Geert Sels – ‘Als je de boel verneukt, doe het dan op niveau’ + François Villon – Ballade des pendus + Ballad of the hanged + Ballade van de gehangenen + KRO – De Wandeling: Michel van Rijn
Michel van Rijn: ‘Als je de boel verneukt, doe het dan op niveau’
Begin deze maand raakte bekend, dat 173 kunststukken van onschatbare waarde terugkeren naar Cyprus. Daar werden ze tijdens de Turkse bezetting in 1974 in bulk buiten gesmokkeld. We zochten de Nederlander Michel van Rijn op: als gewezen kunstdief smokkelde hij de kunst uit Cyprus buiten, als informant hielp hij ze er nadien opnieuw in.
Bij ons haalde het bericht de kranten niet. In Duitsland wel. In München is het hoogste gerecht na een slopende procedure van vijftien jaar eindelijk tot een uitspraak gekomen. Het heeft beslist, dat de Turk Aydin Dikmen, 75 inmiddels, 173 religieuze iconen en mozaïeken moet teruggeven aan Cyprus. Van vijftig bijkomende stukken wordt eerlang hetzelfde verwacht. Op de markt zijn ze miljoenen waard.
‘De archeoloog’ werd Dikmen genoemd, en hij was beste maatjes met de Turkse officiers, die in 1974 het noordelijk deel van Cyprus bezetten. Aan de orthodox christelijke symbolen hadden die een broertje dood. Kerken en kloosters werden onteerd en opgeblazen. Verhuld door het puinstof en onder bescherming van de Turkse troepen roofden kunstdieven de religieuze schatten het land uit. Fresco’s werden twintig centimeter diep uitgeboord, per heiligentafereel kwamen er vaak wel tot twintig ‘kopjes’ vrij. Krat per krat werden mozaïeken en iconen het eiland af gesmokkeld. Aan de hand van foto’s werden ze nadien tegen grof geld op de westerse kunstmarkt aangeboden.
Zo deed Aydin Dikmen. Met in zijn kielzog de Nederlander Michel van Rijn, die mee tussen de checkpoints laveerde en zich een vrije doorgang naar het allerheiligste kocht. Van Rijn was een geducht kunstsmokkelaar, die vanuit Beiroet, Parijs en Rome zaken deed, iconen over de Russische grens smokkelde en Japanners dure vervalsingen verpatste. Over hem zou Dick Ellis, rechercheur bij Scotland Yard, later zeggen, dat hij verantwoordelijk was voor negentig percent van de kunstmisdrijven ter wereld, en ‘voor die andere tien percent zou hij ook wel willen tekenen.’ Een opzienbarende credit, en als het niet waar is, klinkt het alleszins goed.
Toen de netten van de opsporingsbrigades zich eind jaren ’80 om Van Rijn sloten en voormalige handelspartners prijzen op zijn hoofd zetten, bekeerde hij zich tot het andere kamp. In ruil voor bescherming tipte hij de politie. Zo bood hij zich in 1997 als kandidaat koper bij Dikmen aan, met een razzia op diens appartementen tot gevolg en een spectaculaire inbeslagname van kunststukken. Het Beiers gerecht heeft er tot nu over gedaan om de zaak af te sluiten.
Michel van Rijn is nog steeds op vrije voeten. Zou hij te contacten zijn?
Enkele jaren geleden had hij een website, waarop hij onthullingen uit de kunstmarkt openbaarde. Grote veilinghuizen en handelaars moesten het daar ontgelden. De site is opgedoekt. Langs die weg vinden we hem niet. Naar verluidt heeft hij de jongste jaren enkele boeken geschreven. Op het internet vinden we thrillers als Cuba Libre en Het Mekka Manuscript, die zich afspelen in de (onder)wereld van de kunst. Bingo! Een paar dagen na de bemiddeling van de uitgeverij gaat de telefoon: ‘Met Michel van Rijn’.
