Edzard Dideric – Korte geschiedenis (63) van het smeulend vuur

Er was eens een uiterst merkwaardig soort vuur, vertelde Charlotte. Het was zo bevangen door de vrees voortijdig op te branden, dat het zich er simpelweg geheel van onthield. Dus werd er niet of nauwelijks gevlamd, en smeulde er hooguit ergens diep van binnen nog iets. Bovendien zocht het, zodra de wind opstak, als de wiedeweerga een schuilplaats. Waarom denk je?
Zeg het maar, zei Dirk-Jan, aan wie het verhaal niet erg besteed leek.
Om te voorkomen dat het oplaaide, eikel!
Oh, dus het kwam uit schroom, nooit aan zichzelf toe?
Inderdaad. Je zou kunnen stellen dat het zijn kernwaarde verloochende. Ofwel, de eigen “vurigheid”…
Frustrerend tot en met, veronderstelde hij, en naarmate de oplossing uitblijft, zelfs gevaarlijk. Een soort van vroege midlifecrisis…
Voor mijn part, zei Charlotte, al is het verhaal nog niet afgelopen. Een vrij onschuldig binnenbrandje maakte met de onthouding korte metten. Toen vervolgens bleek dat het vuur, wegens gebrek aan ervaring, zichzelf niet kon ontsteken, ging het op zoek naar deze of gene die deze taak voor zijn of haar rekening wilde nemen. Zo stuitte het, na een hele tijd doelloos rondgedwaald te hebben, in een achteraf steegje op een heroïnehoertje, dat tegen een kleine vergoeding bereid was een poging te wagen. Respectloos, oordeelde het vuur streng, en sloeg het aanbod vriendelijk doch beleefd af.
Volkomen terecht, zei Dirk-Jan.
Rustig, zei Charlotte, het verhaal is nog niet klaar.
Sorry.
Naarmate de zoektocht voortduurde, werd het vuur alsmaar depressiever. Zelfs het smeulen begon iets lijdzaams te krijgen.
Kan ik me iets bij voorstellen, Charlotte.
Dirk-Jan, zullen we jouw voorstellingsvermogen erbuiten laten?
Okay.
Op zeker moment plaagden de depressies het vuur zo, dat het op sterven na gedoofd, in arren moede vluchtte naar een morsdode steenwoestijn. De ter plekke zinderende hitte herinnerde het vuur aan het aanvankelijke doel. Maar wat toen volgde, had alles in zich van een daadwerkelijk keerpunt. In de verte liet zich iets bespeuren, dat als bij toverslag de vlam in de pan deed slaan. Dichtbij de enige waterput in de wijde omtrek, stond een betoverend mooie vrouw, geheel ontkleed, uiterst relaxt haar haren te wassen.
Dit is absoluut voorbestemd, schreeuwde het vuur eropaf stormend, ik ga jou en jij gaat mij, volledig in lichte laaie zetten!
Zonder de luidruchtige nieuwkomer een blik waardig te gunnen, liet de vrouw de emmer in de put zakken. Om hem even later tot de rand gevuld omhoog te takelen en in een keer over de opschepper uit te storten. Nog een geluk dat ik niet brandde, dacht het vuur, anders had die gekkin me voor eens en altijd geblust.
Vrouwen, zei Dirk-Jan, zo onvoorspelbaar als wat.
Hoe dan ook, ging Charlotte schouderophalend verder, de put, de vrouw en de steenwoestijn achter zich latend, bereikte het vuur tenslotte een heuvelachtig gebied met uitgestrekte bossen. Kennelijk had het er heel lang niet geregend, want de natuur oogde uitgedroogd en dor. En ja, zoals viel te verwachten, woedde er ook nog eens een waanzinnige bosbrand. De torenhoge vlammen reikten zo ongeveer tot in de hemel. Met als gevolg dat het vuur als een rat in de val kwam te zitten, en bij gebrek aan alternatieven, gedwongen met de rest meedeed.
Burn, baby burn, mompelde Dirk-Jan.
Terwijl het vuur door de vijandige vlammenzee werd ingesloten om binnen de kortste tijd te worden verzwolgen, dacht het met weemoed aan de junk in de duistere steeg.