Fanta Voogd – Punk in Amsterdam (2)

Na een aarzelend begin, maakte de Amsterdamse punkbeweging in 1979 een vliegende doorstart. Muziek en politiek raakten met elkaar verweven. Punk leverde in die jaren de soundtrack bij de stedelijke verloedering, maar luidde tegelijk óók de herwaardering in van het grotestadsleven. De laatste aflevering van een tweeluik over punk in Amsterdam. De eerste verscheen in maart.

Shockeren werd tot kunst verheven door de punks. Met gescheurde kleren, een badge van de Rote Armee Fraktion (RAF) of een veiligheidsspeld door oor, neus of wang. Een enkele punk doste zich uit met een hakenkruis of koos een bijnaam die aan de Tweede Wereldoorlog refereerde. Diana Ozon wordt er niet graag aan herinnerd dat zij zich korte tijd Gretchen Gestapo liet noemen en een ander meisje – van deels Joodse komaf – vernoemde zich naar concentratiekampbeul Ilse Koch.
Maar geleidelijk tekende het linkse engagement van de punks zich duidelijker af. Op 22 november 1978 vond het eerste Rock Against Racism-festival van Nederland plaats in Paradiso, met de punkbands Panic en Ivy Green. Tijdens de Nacht tegen Van Agt in het Amsterdamse Bos, zomer 1979 – doelwit was het kabinet Van Agt-Wiegel – speelden ook Amsterdamse punkbands. Punks doken groepsgewijs op in betogingen als Amsterdam Fietst en de grote vredesdemonstratie tegen de kruisraketten van 1981. Bands als The Ex en The Workmates hadden uitgesproken politieke teksten met een anarchistische ondertoon. De jongens van Amsterdamned waren actief in het communistische ANJV.
Er vond een kruisbestuiving plaats tussen de punk- en kraakbeweging. Zittende krakers voelden zich aangetrokken tot punk en jonge punks die het ouderlijk huis verlieten, vonden in kraakpanden een nieuw thuis. In twee jaar tijd ‘verpunkte’ de kraakbeweging en ‘verkraakte’ de punkscene. Huize Chaos, Oosteinde, het Heftige Huis, het Handelsbladgebouw, de Groote Keyser, Krakestein en de Wielingen werden deels en soms geheel bevolkt door punks. Punks stonden in 1980 in de frontlinies bij het verijdelen van de ontruiming van het kraakpand op de Vondelstraat (29 februari), op de barricaden die vervolgens het hele weekeinde standhielden, en bij de rellen die de inhuldiging van Beatrix op 30 april overschaduwden. Ook nu nog denken voormalige punks met satanisch genoegen terug aan deze kleine overwinningen op de gevestigde orde.

Zelfdoen
Kraken bood grenzeloze mogelijkheden om de fundamenten van de punkbeweging te versterken. Er was behoefte aan repetitieruimte en in de grote kraakpanden gingen bands met gipsblokken en steenwol aan de slag om die te bouwen. Nieuwe podia in kraakpanden als de Wielingen, de Groote Keyser, het Handelsbladgebouw en later in Emma, Van Hall en Wyers boden ruime gelegenheid op te treden.
Het beleden anarchisme en communisme ging niet erg diep. Gezien de vaak zeer jonge leeftijd van de punks was dat niet verwonderlijk. Maar de Do It Yourself-principes (DIY) brachten ze vol overgave in de praktijk. De singles, lp’s en cassettebandjes van de tweede lichting Amsterdamse punkbands kwamen zonder uitzondering in eigen beheer uit. Zelf muziek uitbrengen, zelf kleding maken, zelf tijdschriften uitgeven, zelf posters drukken, zelf buttons maken… Hoe divers de Amsterdamse punkbeweging ook was – van pretpunk tot links-radicale agitprop, van zware drugsgebruikers tot de avant-gardistische kunstenaars – de mentaliteit van het ‘zelfdoen’ vormde de bindende factor.
Het zou een vergissing zijn punk in retrospectief af te schilderen als één groot feest van creativiteit en welwillend engagement. Een deel van de scene bestond uit weglopers en vroegtijdige schoolverlaters. Veel punks draaiden hun hand niet om voor kleine criminaliteit: vechtpartijen, vernieling (graffiti en ‘gewoon’ slopen), winkeldiefstal, inbraakjes, openlijke geweldpleging, wapenbezit (messen), huisvredebreuk, openlijke geweldpleging en drugsgebruik. Bier en hennep waren favoriet. Een deel van de punks gebruikte heroïne, maar het was met name goedkope speed(amfetamine) die het jachtige en soms agressieve karakter van de punkwereld bepaalde.

