Edzard Dideric – Korte geschiedenis (34) van het bedoelen

Halverwege de wandeling hield Josef stil bij een bioscoop die hij als kind meer dan eens had bezocht. Goh, dacht hij, het mag een wonder heten dat er zich nog niet een of andere outlet in heeft gevestigd. Op het moment dat hij zijn weg wilde vervolgen, zag hij een vrouw op het loket aflopen. Op een paar knalgele sportschoenen na, was ze geheel in het zwart gekleed. Toen ze omkeek, alsof zijn blik haar op de schouder had getikt, ging er een schok door Josef heen. Was het wellicht een schok van herkenning? Onmogelijk, want hij kon zich niet herinneren de vrouw ooit eerder te hebben gezien. Nee, de schok werd vooral veroorzaakt door het feit dat Josef er als in een flits voor de volle honderd procent van overtuigd was, dat de in het zwart gehulde bioscoopbezoekster met haar gele schoeisel, hem op even mysterieuze als rechtmatige wijze toekwam. Een conclusie die hem vervolgens, zonder ook maar een moment te aarzelen, regelrecht op het loket deed afstappen.

Was Josef, zoals elke woensdag, onderweg geweest naar zijn therapeut? Jazeker, dat was hij inderdaad. Leek de doorlopend vertoonde film hem ook maar enigszins de moeite waard? Nee, in geen enkel opzicht. Kocht hij ondanks dat toch een toegangskaartje voor de film? Zeker weten, want onze Josef rekende zichzelf tot het soort man dat er belang aan hechtte om onder alle omstandigheden trouw aan zichzelf te blijven, en zich derhalve primair te richten op al hetgene zijn hart hem ingaf. Ofwel hetzelfde hart dat voor de onbekende jongedame vandaag zo onverwachts in vuur en vlam was komen te staan.

De twee bleken de enige bezoekers in de hele zaal te zijn. Of ze er bezwaar tegen had als hij naast haar kwam zitten? Au contraire, luidde het antwoord. Toen hij zich voorstelde, reageerde ze in eerste instantie nogal beledigd. Ja, want ze hield er niet van om voor de gek gehouden te worden. Omdat haar beschuldigende woorden hem zichtbaar van zijn stuk leken te brengen, haastte ze zich te verklaren dat haar naam Josefine was.
Oh vandaar, zei Josef opgelucht, met een voor zijn gevoel weerzinwekkend schaapachtig lachje.
Overigens ben ik, mocht je dat denken, geen weduwe of zoiets.
Dat was nog niet in me opgekomen, loog hij dapper.
Zwart is gewoon mijn lievelingskleur, zei ze, c’est tout.
Ik begrijp het Josefine, ook al is zwart feitelijk geen echte kleur.
Ben ik het niet mee eens, mais tant pis.
Onbewust ontglipte hem de naam Napoleon.
Napoleon Bonaparte?
Hij knikte en vroeg of ze nog weleens aan hem terugdacht.
Fuck off, klonk het schamper, die impotente dwerg?
Josef zei dat het hem speet en dat hij er verder niets speciaals mee bedoeld had. Waarop Josefine vroeg of het hem vaker overkwam dat hij bepaalde dingen zei, zonder er verder iets speciaals mee te bedoelen.
In zoverre, legde hij uit, dat tot mijn eigen verrassing achteraf vaak blijkt dat ik er op het moment zelf wel degelijk een bedoeling mee had.
Doordat je er later door iemand op gewezen wordt?
Bijvoorbeeld, hoewel ik er uiteindelijk in mijn eentje ook wel achter kom.
Alleen is het dan waarschijnlijk te laat, concludeerde Josefine, en is de schade niet meer te overzien?
Hangt er vanaf, maar daar komt het soms inderdaad op neer.
De arme Josef begon het nu benauwd te krijgen. Hem bekroop in toenemende mate het gevoel dat hij de controle over de situatie (waarmee hij onbedoeld zichzelf bedoelde) aan het kwijtraken was.
Moet je nou eens kijken, zei Josefine, wijzend naar het scherm waarop de film wordt geprojecteerd. Dat geloof je toch niet?
Sorry, maar ik heb nog geen gelegenheid gehad om me in de film te verdiepen.
Nee, ik bedoel die scheur daar.
Oh, die hoort gewoon bij de film. Je ziet toch ook wel dat het geen echte scheur is?
Nee, dat zag ze niet. Bovendien meende ze een duidelijke brandlucht te ruiken.
De hele tent gaat in de fik! Josef, in hemelsnaam, doe iets!
Hij trok Josefine naar zich toe en begon haar, alsof zijn leven ervan afging, kei- en keihard op de mond te kussen.