Daarop volgt een intens mailverkeer, waaruit zijn talent blijkt om mensen voor zich in te nemen. Hij houdt van de Belgen, nergens is de volksaard zo bourgondisch en de spijskaart zo uitlezen. Als gewezen smokkelaar weet hij, dat het er aangenaam zakendoen is. Alles kan. Er is amper controle. Zijn rabauwenverleden steekt hij niet weg. Integendeel, één van zijn mails sluit hij af met de Ballade des pendus van de dichter vagebond François Villon (1), waarin gehangenen aan de galg hun lot bewenen. De kunsthandel is keihard, maar er mag gelachen geworden.
Dan zien we elkaar. In een restaurant in de Brusselse Zavelbuurt. Het lijkt een vloek in een biechtstoel. Volgens een voormalig kunstrechercheur hadden alle galeristen in de buurt ooit zijn foto in hun lade liggen. ‘Van Rijn heeft hier ooit een heksenjacht ontketend’, zegt de rechercheur, ‘om illegale Nok beelden uit Nigeria op te sporen.’ Nu zit hij rustig op het terras te roken. Hij is niet meer de getrainde atleet. Of de man in het elegante pak, die ik op foto’s heb gezien, met een smal snorretje en het haar achteruit in wetlook.
‘Het maakt niet uit’, zegt hij. ‘Geld is maar een middel. Ik hou van luxe, maar ik kan net zo goed op een veldbedje slapen. Chichi, ach, ik heb het allemaal gehad. Ik heb me te pletter verdiend. Champagne, party’s, mooie meiden, dure hotels, een privé jet… allemaal meegemaakt. Ik maak me er geen zorgen over. Mijn devies is, dat geld uit het raam naar buiten vliegt, maar dat het altijd wel weer langs de deur naar binnen komt.’
Michel van Rijn (62) werd geboren in Parijs, en groeide op in Amsterdam in de buurt van het dierenpark Artis. Zijn vader was een bemiddeld tandarts en verzamelaar van primitieve kunst. Zijn moeder was joods Frans en gegrepen door het schilderen. Leden van de Cobra groep, zoals Constant en Jan Sierhuis, waren er vriend des huizes. Schoollopen was niet zijn uitverkoren bezigheid. Terwijl zijn klasgenoten zich voorbereidden op hun eindexamen, trok hij met zijn vriend naar de bazar van Istanboel. Hij kocht er de jasjes van omgekeerd schapenvel, die toen het uniform van de hippies waren. Hij kocht ze in Istanboel voor 100 gulden en verkocht ze in Amsterdam voor 125 gulden. Een lucratief handeltje. Tot hij op zekere dag een antiek wierookvat kocht. Toen dat dertig keer meer bleek op te leveren dan een hele minibus schapen jasjes kreeg hij een idee.
Sindsdien takte Van Rijn twee circuits op elkaar aan: het clandestiene en het openbare. Via een Turks contact begon hij iconen te smokkelen. Die bracht hij in een nette kunstgalerij aan de Amsterdamse Prinsengracht aan de man. De Nederlandse omroep wijdde in een uitzending een item aan de jonge twintiger, die zich specialiseerde in zeldzame iconen. Een informant introduceerde hem in het smokkelcircuit in Armenië, langs waar prachtige stukken uit Russische collecties naar buiten sijpelden. Toen zijn eerste kist iconen in Amsterdam werd afgeleverd, overviel hem een duizeling. Hij wist: ik ben schatrijk nu.
Terwijl hij het vertelt, bestelt hij zijn volgende dubbele wodka. Het zou me niet verbazen als hij een personage van Tsjechov onder tafel kon drinken. ‘In Rusland heb ik leren drinken’, zegt hij. ‘Als je niet met hen drinkt, vertrouwen ze je niet. Een afspraak werd er afgerond met handjeklap. Kwam je in hun systeem, dan was je familie. Die verlink je niet. Tijdens het USSR regime hadden ze je geld nodig. Er was een zwarte markt en voor hen was ik de schakel om alles in het westen te slijten. De mooiste iconen hebben we daar uit de kelders van de musea gehaald.’
