Henny de Lange – Kijk langer dan negen seconden naar een schilderij, ervaar de kracht van de misschien wel duizenden beslissingen

Een schilderij moet ‘knarsen’, vindt kunstenaar Armando. Daarom mengt hij vogelzand door zijn zwarte verf. “Mét zand vind ik het mooi stug.” De schilder Co Westerik zal nooit een schilderij maken zonder kleine schetsen, die hij op de muur projecteert. En Robert Zandvliet prepareert zijn doeken altijd met konijnenlijm, omdat hij werkt met ei tempera, waarin olie zit. Als die olie in het doek trekt vergaat het binnen de kortste keren. “Olie vreet het doek op.

Hoe kiezen schilders hun verf? Hoe gaan ze het witte doek te lijf? Meestal wordt kunstenaars gevraagd naar hun drijfveren en het idee achter hun werk. Over de ambachtelijke aspecten van het schilderen wordt veel minder gesproken en geschreven. Eigenlijk is dat vreemd, vindt de schrijver en journalist Hans den Hartog Jager. Want een schilder maakt ook allerlei technische keuzes die een essentieel onderdeel zijn van het beeld dat hij of zij wil oproepen. Wordt het acryl of olieverf? Wordt het beeld abstract of figuratief? Wat is het beginpunt van de te schilderen voorstelling: een foto of iets anders? Over deze en andere praktische aspecten heeft Den Hartog Jager een boek geschreven met de aansprekende titel ‘Verf’. Daarin vertellen de belangrijkste hedendaagse schilders over de manier waarop hun schilderijen tot stand komen.

Dat deze kant van het vak weinig aan bod komt, valt volgens de schrijver terug te voeren op de identiteitscrisis van de schilderkunst in de jaren ’60. “Schilderkunst was in die tijd het symbool geworden voor oudbakken en voorbij, voor semi artistieke decoratie, voor kunst die niet wilde verontrusten, maar zich automatisch plooide naar museum of bankstel.” Die kritiek was niet helemaal onterecht, omdat de schilderkunst ook te weinig een spiegel van haar tijd was. “Die tijd predikte de revolutie, een breuk met oude waarden, pleitte voor kunst, waarbij het idee belangrijker was dan de uitvoering – allemaal aspecten, waaraan de schilderkunst niet kon voldoen.” Met andere woorden: waarom zou je aan al dat gedoe met verf, linnen, prepareren en vernis beginnen als je je artistieke boodschap net zo goed kunt verkondigen in een tekst, foto of performance.

Den Hartog Jager schreef ‘Verf’ niet alleen uit nieuwsgierigheid naar de praktische beslissingen, die een schilder dagelijks neemt, keuzes, die overigens ook veel over diens ideeën zeggen. Hij hoopt, dat mensen na het lezen ook voor altijd met andere ogen naar schilderijen zullen kijken. De gemiddelde museumbezoeker kijkt negen seconden naar een kunstwerk. Dat mag voor een foto misschien voldoende zijn, voor een schilderij is dat veel te weinig.
De kracht van een schilderij ligt juist in de opeenstapeling van honderden, misschien wel duizenden beslissingen van zeer verschillende aard, die de schilder heeft genomen. Hij heeft moeten bedenken hoe groot zijn doek zal zijn, of hij dat doek zelf prepareert en waarmee, wat voor verf hij gebruikt, hoe laat hij gaat werken en hoe het licht er dan bij staat en dan is hij nog niet eens toe aan de compositie, het kleurgebruik, de penseelstreek en de afwerking. Allemaal aspecten, die van cruciale invloed zijn op het uiteindelijke beeld. Wie daar oog voor heeft, kan uren naar een schilderij kijken“, aldus de schrijver.

Het lastigste vond hij het selecteren van de schilders. Kunstenaars, die een belangrijke theoretische rol in de Nederlandse schilderkunst hebben gespeeld, zoals Jan Dibbets en Peter Struycken, vielen af omdat ze niet pasten in de opzet van het boek. Andere schilders haakten zelf af, zoals Karel Appel, die zich op zijn leeftijd ‘alleen nog maar aan het schilderen wil wijden‘. Met René Daniëls en Rob Scholte bleek een gesprek niet mogelijk. De schrijver praatte uiteindelijk met veertien van de ‘beste levende schilders‘, die een zo breed mogelijk beeld geven van de manieren, waarop Nederlandse schilders de afgelopen zestig jaar zijn omgegaan met hun vak. Het boek begint met Constant en Co Westerik, die rond de oorlog zijn opgeleid. Vervolgens komen Armando, Daan van Golden, Lucassen en Ger van Elk aan het woord, die de crisis in de schilderkunst volop meemaakten. Rob Koningsbruggen, Marlene Dumas, Emo Verkerk en Marc Mulders begonnen nadat de schilderkunst was doodverklaard. ‘Verf’ eindigt met de ‘jongeren‘ Rob Birza, Michael Raedecker, Charlotte Schleiffert en Robert Zandvliet, vertegenwoordigers van de eerste generatie schilders. die zijn opgegroeid zonder de hete adem van een avant garde in hun nek.

De meeste geïnterviewden hebben een uitgesproken mening over het materiaal, waarmee ze werken. Zo vindt Constant acrylverf ‘rotzooi’. “Het geeft harde, ordinaire kleuren. Reclamekleuren noem ik dat altijd maar.” Maar Charlotte Schleiffert vindt acryl juist veel prettiger dan olieverf. “Olieverf is zo stroperig, zo traag en je hebt alsmaar die stinkende bak terpentine om je heen, omdat je telkens je kwast moet schoonmaken. Nee, ei tempera is veel prettiger. En acryl ook. Dat droogt lekker snel, dat vind ik ook handig.” Zonder verf geen schilderij, maar tegelijkertijd kan die verfhuid zich ook zo opdringen, dat het de blik op de voorstelling verdoezelt, vindt Rob van Koningsbruggen. ,,Ik vind een schilderij pas goed als ik de verf niet meer zie, als de verf geen materie meer is en volledig is verdwenen in het schilderij.

Vaak wordt gedacht, dat grote kunstenaars geen voorbeeld nodig hebben. Toch blijkt voor velen een foto het beginpunt van wat er uiteindelijk op het doek verschijnt. Rob Birza: “Schilderen naar een foto lijkt misschien simpel, maar eigenlijk is alleen de plaatsing op het doek makkelijk. De rest moet je toch zelf invullen.

Als de schrijver één ding heeft geleerd uit de gesprekken is het, dat een goed schilderij een paradox is. “Het is opgebouwd uit vele honderden beslissingen, maar tegelijk wil elke schilder dat zijn doek op de toeschouwer overkomt als één geheel, één beeld, dat er altijd is geweest en nooit meer zal verdwijnen.” Juist die spanning maakt volgens Den Hartog Jager dat goede schilderijen de toeschouwer eeuwen hebben geïntrigeerd, en dat, als het goed is, nog eeuwen zullen blijven doen. “Als we maar blijven kijken. Liefst wat langer dan negen seconden…

Trouw, 25 oktober 2004

https://www.trouw.nl/cultuur/kijk-langer-dan-9-seconden-naar-een-schilderij-ervaar-de-kracht-van-de-misschien-wel-duizenden-beslissingen-~a2c688c4/

Meer informatie:
https://robscholtemuseum.nl/?s=Hans+den+Hartog+Jager