Edzard Dideric – Korte geschiedenis (36) van een stil verdriet

Er was, of eigenlijk er heerste, een groot verdriet dat, gevoed door niet alleen de eigen neerslachtigheid, maar tevens door de groeiende treurnis van alles en iedereen eromheen, onafgebroken in grootte bleef toenemen. Met als gevolg dat het zich op een zeker moment tot in de verste uithoeken van de wereld uitstrekte. Het had er akelig veel van weg dat het om een regelrechte opvolger van de uit de bijbel bekende zondvloed ging. Een wereldwijde overstroming, waarbij toentertijd, op een handjevol uitverkorenen na, het overgrote deel van de bevolking jammerlijk kwam te verdrinken. Maar nee, ditmaal bleek het zich om iets totaal anders te handelen. Alhoewel het absoluut een gebeuren van vergelijkbare impact betrof, waren er aanmerkelijk meer verschillen dan overeenkomsten. Van een megaoverstroming was bijvoorbeeld in het geheel geen sprake. Het ging in hoofdzaak om een niet of nauwelijks waarneembare, zich bij voorkeur schuilhoudende, variant. Waar vrijwel geen traan of jammerklacht aan te pas kwam. Er werd in de volksmond dan ook gesproken van een zogenaamd “stille” versie van de aloude gemoedstoestand. Wat vele malen onschuldiger klonk, dan in werkelijkheid het geval was. Te meer daar een gevoelige ziel op ieder willekeurig moment door dit zogeheten stille verdriet (in werkelijkheid een bloeddorstig roofdier met vlijmscherpe tanden), zonder waarschuwing kon worden besprongen en zonder pardon verscheurd. Wanneer tot overmaat van ramp het beklagenswaardige slachtoffer via het roddelcircuit ook nog eens kreeg ingefluisterd dat er in het geniep gesmuld werd van wat hem of haar was overkomen, was de ellende niet meer te overzien. Wanhopig op zoek naar een laatste sprankje hoop of troost, draaide het veelal uit op een hopeloze werk-, drugs- of alcoholverslaving. Kortom, uitgerekend die dingen waar de gemiddelde treurwilg alleen maar nog lager van ging hangen. Met als logisch gevolg dat de zwaarst gekwelde zielen meer dan eens overwogen er eigenhandig een einde aan te maken. Hetgeen de meer begripvolle zielen ertoe bracht om, ter voorkoming van het onherroepelijke, te blijven proberen de immense stilte omtrent dit verdriet te doorbreken.