H.H.J. van As – De Gekruisigde slechts als lijdende mens: Veel tegenspraak oproepende tentoonstelling moderne kunst in De Wieger te Deurne

Vorige week ging het in een stuk over christen-kunstenaars en hun werk- hier ook over de vraag, wat ‘christelijke kunst’ is. Men zou denken, dat een expositie “Het beeld van Christus in de hedendaagse kunst” wel zoiets moet zijn. Maar schilders als Marlene Dumas, Anton Heyboer, Hans Kanters, Henk Visch of nu wijlen Lucebert staan niet bekend om hun genegenheid jegens het christelijk geloof noch om bijbels geïnspireerde kunst. Wat móet je nu met zo’n expositie, met de opmerkelijke titel van een der werken, “Jezus is boos”?

Op zich is die titel niet onbijbels: Jezus uitte Zich soms heftig: Hij kon toornen (boos zijn) over hen die het Huis van Zijn Vader verontreinigden, ontroerd zijn, verdriet hebben over de dood van Lazarus. Afgezien dus van die benaming: wat willen de samenstellers hiermee? We kunnen liturgie wetenschapper dr. Regn. Steensma toch niet verdenken van (lust tot) smalende godslastering?

Kerk en kunst

De mede door hem ingerichte expositie, nu in Museum De Wieger in Deurne, later in Museum het Catharijneconvent in Utrecht, kan niet primair bedoelen christenen te shockeren. Hoe komt het, dat ik sommige kunstwerken als profaan en schokkend onderging? (Afgezien nog van de vraag of men de Gekruisigde in al te menselijke beelden kan ”vangen”). De catalogus hierbij verscheen in de serie “Religie en Kunst” van het Instituut voor Liturgie wetenschap der RU Groningen. Steensma houdt zich in publicaties zoals “In de spiegel van het beeld” intens bezig met de relatie van kerk en kunst en met het beeld van Christus vooral als lijdende mens, niet als verlossende Middelaar- in de moderne kunst.

Steensma en de zijnen pleiten voor meer kunst in de kerk. Dat hij als liturgie-wetenschapper een grote plaats toekent aan het beeld in welke vorm dan ook- in de eredienst, is dus niet vreemd. Als hij dan zou wijzen op werk van Marc de Klijn, Henk Helmantel of anderen die hun kunst toch maken vanuit christelijke inspiratiebron, had ik daar minder moeite mee. Voor kwaliteitswerk van christen-kunstenaars ik noem “De Tien Geboden” van Anneke Kaai en heb het niet over technisch slechte, maar vroom bedoelde plaatjes- haalt Steensma, zo is mij bekend, echter zijn neus op.

Karikaturen

Hij biedt hier een keuze van hedendaagse schilders die in de verte wel de kerkklok hebben horen luiden, maar al lang niet meer (willen) weten waar de klepel hangt. Anders gezegd: hij zoekt naar thema”s, die ”ergens” wel bijbels geïnspireerd lijken, maar die het werk zijn van kunstenaars wier christenzijn verder volledig ontbreekt of op z”n minst zeer dubieus is. In het totale oeuvre van Kanters of Heyboer speelt de lijdende Man van Smarten verder geen rol.

Als men zich Hem dan in mijn ogen wederrechtelijk toe eigent, gebeurt dat op een wijze die ver afstaat van de Christus der Schriften, zelfs in een minder orthodox calvinistische zin. Hier is sprake van Christus karikaturen en van een zozeer vertekend beeld dat ook een ”rekkelijk” christen er geen kant mee uit kan. Iemand als de rooms-katholieke priester en kunsthistoricus dr. Antoine Bodar echt geen gereformeerde cultuur mijder… – sprak met weerzin over de hier geëtaleerde kitsch en on-kunst. Hij vond bepaalde werken leeg en profaan.

