zijn dat haar soort mensen. Mensen, die zich niet in huisjes laten stoppen. Ze slapen, waar ze willen, want de aarde is hun bed en de hemel is hun beschutting.
In het diepste van haar ziel is mevrouw Bulte ook een avonturier. Heerlijk onder zo’n dekentje in de sterrennacht. Mevrouw Bulte snuift. Maar mevrouw Bulte is laf. Mevrouw Bulte is bang voor de wind, de regen en de kou. En natuurlijk voor de mensen. Want reken maar, dat je als vrouw alleen aangevallen wordt. Dan maar liever verplicht binnen blijven.
Maar mevrouw Bulte is niet voor een gat gevangen. Ze bedenkt er iets op. Weet je wat, ze gaat vannacht slapen in de tuin! Dat is toch eigenlijk het einddoel van zo’n tuin. Ze hoeft alleen maar de oude bank om te draaien, zodat men haar niet ziet. Beddengoed hoeft niet, dat zou haar maar verraden. Haar ogen blijven rusten op het vloerkleed. Ze zou er een tunneltje van kunnen maken en er dan in kunnen gaan liggen. Het zijn warme nachten, dus dat zou best gaan.
He, ze voelt zich er toch een beetje raar onder. Ze bedenkt wat ze moet zeggen als ze haar betrappen. Dat ze aan hitte lijdt en snakt naar een camping. Dat ze zin had om te kruipen en nu, dat is niet gelogen. Mevrouw Bulte heeft zin om te kruipen. Op haar knietjes door het huis. Ze klapt bijna voorover door die ongelukkige gevoelens.
Het is maar goed, dat de mens nog niet zo ver geëvolueerd is, dat ze bij alle mensen camera’s in huis ophangen. Dan kon men nog eens wat zien! Allemaal kruipende schepsels, die als ze ter kerke gaan, opeens wel rechtop kunnen lopen. Hoewel? De mensen zijn sterk. Het verbaast mevrouw Bulte altijd als ze televisie kijkt, dat als mensen onverwacht bezoek krijgen van een televisieploeg, die dan stante pede naar binnen mag. En keurig, dat het dan is! Toonkamers zijn het. Het prijskaartje hangt er nog aan. Camera’s in dat soort huizen! Dat zou nog eens interessant zijn. Dan kon mevrouw Bulte eens zien, hoe die mensen leven, want dat is haar ten enenmale een raadsel, hoe ze dat voor elkaar krijgen. Ze werken nooit. Je ziet ze altijd zitten. Een kast zie je hen nooit ontruimen, maar alles staat erbij, of het hogere logica is.
Maar komen zulke mensen op het idee om in hun eigen tuin het dakloze gevoel te creëren? Welnee! Driewerf nee! En dat kan mevrouw Bulte wel, he? Haar mondhoeken krullen nu toch even lichtjes.
Het wordt pas laat donker, het is dan ook augustus. Bijna wil mevrouw Bulte het hele project afblazen. Maar dan treedt toch met rasse schrede de duisternis in. Ik moet me er wel op kleden, bedenkt ze. Ze weet, dat je daarvoor oude kranten in je kleding moet proppen. Maar daar begint ze niet aan. Niet in deze milde nacht. Het is meteen al heel bijzonder. Alles ruikt anders buiten.
Je krijgt natuurlijk zo wel een extra schot zuurstof, bedenkt mevrouw Bulte. Daar krijgen de hersenen een opkikker van. Maar de buitengeluiden, daar moet je wel aan wennen. Overal is lawaai.
Mevrouw Bulte is niet over een nacht ijs gegaan. Ze heeft eerst nog over haar eigen schutting gekeken, hoe de vlag erbij hangt. Nu je ziet niets, hoor. Gewoon een bank in de duisternis. Er zal ook niemand de tuin in komen. Het is een soort binnentuin. Alleen de mensen, die boven wonen, kunnen haar zien. Maar daar heeft mevrouw Bulte het Perzische
tapijt voor. Ze zal als een astronaut onder het kleed schuil gaan. Jammer, dat ze hem nog niet eerst even heeft uitgeklopt. Af en toe dwarrelt er iets op haar gezicht. Nu ja, vallende sterren dan maar, die geluk brengen, haalt ze haar schouders op.
De bank is hard en ze kan zich niet omdraaien, maar dat geeft juist enige bevrijding aan haar gemoed, dat ook niet misselijk is. Dat is de troost, die uitgaat van het Spartaanse, denkt mevrouw Bulte. Het is, of ze los komt van de aarde, van haar eigen bestaan. Even is mevrouw Bulte iemand anders. En het is heerlijk.
Tegen de morgen valt mevrouw Bulte eindelijk in slaap. Door haar oneigenlijke lichaamshouding ademt ze met open mond en ze laat een diep snurkend geluid horen. Het is rondom te horen in de aangrenzende achtertuinen. Maar mevrouw Bulte zelf zal dat nooit weten. Niemand begrijpt, waar het geluid vandaan komt, zodat er ook niet over geklaagd zal worden.
Mevrouw Bulte wordt s’morgens gewoon uit zich zelf wakker. Ze voelt zich zowel gebroken als verkwikt. Want, zo bedenkt mevrouw Bulte wijs, alles heeft twee kanten en nu mag ze vanavond toch maar mooi in haar eigen bedje gaan liggen. Heerlijk met een boek. In een schone, gesteven nachtjapon! Zo leer je het gewone weer waarderen. Ach, weet je wat. Ze gaat maar meteen ter bedde ook. Dat mag. Dat heeft ze wel verdiend. Heeft ze niet zojuist zelfstandig een innerlijke tsunami getemd?