Edzard Dideric – Korte geschiedenis (75) van het verzinnen

Laat mij jou als eerste verzinnen, zei Liselot, dan mag je, zodra ik klaar ben, erna mij verzinnen, deal?
Ja de groeten, alsof ik dat zelf niet kan, volgde Ivo’s stuurse antwoord.
Ze verkondigde opnieuw hem dood- en doodsaai te vinden. Hij haatte spelletjes en had absoluut geen greintje fantasie.
Liselot, ik ben het gewoon hartstikke zat. We zijn allebei reeds vanaf onze vroegste kinderjaren verzonnen.
Oh ja, door wie dan wel?
Om te beginnen door onze ouders, en gaandeweg door ons eigen verzonnen familie, vrienden, kennissen.
Dus we bestaan gewoon helemaal niet?
Jawel, maar dan vooral als puur verzinsel.
Wat is er voor puurs aan een verzinsel?
Alles. Zolang je er serieus in gelooft is het puurder dan wat ook.
Okay. Stel dat er een bepaalde toekomst voor mij is weggelegd.
Zoals?
Weet ik veel, gewoon een bepaalde toekomst.
Okay.
Eindigt daarmee dan automatisch mijn verzinsel zijn?
Valt zeker niet uit te sluiten. Heb je een specifieke toekomst op het oog?
Nou, met jou bijvoorbeeld.
Godsamme, met mij, een toekomst?
Ja, waarom niet? Liever jij dan een of andere willekeurige passant.
Is dat als compliment bedoeld?
Je mag het mijn part zo opvatten.
Liselot, het spijt me, ik kan op je voorstel zo snel geen antwoord geven. Dat vraagt echt enige bedenktijd.
Doe eens voor een keer iets spontaans, eronderuit kan je wat mij betreft nog je hele leven.
Huh, ik meende toch te begrijpen dat je met mij een gezamenlijke toekomst wilde betreden?
Voor zover ik weet, is het woord gezamenlijk niet gevallen.
Waar zitten we hier dan eigenlijk nog over te lullen?
Over jou, Ivo.
Over mij?
Als zijnde de personificatie van je eigen verzinsel. Waar je trouwens, het spijt me het te moeten zeggen, op dit moment zelf de dupe van bent.