Het probleem is niet nieuw. Moeten kerk en christenheid zich juist in de kunst en letteren laten gezeggen door erkende on- of andersgelovigen? Is een auteur als Maarten ”t Hart niet te verwarren met de gelijknamige fijnschilder- of Jan Siebelink of een kunstenaar als Jan Wolkers de aangewezen persoon om de kerk haar feilen te tonen? Moet het geloof dus een duidelijke boodschap hebben aan kunstenaars zoals de in Deurne getoonde Alain Teister, de ook artistiek kwalitatief onbenullige kitsch van Rob Scholte, Alexander Schabracq en het profane “Bloedend moederhart” van Kinke Kooi? Ik weiger dat te aanvaarden.

Troosteloos

Ik zeg niet dat buitenstaanders geen accenten kunnen leggen die ”ingewijden” soms over het hoofd zagen. Luceberts “En zij wendden zich af van het Kruis” geeft haast op de wijze van Jeroen Bosch weer, hoe de mensen in vele kleuren- zich vol walging van de Gekruisigde, door de kunstenaar wel als “Grote Eenzame” aangeduid, afkeren. Op deze olieverf is de boodschap sprekend. De geschonden Kruiseling hangt ver weg verbannen in de gitzwarte nacht. Er klinkt volstrekte afwezigheid van hoop en troost op uit dit doek. Dat er na de kruisiging nog een kruisafname en verrijzenis volgde, heeft de kunstenaar hier niet vastgelegd. Ook als dichter wees Lucebert de verlossing door de “Geheel Andere” van de hand.

Naast Lucebert zijn er anderen wier werk bijna profetisch spreekt, ongeacht hun achtergrond die ons niet altijd bekend is. Van de ruim veertig werken olieverf, kleur ets, gemengde techniek, tekening en zo meer- zijn er enkele misschien een stuk of tien?- waar ik minder moeite mee had of die me om uiteenlopende redenen wel aanspraken. Kunst, zeker kunst rond dit zo centrale thema van de lijdende Christus, mag en zal emoties oproepen en mag ons best overeind doen komen uit onze gezapige luie stoelen. We hóeven niet te blijven stilstaan bij tijdgebonden, Piëta-achtige, Jezus beelden uit een gekerstend Avondland.

Godslasterlijk

Dat betekent echter niet dat we zich bruut in verf uitlevende godslasteraars een plaats moeten geven op zo”n tentoonstelling. Laat staan dat we ons zouden moeten laten beleren door zulke, zich autonoom wanende, mensen die op hun wijze vrijheid blijheid, nietwaar?- met het thema van de Kruiseling aan de haal gaan. Daarom wijs ik de bewerkte foto”s “Passion” van Rins Boschma hier als smakeloos en profaan van de hand. Een erotische liefdesscène uit een Japanse film en een detail van Botticelli”s “Kruisafname” kunnen niet samengaan, al probeert Steensma in z”n toelichting een positieve draai te geven aan dit werk.

Ook het naar mijn smaak sterk homo-erotische- werk van Paul Klemann, die zeer bewust zijn rooms-katholieke opvoeding van zich wierp, bevindt zich voor mij aan gene zijde van een niet te overschrijden grens. Fatsoenshalve moet ik zelfs een beschrijving van zijn “Gebed”, “De bespotting van Christus”, zijn “Crucifix in de trein” en “Uitstel van executie” hier achterwege laten. Ook nu blijft een kritisch commentaar van Steensma achterwege. Ook met “Corpus” van Hans Kanters de Gekruisigde hangt niet aan een kruis, maar aan een C & A kleerhangertje tegen een met graffiti vol gekliederde muur- kan ik geen kant op.

Naar Da Vinci

Valt er dan niets goeds te zien op deze expositie? “Last Supper” (“Laatste Avondmaal, er gebeurde een wonder”) van Frans Franciscus spreekt aan, omdat het duidelijk naar Da Vinci”s werk verwijst en is geschilderd in een aan de Spaanse Renaissance-kunstenaar Juan de Juanes ontleende stijl. Opvallend ontbreken alle personen op dit grote doek. Alleen goudkleurige glazen (kelken) geven plaats en houding der Avondmaal deelnemers aan. J. de Wal noemt de voorstelling vrolijk en plezierig. Eén kelk staat somber gekleurd onaangeroerd op tafel; die van Judas. Er is dus een wanklank bij die eventuele vrolijkheid.

