Edzard Dideric – Korte geschiedenis (14) van de moraal

In de oertijd werd er door de mens voornamelijk gezwegen. Hooguit hoorde je af en toe een brul of een kreet van pijn of genot. Maar dat was het dan ook. Gold er destijds mogelijk een of ander mysterieus spreekverbod? Welnee, het kwam er eerder op neer dat de mensen elkaar gewoon bar weinig te vertellen hadden. Wat mede veroorzaakt werd door het best wel stompzinnige credo van “geen woorden maar daden”. Daden die zich lieten definiëren als het binnen een bepaalde tijdsspanne verrichten van een aantal nuttige en voor omstanders duidelijk waarneembare handelingen. Waarbij het meestal ging het om een materiële bijdrage aan de gemeenschap. Waar iedereen onverbrekelijk deel van uitmaakte.
Wreef iemand meer dan eenmaal over zijn buik, dan kregen ook de anderen automatisch honger en ging het hele zootje onmiddellijk achter het eerste het beste voorbijkomende dier aan. Of het wel of niet in de bloei van zijn of haar leven verkeerde, of de ouder van jonge kinderen was, het deed er in het geheel niet toe. Mededogen kon je beter voor jezelf bewaren. Ze bekogelden het beest met stenen en met alles wat er toevallig voor handen was. Als het slachtoffer uiteindelijk in elkaar zakte, werd het levend gevild en aan het spit geregen. Enig uren later kon het gezamenlijke scheuren en trekken, knagen en afkluiven, beginnen. Binnen de kortste tijd was er van het arme dier weinig meer over dan wat her en der verspreid liggende botten.
Pas vanaf het moment dat de mensen begonnen te spreken (paradoxaal genoeg om efficiënter te kunnen samenwerken) merkten ze dat ze onderling flink konden verschillen. Hun ideeën over hoe een samenleving eruit moest zien, kwamen stukken minder overeen dan gedacht. Ze begonnen zich zelfs af te vragen wie of wat ze eigenlijk vertegenwoordigden. Met als gevolg dat de mens voor het eerst in de geschiedenis merkte dat hij of zij ergens iets van vond. Al snel kwamen de begrippen goed en kwaad ter sprake, en zag men zich genoodzaakt deze nader te definiëren. Tegelijkertijd was er groeiende behoefte aan een soort middenweg, een leidraad. Na uitputtende discussies resulteerde dit in een gezamenlijke opvatting, enigszins te vergelijken met wat veel later uit zou monden in het begrip moraal. Al zag een aantal mensen het eerder als een onvoorziene bijwerking, die toevallig gunstig uitpakte. Dat wil zeggen, voor degenen onder hen die het goede waren toegedaan. Hoewel er ook criminelen waren die exact hetzelfde beweerden.
Om op bovengenoemd dierenleed terug te komen: wat dat betreft is de situatie er eerder slechter dan beter op geworden. Een ontwikkeling die heel goed zou kunnen samenhangen met de introductie van een nieuwe of “verbeterde” versie van het begrip moraal, de zogeheten dubbele moraal. Maar wellicht komen we over het ontstaan van dit laatste fenomeen en de rampzalige gevolgen ervan, een andere keer te spreken.