Edzard Dideric – Korte geschiedenis (32) van de voortplanting

Ooit gold naast honger, lust als de voornaamste drijfveer voor de mens. Niet gehinderd door welke vorm van terughoudendheid dan ook, werd iedere gelegenheid aangegrepen om zich seksueel volledig uit te leven. Het devies in die tijd luidde eenvoudig dat het zaak was, zo snel mogelijk daar te krabben waar de jeuk zich het hevigst manifesteerde.
Door zich aldus ten alle tijde en op elke plek te laten gaan, werd de grens tussen lust en bevrediging steeds dunner. Na verloop van tijd begonnen de twee zelfs min of meer in elkaar over te lopen. Ofwel lust kwam gelijk te staan aan bevrediging, en bevrediging aan lust. Een ontwikkeling die het duidelijkst wordt verwoord in de volgende regels van een lied uit het repertoire van zangeres Astrid Nijgh: ik doe wat ik doe, en vraag me niet waarom.

Best grappig, oordeelde mijn toenmalige vriendin, toevalligerwijs ook Astrid geheten, mij moet je ook absoluut nooit naar een reden vragen.
Los van de vraag, viel ik haar bij, of het ondermaanse überhaupt ruimte voor welke vraag dan ook biedt.
Hoor eens, door meteen het kind met het badwater weg te gooien, komen we nooit een steek verder.
Om welk kind gaat het hier?
Het kind van de rekening, meneer. Het voortbestaan van de mens, ofwel de vermenigvuldiging c.q. voortplanting.
Met behulp van ongeremde seks?
Niet per se noodzakelijk.
Oh, dus als een geprogrammeerde robot jezelf gewoon een beetje op de automatische piloot voortplanten?
Waarom niet? Statistisch gezien blijkt het in de meeste gevallen de grootste kans op succes te bieden.
Kom op Astrid, een slaapkamer is toch geen laboratorium?
Dat zeg jij, maar op seksueel gebied schijnt daar wel negentig procent van alle experimenten plaats te vinden.
Ja, alleen gaat het daarbij zelden om de voortplanting.
Terwijl ik me in toenemende mate afvroeg waarom we dit gesprek voerden en waarheen het leidde, leek Astrid alleen maar zekerder van haar zaak te worden.
Weet je, zei ze, het is maar net hoe je tegen dergelijke zaken aankijkt.
Neem het bevruchten van een eicel, ze ik, dacht je heus dat ook maar één kerel in de hele wereld daarvan opgewonden raakt?
Och, je hoort wel gekkere dingen.
Sorry, maar iemand die daarop geilt is gewoon zwaar gestoord.
Ik zou het geen stoornis willen noemen, en al helemaal geen zware, voegde Astrid er hoofdschuddend aan toe.
Je kan lullen wat je wil, zei ik, maar het mysterie van de voortplanting, wordt niet voor niks een mysterie genoemd.
Door met een dergelijke dooddoener aan te komen zetten, gooide ik uiteraard alleen maar nog meer olie op het vuur.
Mysterie? Laat me niet lachen. Hooguit een slimme goocheltruc, waarvan jou in de opwinding de clou natuurlijk weer geheel ontgaat.
En evenals de mens, sprak ik plechtig, plantte ook de verwarring zich tot in de eeuwigheid voort.
Ongetwijfeld, zei Astrid, alleen laat mij er alsjeblieft buiten.