Indringend vond ik het grote drieluik “Apokathilosis” (Kruisafname) van de Cyprioot Lefteris Olympios, die in ons land werkt en wiens Grieks orthodoxe verleden duidelijk meespreekt. Hij zal zijn werk dit jaar ook in Griekenland exposeren en hij is bang dat men het daar, door de machtige Orthodoxe Kerk, als een schandaal zal ervaren. Dat zie ik eerlijk gezegd echt niet in. Het lijkt me een vrij sterke en rijke schildering. “Crucifix. Target” van Jacques Frenken is daarentegen erg kitscherig. De Kruiseling vormt het middelpunt van rood-wit- groen-zwarte schietschijf zoals die bij militaire oefeningen wordt gebruikt.

Os en ezel

Intrigerend vond ik de olieverf “Dat de Kruize weder terug Incarnere” van Diederick van Kleef (1954). Of die rare titel een citaat is, weet ik niet, maar het is een tot nadenken stemmend tafereel, met een afgezaagde boom als kruis, gebroken kruisarmen, een doornenkroon op de zaagsnede, bloedvlekken en links en rechts de uit de middeleeuwse kunst bekende ezel en de os die verwijzen naar de vleeswording (Incarnatio) van Christus in Bethlehem.

Hoe moeten wij nu staan tegenover deze moderne kunst rond één wezenlijk thema uit het christelijk geloof? Alles afdoen als brute godslastering zou niet terecht zijn. Dan zou men ook bij Jeroen Bosch en Lucas van Leyden (“Laatste Oordeel”) wel blasfemische taferelen kunnen vinden. Die moderne kunstuitingen in al hun verscheidenheid toejuichen als nieuwe bijbel verklaringen of commentaren op het Lijdensevangelie in verf en hout kan evenmin. Ook Steensma en zijn medewerkers zochten naar een benadering tussen verguizing en lofprijzing in. Maar waar zij vaak hartgrondig “ja” zeggen, zeg ik soms even hartgrondig “nee” of op z”n minst blijf ik met heel veel vraagtekens zitten.

Jezus toornt

De catalogus heet naar het werk “Jesus is boos” (gemengde techniek, 1983) van de Zuid Afrikaanse, in ons land werkzame, schilderes Marlene Dumas. De titel is voor meer dan één uitleg vatbaar. Dumas tekende een zwart (of diep-paars) hoofd met blauwige ogen en mond en je denkt even aan de Lijkwade van Turijn. Zou Dumas menen, dat Jezus toornt over de toen nog heersende apartheid? Volgens conservator R. Smolders van museum De Wieger gaat het om iets anders: Dumas groeide op in een christelijk Afrikaans gezin en ze beeldt hier juist de nachtmerrie uit die (blanke) christenen van Jezus zouden hebben gemaakt.

Als kind leerde Dumas Jezus vooral zien als een strenge schoolmeester die alles ziet en bestraft. In het godsdienstonderricht wordt Jezus zo tot een kwaadwillige, de mensen vijandig gezinde, figuur gemaakt. Díe (karikaturale, vA) Jezus heeft Dumas hier volgens Smolders willen weergeven.

Het is niet de Christus der Schriften en de Verlosser van zondaren die wij in deze en veel andere kunstwerken tegenkomen. Het zijn (ál te) menselijke denk-beelden, verwrongen Godsbeelden correct, uitzichtloos en daarmee wel duidelijke tijdsbeelden van de late twintigste eeuw. De andere kant van de Lijdende: de van het kruis verloste Die Zelf Verlosser is en Die wél troost en hoop en uitzicht biedt, wordt hier verzwegen. Toch zijn er christen-kunstenaars die déze lichtkant van het donkere kruis verbeelden. Voor hen hadden Steensma en zijn mede samenstellers geen oog.