Bier één piek
Begin jaren tachtig bereikte de Amsterdamse punkbeweging getalsmatig haar top. De jeugdcultuur kreeg steeds meer vaste grond onder de voeten. Een deel had buurtcentrum De Tichel in de Bloemstraat ontdekt als huiskamer en bron van goedkoop bier (f 1,- per glas). Jongerencentrum Oktopus op de Keizersgracht werd zo goed als overgenomen door punks en hun fellow-travellers. Diana Ozon en Hugo Kaagman droegen de verantwoordelijkheid voor de Koekrant over aan Johan van Leeuwen (1959-2003), die het chaotische concept omzette in een regelmatig verschijnend informatief tijdschrift.
Het aantal Amsterdammers dat zichzelf punk noemde, zal ook toen niet meer zijn geweest dan enige honderden. Maar de rauwe esthetiek, de DIY-gedachte en het No Future-gevoel hadden een grote uitstraling. Populaire bands als The Police, The Pretenders, Joy Division, The Simple Minds en U2 waren allemaal als punkband begonnen. De vermenging van rock en reggae kleurde in het begin van de jaren tachtig een belangrijk deel van de popmuziek. Skabands als The Specials, Selector en The Beat spraken grote groepen jongeren aan met teksten over racisme, atoomdreiging en jeugdwerkeloosheid. In Nederland hadden bands als Gruppo Sportivo, Doe Maar, The Nits en zelfs Herman Brood & his Wild Romance een vergelijkbare verwantschap met punk.

Versplintering
Op het hoogtepunt van de beweging waren de eerste tekenen van ontbinding al zichtbaar. Punk zou snel uit elkaar vallen. In september 1980 organiseerde punkpionier Wally Middendorp (The Tits) het eerste van een reeks concerten in het jongerencentrum Oktopus op de Keizergracht. Deze ‘Ultra-avonden’ boden ruimte aan experimentele postpunkbands als Minny Pops (met Middendorp zelf), Nasmak en The Young Lions (met Rob Scholte). Een avant-gardistisch muziekwereldje waar vriendschappen ontstonden die zouden doorgroeien naar het schilderscollectief After Nature en de scene rond Club RoXY.
Tegengesteld aan deze artistieke ultra’s waren de skinheads, die zich juist voorstonden op hun volkse imago. De eerste Amsterdamse skinheads in 1979 waren punks die het skinheaduiterlijk aannamen om zich te profileren als liefhebbers van ska. In 1982 en 1983 zetten skinheads zich steeds meer af tegen de artistieke pretenties van de punkbeweging. Een kleine groep skinheads koos de tegenovergestelde richting van de links-radicale punks en ontpopte zich als neonazi. Deze groep – niet meer dan een uitgebreide vriendenkring – raakte verstrikt in een fascinatie voor geweld, die zou leiden tot de gewelddadige dood van Kerwin Duinmeijer (1983) en Michael Poyé (1986).
Een derde richting was de popachtige punk, die niet alleen teruggreep op de eenvoud van rock-’n-roll, maar ook getuigde van een hernieuwde liefde voor bondige liedjes met een pakkende melodie en achtergrondkoortjes. De Tröckener Kecks vertegenwoordigden in Amsterdam deze punkvariant.Als enige Nederlandse punkband maakten de ‘Kecks’ een succesvolle overstap naar mainstream rock. Met hun krachtige Nederlandse teksten groeiden ze uit tot één van de populairste livebands van Nederland.

Balthazar Gerards Kommando
De doorbraak van de radicale Amerikaanse hardcore punk in 1982 gaf nieuw elan aan het linkse engagement en de DIY-gedachte. Ook Amsterdamse bands lieten zich inspireren. The Nitwitz maakten een doorstart onder wat gerust de meest subversieve Nederlandse bandnaam ooit mag worden genoemd: het Balthazar Gerards Kommando (BGK).
Maar uitgerekend het optreden van een Amerikaanse hardcoreband – The Dead Kennedys – op Sinterklaasavond 1982 in een vol Paradiso, markeerde het einde van het punktijdperk. “Hardcore ontdeed punk van zijn provoachtige kwaliteiten (speelsheid, ongrijpbaarheid, verwarring) en voerde aantal andere (agressie, snelheid, nihilisme of juist politiek activisme) door tot het uiterste. Wat overbleef was een nogal uniforme scene, waarin niet langer ruimte was voor bands als The Ex”, stelden de schrijvers van Het Gejuich Was Massaal in 1996 vast.
The Ex is vandaag de dag de enige overgebleven Amsterdamse punkband van de lichting 1979. En onbetwistbaar de meest eigenwijze. De band vierde vorig jaar zijn 33 1/3-jarig jubileum, trad op in alle uithoeken van Europa en bracht een plaat uit met een Ethiopische jazzsaxofonist.