Hij kocht een stek in Beiroet, toen een kosmopolitische stad waar de beau monde samen troepte, en een handige uitvalsbasis om Armenië, Turkije, Griekenland en Cyprus te bespelen. Zijn iconenhandel floreerde als nooit tevoren. De smokkelroutes waren solide. Leden van de douane zaten mee in de trafiek en het kostte weinig moeite (wel geld) om de vereiste stempels te krijgen voor de koopwaar. Terwijl hij al in het vliegtuig zat, werd er voor zijn lading gezorgd. ‘Ik zag ze op het vliegtuig laden terwijl ik aan boord zat’, zegt hij. ‘Het was amper te geloven. Je ziet je eigen bagage op het vliegtuig geladen worden, gevolgd door drie kisten gestolen kunst.’
In die tijd lukte het nog om stapels dollars in een jas zoom te naaien. Van Rijn verwisselde regelmatig van look en had verschillende paspoorten. ‘Ik had ooit een échte identiteitskaart nodig in Amsterdam. Die kostte negentig euro. Nou, was dat even een meevaller. Ik was gewend, dat de kostprijs van die spullen veel hoger lag’ (buldert).
Kunst smokkelen ging na verloop van tijd naadloos over in kunst vervalsen. ‘Toen er nog volop in Pompeji gegraven werd, zetten we er soms valse spullen neer. Dan vloog ik klanten over uit Amsterdam. Het zag er allemaal heel authentiek uit. Dan werd er rechtstreeks uit de sleuf verkocht. Ik vind: als je de boel dan toch verneukt, doe het dan op niveau.’
Een interessante markt ging voor hem open toen Japan in de jaren 70 kunst nodig hadden om hun nieuwe musea te stofferen. Op een expositie in Delft werd hij benaderd door Mister Nakatumi, die een wel zeer precieze bestelling plaatste: vijftig iconen van 30 op 40 centimeter. ‘Ze waren vooral geïnteresseerd in afbeeldingen van ‘’moeder met kind’’. Dan heb ik tegen de deadline alles opgekocht wat ik kon vinden van ‘’moeder met kind’’. Ik ben ginder een lezing gaan geven. Daarin legde ik uit, dat iconen zeer divers kunnen zijn, en dat de groottes erg kunnen variëren. Warm applaus. En dan komt de voorzitter van de club zeggen, dat hij het zou waarderen als die iconen tóch allemaal 30 op 40 centimeter zijn. Tja, als dat echt moet, dan kunnen ze die krijgen, natuurlijk.’
Helemaal hilarisch is de verkoop van een portret van Rembrandt aan een Japans museum. Van Rijn diste het verhaal op, dat hij een afstammeling was van Rembrandt van Rijn, en dat hij trots was, dat hij het kunstwerk driehonderd jaar in de familie had kunnen houden. Via een smoes praatte hij zich binnen in het historisch patriciërshuis Amstelrust, dat te koop stond. De kandidaat kopers gingen er van uit,dat ze het schilderij bekeken in het kasteel van zijn voorouders. ‘Ze waren zo naïef,’, zegt hij, ‘soms liep je in Japanse musea en hing de sticker met ‘’vendu’’ nog op het schilderij.’
Van Rijn kan vertellen. Hij is flamboyant en kleurrijk. “Stel me geen vragen, dan kan ik geen leugens vertellen“, is één van zijn motto’s. Eén van zijn manieren om in het leven te staan, is de mensen steeds maar de helft te laten zien. Welke helft, dat is nooit zeker.
