Edzard Dideric – Korte geschiedenis (62) van het einde

Reeds vanaf het vroegste begin was het einde zoek geweest, dacht Felix bij zichzelf. Kon gewoon niet anders. Buiten het bovennatuurlijke had er op generlei wijze contact tussen hem en de wereld plaatsgevonden. Met als klaarblijkelijke consequentie dat het eind zich manifesteerde als een regelrechte kopie van het begin.

Het was benauwd warm in zijn werkkamer. Fatima, half aan- of uitgekleed, net hoe je het bekeek, in ieder geval met ontblote borsten, was al enige tijd in de weer met het op volgorde zetten van hun gedeelde boekenbezit. Felix genoot er oprecht van haar te zien zweten, het bezorgde hem een soort van mentale erectie. Hoewel voor de zwoegende Fatima zelf, het feit dat hij toekeek zonder ook maar een vinger uit te steken, misschien nog wel opwindender was. Ze vroeg waarom hij er inmiddels al meer dan een uur het zwijgen toedeed.
Ik probeer mijn gedachten de vrije loop te laten.
Okay, prima. In dat geval zou ze het bijzonder op prijs stellen als Felix haar vertelde welke kant het opging. Welke kant… tja, daar moest hij even over nadenken.
Eh, hoe iets voorgoed voorbij kan zijn, zonder dat het daadwerkelijk van het toneel verdwijnt.
Alfabet, zei Fatima, infrastructuur, context, zonder de A geen Z, et cetera. En inderdaad meneer, zonder kop geen staart.
Mevrouwtje toch, omdat de bewijzen voor het oprapen liggen, moet het begin van alle narigheid, in de eerste plaats als een toevallige samenloop van omstandigheden opgevat worden.
Hoofdschuddend stelde ze vast dat hij op goed geluk de ene ongerijmdheid aan de andere vastplakte.
Moet wel, antwoordde hij, een sigaret opstekend. Anders dondert het hele kaartenhuis binnenkort in elkaar.
Fatima’s iets te luide schaterlach ging ten onder in een hoestbui.
Ziet toch, sprak Felix plechtig, hoe onafwendbaar het einde dezer sigaret, zo even nog het begin vertegenwoordigend, deze fervente roker dichter en dichter nadert…
Ja, tot je dadelijk je lippen brandt en het uitgilt van de pijn.
Niet als je tijdig die gulzige lippen van je, op de mijne drukt.
Of jij die peuk van je onmiddellijk in de asbak uitdrukt…
Er ontsnapte hem onwillekeurig een zucht van vermoeidheid. Grappig bedoelde dubbelzinnigheden konden hem soms mateloos irriteren. Het was een trek van haar, besefte hij opeens, die hem vanaf het allereerste begin had tegengestaan.
Einde verhaal, zei Fatima.
Eén nul.
Hoezo?
Voor jou natuurlijk.
Goh, klonk het verbaasd, stond er dan iets op het spel ofzo?
Volgens Felix deed ze zich nu wel heel erg onnozel voor.

Eerder diezelfde dag. Op weg naar de doe-het-zelf om planken en wat er zoal bij kwam kijken te kopen, passeerden ze een reisbureau. Fatima bleef voor de etalage staan om te aanbiedingen te bestuderen. Volgens haar was het einde een bepaalde plek in, ergens in de wereld. Werd die plek gevonden, dan was het in één klap afgelopen met je vrijblijvende bestaan.
Goh, zei Felix, is dat even een toffe vakantiebestemming…
Alles voor uw broodnodige rust, las ze van een affiche.
Even later kwamen ze langs een winkel met een geheel lege etalage.
Failliet, stelde Felix vast.
Of ze verkopen lucht, zei Fatima grijnzend.
Zijn oog viel op een achtergebleven prijskaartje.
Kan jij lezen wat erop staat?
Minus vijftig procent, verklaarde ze, dus voor de helft.
Snap ik, maar de helft van welk bedrag, en voor welk artikel?
Achter de deur hing een bordje met in sierlijk etalageschrift “open”.
Nu wil ik het weten ook, zei Fatima, kom op.

Een rijzig heerschap van onbestemde leeftijd in een zwarte pandjesjas, trad al buigend vanuit een donkere nis naar voren, en vroeg waarmee hij hen van dienst mocht zijn.
We willen graag weten waar het prijskaartje bij hoorde en wat u er oorspronkelijk voor vroeg, verklaarde Felix.
Zo werkt het helaas niet, klonk het plechtig, temeer daar alles wat u eventueel zou willen bezitten, allang verkocht is.
Jeetje, u kunt toch bijbestellen, opperde Fatima brutaal.
Mevrouw, laat ik er dit over zeggen. De ene keer duurt het eeuwen, de andere keer arriveert het al voor je de kans krijgt het te bestellen. Dus beloven kan en wil ik u, dienaangaande niets.
Het waren deze woorden waardoor ze beseften met welk gevaar ze hier te maken hadden.
Wegwezen! sisten ze gelijktijdig, en stoven de winkel uit alsof de duivel hen op de hielen zat. Wat in zekere zin ook het geval was.
Holy shit! riep Felix, badend in het zweet. Dát scheelde weinig!
Zeg dat wel, klonk het in het donker naast hem.
Was het de stem van Fatima, of probeerde iemand haar te imiteren?