Edzard Dideric – Korte geschiedenis (132) van de dodelijke glimlach

Eh, wacht even, stamelde de in de coupé tegenover hem gezeten en hevig transpirerende dikzak, dus in feite ben ik een vis?
Ja, zei Ling, heel diep van binnen.
Met vissenogen, een staart, met kieuwen, vinnen, schubben?
Uiteraard.
De andere passagiers in de coupé wisselden tersluikse blikken. Chinezen waren in hun ogen mysterieuze wezens. Ling wist het en moest er onwillekeurig om glimlachen. Wat hen nog meer in hun overtuiging sterkte.
Fuck off, brulde de dikke, laat me niet lachen!
Lachen is onze bevrijding geweest, zei Ling.
Huh?
Omdat het onder water niet ging, zijn we aan land gekropen.
Zulke bullshit, verklaarde de man met een raar vertrokken gezicht, heb ik van mijn leven nimmer …
Voor hij zijn zin af kon maken, was hij van de bank op de vloer gegleden. Wat gepaard ging met het geluid van een leeglopende ballon.
Dat de conversatie definitief ten einde was, drong pas tot Ling door toen medepassagiers onder leiding van de conducteur, het walvisachtige lichaam vloekend en puffend naar het gangpad sleepten.

Na het toch wel beschamende voorval, was Ling als enige in de coupé achtergebleven. Wel zo rustig eigenlijk. Met beide benen op de bank lag hij aan Wanda te denken, de lieftallige reden van zijn reis. Hoelang zouden ze elkaar niet gezien hebben, een, twee jaar, of was het langer? Gelukzalig glimlachend werd hij door het ritme van de rails in slaap gesust.

Wanda en hij, als lepeltjes in een gedroomd doosje.
Jij daar, wekte hem een barse stem, vermaledijde Chinees!
Ling opende met zijn ogen. Een wetsdienaar in uniform stond hem met onverholen minachting aan te staren.
U vermaledijde agent?
Pardon?
Ling zag de bui hangen en overhandigde vlug zijn paspoort.
Jij doodlachen mensen?
Nee, ik helemaal niks.
De papieren werden argwanend bekeken.
Ik zonnetje in huis, helaas stralen soms dodelijk.
Die kloten pas nog terug of niet?
Ling knikte.
Hier, pak ‘m verdomme aan!
De trein begon vaart te minderen. Zijn bestemming naderde.
Mij er hier uit moeten.
De agent haalde zijn schouders op. De trein kwam kermend tot stilstand. Niemand kon hem iets maken, besefte Ling. Met de vetklep van gedachten gewisseld, meer niet. Waarna het gezag vergeefs had getracht zich te doen gelden.
Opzouten!
Lings plichtmatig uitgestoken hand bleef onbeantwoord. Al glimlachend trok hij de koffer uit het bagagerek en verliet de coupé.