Symbolen taal

Daarom deugt de ondertitel van boek en expositie niet. Dit is niet “Het (complete) beeld van Christus in de hedendaagse kunst”. Het boek bevat vijf essays, te beginnen met “Christus, gered van de dood in de religie” door prof. F. de Lange. Dan “Het nieuwe Christusbeeld vanuit de iconografische traditie” door drs. P. P. W. M. Dirkse. R. Smolders bespreekt “Het ongebroken geloof in nieuwe beelden”. Drs. J. de Wal gaat in op “Tussen spot en onverschilligheid. Vervreemding en het Christusbeeld van vijf Nederlandse kunstenaars” en dr. R. Steensma belicht “De kerk en het nieuwe Christusbeeld”. Het zijn soms vrij verhelderende bijdragen, al delen wij opvatting en conclusie lang niet altijd.

Dat de hedendaagse kunstenaar niet erg bijbelvast is en een grote vrijheid van interpretatie hanteert, zoals Smolders opmerkt, willen we graag aannemen. Er is hier geen sprake van bijbelse of kerkelijke kunst of een kerkelijke opdracht.

Volgens prof. De Lange voelen sommige kunstenaars zich verwant met het geloof, anderen hebben zich ervan gedistantieerd. ,,Maar allen bewegen zij zich min of meer in dezelfde symbolische ruimte, die door twintig eeuwen christelijke traditie is gevormd. Zij benutten dezelfde religieuze tekentaal”. De Lange noemt het opmerkelijk dat veel kunstenaars de kruis-symboliek hanteren. De Christusfiguur wordt zo nagenoeg geheel geïdentificeerd met het lijden. In veel van dit werk wordt volgens deze theoloog geprobeerd ,,Christus te redden van de dood in de religie”.

Catalogus

Het boek “Jezus is boos” bij de expositie bevat in kleur het tentoongestelde werk. Dat werk is in mijn ogen soms bijna of geheel godslasterlijk. Daarom vind ik het onbegrijpelijk, dat de christelijke uitgever Boekencentrum in Zoetermeer dít boek (ƒ 35,-) zó wilde uitbrengen. Is men misleid door de opzet: het beeld van Christus door hedendaagse kunstenaars? Ondanks al m”n begrip voor het eigentijds ”verwoorden” van bijbelse kernthema”s door dichters en schilders, acht ik het werk van bijvoorbeeld Rins Boschma, Anne Feddema, Paul Klemann en Kinke Kooi smakeloos en beslist onaanvaardbaar.

Ook hét museum voor de historie van kerk en christendom in ons land, het Catharijneconvent in Utrecht, zou zich nog eens moeten afvragen of ze deze expositie zó wel in april van De Wieger willen en moeten overnemen. Het zou trouwens hun eerste tentoonstelling zijn van hedendaagse kunst en die kunnen ze, gezien de aard van dit museum, ook beter overlaten aan het Centraal Museum.

“Laatste Avondmaal, er gebeurde een wonder” van Frans Franciscus is een immense olieverf op doek uit 1990. Leonardo da Vinci en Juan de Juanes inspireerden hem tot dit bijna magisch-realistisch aandoende werk in De Wieger. Foto”s uit catalogus

Dit houten beeld van Henk Visch uit 1986 een oud kruisbeeld dat als het ware wordt vermorzeld door twee wagenwielen- noemt hij “Hoe schitterend moet dit schijnen voor hem die het begrijpt”.

Kitsch-kunst in De Wieger van de thans door een bomaanslag veel in het nieuws zijnde schilder Rob Scholte. Dit grote acryl- en goudverf doek ontwierp hij als omslag voor het kerstnummer van de Haagse Post in 1986.

Reformatorisch Dagblad, 17 februari 1995, p. 22

http://www.digibron.nl/search/detail/012de53b5d7af627f94ec31a/de-gekruisigde-slechts-als-lijdende-mens/19