Edzard Dideric – Korte geschiedenis (26) van de schaamte

Ooit werd van hogerhand besloten om “staat” en “welvaart” aan elkaar te koppelen. Voortaan zou als het de staat betrof, uitsluitend van de welvaartsstaat worden gesproken. Beetje vreemd misschien, omdat de samenleving nog best veel straatarme mensen telde. Maar dat was volgens degenen die het voor de wind ging, vooral te wijten aan fout geïnterpreteerde of mogelijkerwijs gemanipuleerde statistieken. Mocht een hardnekkige journalist erover beginnen, dan waagde men het ernstig te betwijfelen of een dergelijk achtergesteld deel van de bevolking wel echt bestond.

Soms beperkten hun bezittingen zich tot de op de draad versleten kleren die ze dag in dag uit droegen. In de meest schrijnende gevallen was men zelfs gedwongen bepaalde kledingstukken met elkaar te delen. Van jassen of schoenen bijvoorbeeld, werd veelal om beurten door meerdere personen gebruik gemaakt.
Het meest wrange was, dat ze meenden zich niet langer de “luxe” te kunnen permitteren om zich voor hun ellendige bestaan te schamen. Ofschoon dat tegelijkertijd nog een geluk bij een ongeluk betekende, want waarom zou je je verdomme een beetje rot gaan zitten schamen voor iets waar je dus absoluut geen ene fuck aan kon doen? Al kan een dosis schaamte als je finaal aan de grond zit, natuurlijk ook een laatste strohalm zijn. Immers, met het oog op het bodempje zelfrespect dat in het gunstigste geval bewaard is gebleven, kan het van pas komen bij het herkennen van de grenzen van het betamelijke en aldus voorkomen dat je overlevingsinstinct ermee aan de haal gaat.

De schaamtelozen, ofwel zij die zich gedwongen voelden zonder schaamte verder te leven, schikten zich in hun lot door zichzelf te buiten te gaan aan alles wat God verboden had. Aldus gingen ze ertoe over om lukraak bij zowel vreemden als vrienden en familie in te breken, over alles en iedereen aan de lopende band te roddelen, aan alle kanten te liegen en te bedriegen, en toonden ze hooguit voor de bühne tekenen van berouw, werden hun kinderen zowel verwend, uitgebuit, als aan hun lot overgelaten, zonder van de consequenties van al deze daden een seconde wakker te liggen.
Aansluitend ging de ene generatie na de andere, door gebrekkig of vaak zelfs helemaal geen onderwijs, door dientengevolge toenemend maatschappelijke isolement, door ongecontroleerd drank- en drugsgebruik, door belabberde eetgewoonten, door geestelijke verwaarlozing, verloren. Waardoor het overgrote deel van de bevolking bij voorkeur zoveel mogelijk uit hun buurt bleef. Niet zozeer uit minachting, maar eerder door een overweldigend gevoel van plaatsvervangende schaamte.
De minst discriminerende term die hen als groep in de loop der tijd ten deel viel, was die van “onderklasse”. Een benaming die ze verrassend genoeg onmiddellijk als een eretitel opvatten. Want ach, als het leven hen iets had geleerd was het volgende: van kennis en inzicht werd de mens alleen maar onzeker.
Het mag een wonder heten dat ze ondanks de bittere armoede en de onoverbrugbare achterstand op de overige bevolking, toch een min of meer leefbaar bestaan wisten op te bouwen. Nou ja, in die illusie verkeerden ze tenminste, gedurende hun wekelijkse bezoekjes aan seksboerderijen annex parenclubs. Waar overigens voor hen zowel de toegang als de drankjes gratis waren, omdat iedere orgie op video werden vastgelegd en de ervan gemaakte dvd’s op de zwarte markt grif van de hand gingen.