Zo bijvoorbeeld over de periode, waarin niet alleen kunsttransacties, maar ook onderlinge afrekeningen een drijfveer worden. Omdat Sotheby’s hem ooit gerold had, zette Van Rijn een val voor hen op. ‘In Athene had ik het vertrouwen gewonnen van een top vervalser. Goedkope gouden en zilveren munten smolt hij om tot een Avaren schat. Sotheby’s liet ze onderzoeken en ze kwamen uit in de zesde eeuw. Toen hebben ze een knoert van een catalogus laten drukken, met een fenomenaal verhaal erbij. De Fabels van Lafontaine waren er niets bij. Na het eerste lot heb ik ze gebeld, en gezegd dat ik van elke fase van het productieproces foto’s had. Als ze niet stopten, zou het de dag daarna in de Herald Tribune staan. De veiling is stopgezet. (anticiperende pauze) Nu ja, het stond de dag nadien evengoed in de Herald.’
In documentaires over hem, zoals The artworld dodger, wordt gezegd, dat hij mails bijhoudt, foto’s maakt, gesprekken opneemt en dat hij niet aarzelt om dat materiaal te gebruiken. Organisaties onder druk zetten en chanteren hoort bij het spel. Toch circuleert van het verhaal van Sotheby’s een andere versie. Een oud medewerker van hem zei ooit aan de Volkskrant, dat Van Rijn een schat wou maken en die ten gelde maken. En dat hij daarbij door het ijs gezakt is. ‘Larie’, zegt Van Rijn, ‘dat is jaloezie van een assistent.’
Nog voor zijn veertigste stapte Van Rijn eruit. ‘Op een gegeven moment was de wereld te klein voor mij. Alles wat fout ging, werd aan me toegeschreven. Toen ben ik uit de kast gekomen. Ik schreef het boek Hot art cold cash, waarin de mechanismen van de kunsthandel werden blootgelegd. Daardoor was de weg terug voor mij afgesloten. Dan moet je op een gegeven moment durven zeggen ‘’oké, hier ben ik.’’ Als je op je veertigste nog denkt, zoals op je vijfentwintigste, ben je geen meter opgeschoven. Ik heb milities zien binnenvallen in galeries in Beiroet, kinderen zien afknallen, ben zelf een paar keer beschoten.’
‘En weet je, ik haat dat huichelachtige sfeertje in de kunstwereld. In een galerie zie je onder het genot van een glas champagne de schoonheid, maar daarachter loopt een spoor van bloed. Het is een linke boel. Die echtheidscertificaten, dat slaat toch nergens op? Ze hebben niet meer om het lijf dan een waarmerk van de huisvrouwenraad. Als je vrienden hebt in het circuit, en je gaat lekker eten en drinken, dan kun je toch elk label krijgen, dat je maar wil?’
Hier en daar hoor je, dat hij dubbel spel speelt. Dat hij onder dekking van de politie toch nog zaakjes regelt. ‘Ik ben geen dubbelspeler. Als je werkt met Scotland Yard, de Italianen of de Fransen, dan besodemieter je die niet. Want dan zat ik hier niet. Kijk, als free agent kan ik dingen doen, die de politie niet kan. Ik weet veel en heb veel relaties. Ze respecteren me. Ze weten ook wel, dat ik geen tasjesdief ben. Zo is het ook met die Cypriotische iconen gegaan. Tazoula Hadjitofi, die jaren geijverd heeft voor de terugkeer van die stukken, heeft me vertrouwd. Ze heeft een bedrag van een half miljoen dollar ter beschikking gesteld om bij Dikmente kopen.’
Dat ziet Hadjitofi toch anders. ‘We hadden geen keuze’, zegt ze aan de telefoon uit Den Haag. ‘Rechtszaken duurden te lang. Dus hebben we ten einde raad gekozen voor een informant. Eigenlijk vertrouwden we Michel van Rijn niet. Het kon zijn, dat hij met het geld zou verdwijnen. Of dat hij vervalste iconen aanbood. Dus hebben we een half miljoen dollar gegeven, zodat hij het crimineel circuit kon blootleggen. Hij liet de actie filmen door Channel 4 om te bewijzen, dat hij de iconen van iemand anders gekocht had.’
