Edzard Dideric – Korte geschiedenis (35) van het magisch realisme

Het overkwam me onlangs in het museum. Ik stond, aan totaal andere dingen denkend, vermoedelijk al zo’n tien minuten naar hetzelfde schilderij te turen.
Een geforceerde poging van de schilder om achteraf alsnog bij het magisch realisme aan te sluiten, hoorde ik iemand achter mijn rug verzuchten.
Ik mompelde iets in de trant van ja-vertel-mij-wat. Maar de spreker was niet van plan zich door mijn lauwe reactie af te laten schepen.
Weet je eigenlijk wel wat het magisch realisme inhoudt?
Jazeker wel. Het zo natuurgetrouw mogelijk weergeven van een andere dan de alledaagse werkelijkheid. Die er desalniettemin een aantal frappante overeenkomsten mee vertoont.
Okay, dus om welke werkelijkheid handelt het zich hier in feite?
Ik neem aan een symbolische, zoals bijvoorbeeld in een droom…
Vaak wel, maar hoeft niet per se. Al vertegenwoordigt het doek waar je op dit moment naar kijkt, uiteraard niet de jouw droom.
Oh, gelukkig maar. Welke dan wel?
Die van de kunstenaar.
Ik verklaarde het allemaal behoorlijk ingewikkeld te vinden.
Hoezo?
Omdat ik al meer de handen vol heb aan mijn eigen dromen, en er die van een ander eenvoudig niet bij kan hebben. Bovendien is het al lastig genoeg om iets van de reële wereld te begrijpen, laat staan dat ik…
Neem me niet kwalijk, interrumpeerde de spreker, maar ik vind dit eerlijk gezegd het slapste verhaal dat ik in tijden gehoord heb.
Komt misschien zo over, antwoordde ik, anderzijds getuigt het ook van een zeker realisme om van de eigen beperkingen uit te gaan.
Godsamme zeg, welk een verpletterend inzicht…
Nog los van het feit, dat het hele begrip danig wordt overschat.
Je bedoelt de realiteit?
Ja.
Interessant. Geef eens een voorbeeld.
Voor een buitenstaander lijkt het misschien of ik hier met een wildvreemde een magisch realistisch kunstwerk sta te bediscussiëren.
Dat is toch ook zo?
Jawel, maar voor hetzelfde geld sta ik gewoon domweg een beetje tegen mezelf te lullen.
Oh ja? Nou, in dat geval zou je misschien een keertje moeten omkijken.
Daar heb ik op het moment geen enkele behoefte aan.
Doe nou maar gewoon.
Waarom?
Zodat je ziet dat ik voor de volle honderd procent achter je sta.
Goed dan, omdat je zo aandringt.
Alvorens echter mijn hoofd om te draaien, besloot ik nog een laatste blik op het schilderij te werpen. Het bijbehorend onderschrift lezend, drong het uiteindelijk toch tot me door: ik had de godganse tijd tegen een zelfportret staan te ouwehoeren. Toen ik achter me keek, stelde ik vast dat de zaal op de kop af een bezoeker telde. Mijzelf incluis.