Henriette Bucciarelli – Ook mevrouw Bulte dwaalt door het leven (16): Plantjes halen

Mevrouw Bulte gaat vandaag naar de markt. Elke vrijdag komt er een, vlak bij haar huisje. Ze wil plantjes halen.
Laten we het geluk binnen halen, snuift ze. Ze voelt, dat er een duistere gevoelslaag op de loer ligt, die haar wil inpakken, zoals een spin een sprinkhaantje oprolt. Ze balt haar vuisten en maakt boksbewegingen. ‘Weg jij! Weg jij!’ Dat zegt ze tegen het gevoel, dat zich in haar borstkas wil zetelen en ze slaat wild om zich heen. Ha, ha, het leven is verrukkelijk! Kijk eens, hoe blauw de lucht is! Energie, energie, mompelt ze en ze begint in verhoogd tempo de kopjes naar de gootsteen te brengen. Hup, hup, zegt ze tegen zichzelf. Vort paardje! vort!
Ze legt de kussens op hun plaats en de tijdschriften op een stapeltje. Pieterjandrie! Mevrouw Bulte tuimelt een beetje. Daar ligt haar bril. Onder de krant. Zie je wel, denkt ze, God helpt de onnozelen.
Ik ga heerlijk door de stad dwalen, denkt ze. En ik koop twee schattige plantjes, die me fortuin gaan brengen. De daad bij het woord voegend staat ze wonder snel buiten. Nee maar, wat een heerlijke lucht!
Mevrouw Bulte stapt stevig door. Ze hoort van verre een koopman schreeuwen. Het heeft iets eeuwigs dat geluid. Zo was het vroeger ook en was er toen niet precies van datzelfde lenteweer? Het is, alsof je al maar in rondjes loopt, denkt mevrouw Bulte. Daarom kunnen de kleine dingen des levens je niet meer bevredigen. Er is geen climax en terwijl je daar op wacht, gaat de nachtkaars uit.
Pieterdejandosie, wat zijn dit voor gedachten! Ik moet remmen met een ijzeren remblok!
Denk je eens in, Stien, spreekt mevrouw Bulte zich zelf toe, dat je nu dood zou zijn. Dood als een pierlala. En je ruikt niets en je hoort niets en je ziet niets en je voelt de wind niet, die langs je wangen strijken, zou je dan niet tandenknarsen? Kijk, die mensen daar, die lopen toch maar fijn over de markt. En ik… mocht ik toch maar één minuutje… mocht ik nog maar éénmaal een heel klein minuutje… mevrouw Bulte wordt er akelig van.
Maar ik kan wel, beseft mevrouw Bulte. Ik ben er nog. Ik mag!
Mevrouw Bulte wordt helemaal licht van binnen. Ze danst een beetje. De kramen stralen opeens iets vrolijks uit.
Er liggen mandjes voor een euro. Mevrouw Bulte zwelt op. Die gaat ze met plantjes versieren. ‘Doe er maar twee, koopman,’ zegt mevrouw Bulte deftig en vist uit haar tas een hand vol muntjes. Er zit precies een twee euro stuk bij.
Ze loopt snel met haar buit door tot het midden van de markt.
Verse haring, zó uit de Noordzee staat er op een bord. Jawel, denkt mevrouw Bulte, een harinkje. Zoiets kan eentje, die hemelt niet meer nuttigen.
Mevrouw Bulte voelt zich ongelooflijk rijk. Ze gaat zich te buiten aan twee zoute haringen.
Dat is even een opknappertje, denkt ze. Het is alleen jammer, dat ze dit niet meer met die ouwe kan delen. Kom op, vader, zou ze gezegd hebben. Het is zo goed voor de hersenen.
Nu ben ik net zou oud als hij, toen hij doodging. De gedachte komt met een zeker tumult bij haar op. Hoe vreemd. In haar jonge jaren had ze zichzelf niet als een bejaard iemand voor kunnen stellen. Je ziet jezelf altijd als sterk en krachtig. Dat is een regel van de natuur, weet mevrouw Bulte stellig. Als een mens zou beseffen, wat hem te wachten staat, als hij ouder wordt, had hij natuurlijk geen moment rust meer. Dat zou de energie weg halen.
Maar daar zit ik weer te filosoferen, denkt mevrouw Bulte. Ik heb vandaag, geloof ik, het jojo effect. Ik ga maar als een stuiter balletje op en neer.
Ze kijkt tersluiks naar een kind in een kinderwagen. Wat een gaaf jong bloed. De nieuwe generatie.
Het meisje kijkt haar recht in haar ziel aan.
Hoe bestaat het toch? Zo’n klein kind en toch al zo compleet. Nee, snuift mevrouw Bulte, terwijl ze haar mandjes stevig omklemt. Het leven is hoe dan ook een wonder.