Heeft Van Rijn zich met dat half miljoen laten betalen? Van Rijn: ‘Nee, er was geen commissieloon. Als ik geen ontzettend goede dief was, had ik er niets aan verdiend. Ik heb hier grote risico’s voor gelopen, dat doe ik niet voor de kat zijn kut.’
Dus heeft hij het duurste stuk van de collectie, het Andreas mozaïek, maar voor zich gehouden? Hadjitofi: ‘Van Rijn zegt, dat hij de sleutel van de kluis heeft. Waar die kluis is, houdt hij geheim. I’m not finished with you yet, zegt hij.’
Van Rijn: ‘Ik laat in het midden, of ik nog kunst uit Cyprus bezit. Het stoort me, dat de teruggekeerde kunst niet verder dan het Nationaal Museum en het Aartsbisschoppelijk Paleis geraakt, en niet naar de kerkjes, waar ze vandaan komt. Het Turks en Grieks gedeelte van Cyprus blijft maar in verdeeldheid. Als daar ooit iets zou veranderen, sluit ik niet uit, dat er nog wel eens iets terugkeert (pauzeert). Áls ik in de mogelijkheid verkeer om iets terug te geven.’
Hoe komt het dat hij op vrije voet is? ‘Ik ben 62. Dat ben ik niet geworden, omdat ik zo’n lieve jongen ben. Ik pretendeer niet de moral high ground. Links en rechts heb ik ook wel wat tikken uitgedeeld. Er zijn mensen uit de onderwereld en de bovenwereld, die me beschermen. Wat Cyprus betreft, is er gezegd, dat het verleden voorbij is. Dat is bezegeld door aartsbisschop Chrysostomos. Daar heb ik dispensatie voor gekregen’ (schatert).
‘Maar weet je, over een paar jaar ben ik er niet meer. En de kunst wel. Die zal er altijd zijn.’
De Standaard, April 29, 2013
https://www.toncremers.nl/michel-van-rijn-als-je-de-boel-verneukt-doe-het-dan-op-niveau/
Ballade des pendus
Frères humains, qui après nous vivez,
N’ayez les cœurs contre nous endurcis,
Car, si pitié de nous pauvres avez,
Dieu en aura plus tôt de vous mercis.
Vous nous voyez ci attachés, cinq, six:
Quant à la chair, que trop avons nourrie,
Elle est piéça dévorée et pourrie,
Et nous, les os, devenons cendre et poudre.
De notre mal personne ne s’en rie;
Mais priez Dieu que tous nous veuille absoudre!
Si frères vous clamons, pas n’en devez
Avoir dédain, quoique fûmes occis
Par justice. Toutefois, vous savez
Que tous hommes n’ont pas bon sens rassis.
Excusez-nous, puisque sommes transis,
Envers le fils de la Vierge Marie,
Que sa grâce ne soit pour nous tarie,
Nous préservant de l’infernale foudre.
Nous sommes morts, âme ne nous harie,
Mais priez Dieu que tous nous veuille absoudre!
La pluie nous a débués et lavés,
Et le soleil desséchés et noircis.
Pies, corbeaux nous ont les yeux cavés,
Et arraché la barbe et les sourcils.
Jamais nul temps nous ne sommes assis
Puis çà, puis là, comme le vent varie,
A son plaisir sans cesser nous charrie,
Plus becquetés d’oiseaux que dés à coudre.
Ne soyez donc de notre confrérie;
Mais priez Dieu que tous nous veuille absoudre!
Prince Jésus, qui sur tous a maistrie,
Garde qu’Enfer n’ait de nous seigneurie:
A lui n’ayons que faire ne que soudre.
Hommes, ici n’a point de moquerie;
Mais priez Dieu que tous nous veuille absoudre!
https://nl.wikisource.org/wiki/La_Ballade_des_pendus
Engelse vertaling:
Ballad of the hanged
Human brothers who live after us,
Do not have (your) hearts hardened against us,
For, if you take pity on us poor (fellows),
God will sooner have mercy on you.