Autowrak
De punks van weleer zijn inmiddels veertigers en vijftigers. Veel van hen verdienen de kost in creatieve beroepen: schrijvers, journalisten, kunstenaars, acteurs. Een bovengemiddeld aantal is in de problemen gekomen door drank- en drugsgebruik, soms met fatale afloop. Een goede indruk van het uitwaaieren van de ex-punks biedt een blik op de cv van The Nitwitz: de manager is nu hoogleraar aan de UvA en de gitarist zwerft zonder werk en vaste woon- of verblijfplaats door de stad.
Terugkijkend kunnen we stellen dat punk een culturele weerslag was van de laatste, meest sombere jaren van de Koude Oorlog. Punk gaf stem aan een generatie die volwassen werd in de verwachting dat ze het sociaaleconomisch waarschijnlijk minder goed zou krijgen dan haar ouders. Terwijl discojongeren in het weekend de kale werkelijkheid ontvluchtten in een wereld van glamour, wentelden punks zich juist met montere zwartgalligheid in het heersende pessimisme.
Één beeld staat op mijn netvlies gebrand als ik denk aan het Amsterdam van 1977. Als zestienjarige kwam ik zoveel mogelijk op bezoek bij mijn oudere broer, die op de Bloemgracht woonde. Vanuit zijn raam keek hij uit op een brug (no. 117) en daar stond weken, misschien wel maanden lang een autowrak. Iemand had er met een spuitbus de letters ‘F U K’ op gezet. Ik had me al een tijdje het hoofd gebroken over de vraag: Wat is punk eigenlijk precies? Maar toen wist ik het. Het wrak met die drie letters, dát was punk.

Leve de stad
Het is moeilijk ons nog voor te stellen hoe aftands de stad er destijds bij lag. Als voetganger laveerde je tussen foutgeparkeerde auto’s en hondendrollen, de grachten lagen vol met vuilnis en het achterstallig onderhoud aan woningen was enorm. Vanaf de Industriële Revolutie hebben steden onophoudelijk gekampt met een slechte pers. De stad was een noodzakelijk kwaad. Een plek van stank, armoede, ziekte en moreel verval, waar je niet langer verbleef dan strikt noodzakelijk. Platteland en dorpsleven golden tot diep in de 20ste eeuw als ideaal, leven in voorsteden als een aanvaardbaar alternatief.
Jeugdculturen weerspiegelden van oudsher die heersende negatieve kijk op de stad. De vooroorlogse jeugdbewegingen trokken de natuur in om het stof van de stad af te schudden. Ook de mensen die jong waren in de jaren zestig – de hippies voorop – vertoonden een hang naar het idyllische plattelandsleven. Zo niet punk. Punk was de eerste jongerencultuur die het stadsleven met volle overtuiging omarmde. De songteksten van punkbands waren doorspekt met ‘stadse’ termen als ‘street’, ‘concrete’, ‘city’, ‘bricks’, ‘police’, ‘town’, ‘wall’, ‘ruins’, ‘subway’, enzovoort. De punks adopteerden de rat als mascotte, met wie ze immers de stad als biotoop deelden. De favoriete pose van bandjes was leunend tegen een muur. Voor punks was de straat een ontmoetingsplaats en niet alleen de ruimte die nodig is om van huis naar werk te gaan en weer terug.

Nachtelijke zwerftochten
Punk had een scherp oog voor het stedelijk verval. De deplorabele staat van de stad werd beklaagd in songteksten en in punkblaadjes, maar tegelijkertijd zwolg men in de rauwe schoonheid van dat verval. Met graffiti droegen de punks hun hoogstpersoonlijke steentje bij aan de verloedering, maar tegelijkertijd waren hun nachtelijke zwerftochten met viltstift en spuitbus een uitdrukking van verknochtheid aan de stad.
Punk is onlosmakelijk verbonden met de spectaculaire krimp van de Westerse binnensteden rond 1980. Een in 1960 geboren Amsterdammer had op zijn 24ste verjaardag het aantal stadsgenoten met ruim 22% zien afnemen: van 869.000 naar 676.000. Punks roeiden tegen deze stroom in. Terwijl ze als kind met hun ouders vaak naar de tuinsteden waren verhuisd, keerden ze op adolescente leeftijd terug naar de binnenstad of de 19de-eeuwse wijken. Ook had Amsterdam een grote aantrekkingskracht op punks van buiten de stad. Die kwamen om te studeren, maar ook schoolverlaters zonder werk verkozen de grootstedelijke dynamiek. Daar kwam bij dat de Sociale Dienst in Amsterdam makkelijker bijstandsuitkeringen verstrekte dan elders.

Omslag
Rond 1984 kregen punks als pioniers van de nieuwe trek naar de stad navolging van young urban professionals (yuppies), die vonden dat je met een hoger salaris niet per se naar Amstelveen of Blaricum hoeft te verhuizen. Na 1984 ging het inwonertal weer geleidelijk stijgen en inmiddels is de grens van 800.000 weer gepasseerd. Punk was de weerslag en de voorbode van die herwaardering van de stad.
Dat gold uiteraard niet alleen voor Amsterdam, maar ook voor Londen en New York en waarschijnlijk veel meer Westerse steden. Opmerkelijk dat juist een jeugdbeweging met zo’n negatief imago de soundtrack en het beeld leverde bij deze historische omslag. Een kentering die een einde maakte aan bijna twee eeuwen cultuurpessimistisch denken over het leven in de grote stad.

Ons Amsterdam, nummer 5, mei 2013

http://www.onsamsterdam.nl/tijdschrift/jaargang-2013/33-tijdschrift/tijdschrift-jaargang-2013/2442-nummer-5-mei-2013?showall=&start=5