Edzard Dideric – Korte geschiedenis (46) van de schijndode

Het had best een tijdje geduurd voordat het ten volle tot de dode was doorgedrongen. Maar inmiddels was hij er allang niet meer voor de volle honderd procent van overtuigd dat hij het was geweest, die de laatste adem uitgeblazen had. Ja maar, neem nou bijvoorbeeld die overlijdensadvertenties, die waren toch niet zomaar uit de lucht komen vallen? En wat te denken van de diverse herdenkingsartikelen die er in een aantal media waren verschenen? Sorry, maar het zei hem eerlijk gezegd allemaal bijzonder weinig. De kranten logen er, zoals iedereen maar al te goed wist, wel vaker op los.
Hoe regelmatiger hij na zijn dood, uit een idioot soort trouw aan zichzelf, het kerkhof bezocht, des te minder was hij geneigd ook maar enige geloof te hechten aan wat er op zijn grafsteen te lezen viel. Iemand die in levende lijve zijn eigen sterfdatum in steen gebeiteld ziet staan, kan immers weinig anders dan concluderen dat er iets niet klopt.
Tot zijn spijt, hoewel geheel buiten zijn schuld, was hij zijn eigen begrafenis misgelopen. Om onverklaarbare redenen had kennelijk geen hond het nodig geacht hem van het gebeuren op de hoogte te stellen. Wat hij werkelijk een gotspe vond, daar hijzelf notabene zowel de aanleiding als de hoofdrolspeler was!

Op een keer, tijdens het zoveelste bezoek aan zijn zogenaamde graf, klonk er achter zijn rug het geluid van knersend grint. Toen hij zich omdraaide kwam hij oog in oog te staan met een volledig in het zwart geklede vrouw. Vanachter een grote donkere zonnebril, stelde ze zich plompverloren aan hem voor als de nog altijd in diepe rouw verkerende weduwe. Wat hem vooral verbaasde, was dat hij er nauwelijks van opkeek.
Neem me niet kwalijk, zei hij, misschien vind je het raar om te horen, maar dat verdriet staat je echt verrekte goed.
Dank je, zei ze, jij mag er trouwens ook nog best zijn. Dat wil zeggen, voor een dode dan.
Die dus allesbehalve dood is, zei hij, aangezien hij hier springlevend en wel voor je neus staat.
Neem me niet kwalijk, zei ze, ik moet er nog een beetje aan wennen.
Liefste van me, over een week weet je niet beter. Je hebt toch ook mijn dood leren accepteren?
Ja, maar dat ging bepaald niet zonder slag of stoot, als je dat soms dacht.
Nee, dat snap ik ook wel. Heeft deze of gene je er overigens nog bijgeholpen, of stond je er moederziel alleen voor?
Nee, er was gelukkig iemand die regelmatig langskwam om te kijken hoe het met me ging.
Supertof zeg! Wie was het als ik vragen mag?
Gewoon, iemand van mijn werk. Volgens mij heb je hem nooit ontmoet.
Hoe heet ie?
Tom.
Aha, Tom dus. Gingen jullie samen ook wel eens uit eten of zoiets?
Is inderdaad een aantal keren gebeurd, ja.
En dat was best wel gezellig, zo met zijn tweetjes?
Ach, het diende in de eerste plaats als een soort van afleiding. Overigens heeft het wel degelijk het nodige bijgedragen aan het verwerkingsproces.
Van mijn dood?
Ja, waar anders van?
Nee, prima. Alleen is dat nu dus in een klap overbodig geworden.
Overbodig?
Ja, daar ik nog gewoon blijk te leven.
Oh, op die manier.
Misschien een vreemde vraag, zei hij, maar ben je ook van plan het aan die Tom van jou te vertellen?
Dat jij nog blijkt te leven?
Ja.
Fatsoenshalve voel ik me daartoe beslist verplicht ja.
Enig idee hoe die Tom van je zal reageren?
Hij zal vermoedelijk wel flink balen.
Oh, waarom precies?
Omdat hij sinds jouw overlijden nogal verzot op me is geraakt.
En jij, baal jij er ook van?
Dat ie verzot op me was, gaf me best een fijn gevoel.
Ik bedoel, om hem als vriend kwijt te raken.
Ze haalde losjes haar schouders op.
Dus nu je mij terug hebt, is er wel overheen te komen?
Met jouw hulp moet het lukken, lijkt me.
Je weet toch dat je altijd op me kunt rekenen?
Ja hallo, natuurlijk wist ze dat.
Zullen we er dan maar over ophouden, stelde hij voor, en er gewoon lekker met zijn tweeën van tussen gaan?
Waarnaartoe precies?
Geen idee schat, we zien gewoon wel waar het schip strandt.
Na elkaar vol en langdurig op de mond te hebben gekust, verlieten het paar innig omstrengeld de begraafplaats.