You see us tied here, five, six:
As for the flesh, that we nurtured too much,
It is already long-time [1] consumed, and rotting,
And we, the bones, become ashes and powder.
Of our pain let no one make fun,
But pray God that he wills to absolve us all!
If we call you brothers, you must not
Have scorn for it, although we were killed
By justice. Nevertheless, you know
That all men do not have staid common sense.
Forgive us, since we are shivering,
Toward the son of the Virgin Mary,
That his grace may not run dry for us,
Preserving us from the infernal wrath.
We are dead, let no soul harry us,
But pray God that he wills to absolve us all!
Rain has unsmirched and washed us
And the sun has dried and blackened us;
Magpies and crows have carved out our eyes,
And torn off our beards and eyebrows.
We never sit for a moment;
Now here, then there, as the wind changes,
at its pleasure, without cease (it) tosses us,
More pecked by birds than thimbles.
Do not then be of our brotherhood,
But pray God that he wills to absolve us all!
Prince Jesus, who has command of all,
Prevent Hell from having lordship over us:
With him, we have nothing to perform nor to trade.
Men, there is no mockery here,
But pray God that he wills to absolve us all.
https://en.wikipedia.org/wiki/Ballade_des_pendus
Nederlandse vertaling:
Ballade van de gehangenen
Gij mensenbroeders die ná ons blijft leven,
verhardt toch, jegens ons uw harten niet.
Wellicht zal God u later dankbaar wezen
Omdat gij meelij hadt met ons verdriet.
Wij hangen vijf of zes, zoals gij ziet;
Het vlees, dat zich te gulzig voeden liet
Is rot en wat aan flarden overschiet,
Zal met ’t skelet tot stof en as begeven.
Dus lacht niet met het leed dat ons geschiedt
maar bid tot God dat Hij ons mag vergeven
Indien wij, roepend , u als broeders eren,
wij, die de dood hier vonden door ’t gerecht,
wilt uw misprijzen tegen ons niet keren,
niet ieder weet zijn wegen even recht.
En is voor ons het laatste lood gelegd,
Dan komen wij in ’t eeuwig vuur terecht,
Vraagt dan de zoon der moeder maagd oprecht
Of er nog hoop op gratie is gebleven.
Geen ziel die ná de dood nog verder vecht.
Bidt gij tot God dat Hij ons mag vergeven.
Wij zijn gewassen en gebleekt door regen,
De zon heeft ons gedroogd en zwart gekleurd.
door raven zijn onz’ ogen uitgevreten,
door eksters baard en brauwen uitgescheurd
nooit hebben wij een stil moment bespeurd
want wijl de wind ons schomm’lend heeft versleurd,
werden wij, door de vogels, elk om beurt,
Als vingerhoeden ingeëtst en uitgesleten.
Dus mijdt onz’ confrerie, wat ook gebeurt
En bidt tot God dat Hij ons mag vergeven.
O, Jezus, Prins, Gij die de wereld leidt
Draag zorg dat g’ ons van ’t hellevuur bevrijdt.
Waarvan wij machteloos, de pijnen vrezen.
Vergeet nu elke spot en elk verwijt
en bidt tot God dat Hij ons mag vergeven.
https://lyricstranslate.com/nl/ballade-des-pendus-ballade-van-de-gehangenen.html
De Wandeling: Michel van Rijn
25 aug 2013 08:30 • KRO • 30 min
Michel van Rijn (62) is de grootste kunstsmokkelaar ter wereld. Interpol en Scotland Yard zitten al jaren achter hem aan.
https://www.npostart.nl/de-wandeling/25-08-2013/KRO_1628683
KRO, 25 aug 2013 08:30
https://www.uitzendinggemist.net/aflevering/225395/De_Wandeling.html
Meer informatie:
https://robscholtemuseum.nl/?s=Michel+van+Rijn
Plaats een reactie