Edzard Dideric – Korte geschiedenis (76) van het voltooien

Al wenste geen van beiden het tegenover elkaar toe te geven, de eens zo vurige relatie was een aflopende zaak. Omdat hartstocht de tijd had stilgezet, probeerde dezelfde tijd hen nu uit alle macht in te halen. Gelukzalige gevoelens losten op in wazige, haast kitscherige flashbacks. Deze druilerige middag die ze zwijgend in bed hadden doorgebracht, vormde een weliswaar trieste, maar anderzijds goed passende afsluiting. Ze hadden werkelijk alles gegeven, zoals teamsporters na iedere verloren wedstrijd steevast verklaren, dus hoefden ze zichzelf niks te verwijten en hoorden ze het definitieve afscheid met rasse schreden bijna letterlijk naderen.

Het regende nu alsof het nooit niet geregend had. X stond, met de rug naar de naakt op bed liggende Y gekeerd, voor het hoge venster dat uitkeek over de stadsgracht. Dezelfde auto’s kwam telkens opnieuw langs. Jagend op een, zo nam hij tenminste aan, lege parkeerplek. Af en toe streek er een stel eenden neer, die vervolgens wat doelloos rond peddelden. Om even later, alsof de een of andere onzichtbare klootzak een steen naar ze gooide, onverhoeds op te vliegen en uit beeld te verdwijnen. Een grote man, in een doorzichtige plastic regenjas, stak al fladderend de brug over om de parkeermeter bij te vullen. X herinnerde zich dat Y nog altijd in haar blootje op bed lag te liggen, en draaide zich langzaam om.

Y’s bleekheid maakte haar extra naakt, dacht hij, en kwetsbaar. Wat hem tot de bruut promoveerde, die hij volgens zichzelf nooit zou willen zijn. Al leek ze nauwelijks te ademen, echt slapen deed ze ook niet. Tussen haar neus en bovenlip glinsterden aandoenlijke zweetpareltjes. De laken waren vloeipapier, en Y de oh zo tere zuidvrucht. X boog zich voorover en blies tegen het wolkje schaamdons. Drukte even zijn lippen op haar spleetje, snoof de vertrouwde lichtzoetige geur… Maar nog voor hij kon glimlachen, werd hij ineens door een gevoel van ergernis overvallen. Hij keerde zich abrupt om, liep terug naar het raam en begon opnieuw naar buiten te turen. Er bleek een peddel in het water te drijven. Al was er nergens een kano te bekennen.

Beneden op straat, leek van alles aan de hand te zijn. X schoof het raam omhoog. Er werd druk geclaxonneerd, grof over en weer gescholden en met deuren geslagen. Het einde van de werkdag bracht een enorm ongeduld met zich mee, wat vervolgens resulteerde in een opstopping. De frustraties waren heel begrijpelijk. Want wie wil er nou niet liever voor donker thuis zijn?
X zag het voor zich, al stond hij er met de rug naartoe. Het bed was de boterham, Y het beleg. Hij kon ineens alleen nog maar aan voedsel denken.
Ik sterf werkelijk, zei hij, van de honger.
Anders ik wel, klonk de stem van Y achter zijn rug.
Zonder te kijken wist hij zeker dat ze haar armen naar hem uitstrekte. Op de gracht zou de chaos heus nog wel een tijdje aanhouden.
Voltooi ons, zei Y.
Hij draaide zich om en stortte zich als een wilde op haar. Voor de vorm spartelde ze vergeefs tegen.