Edzard Dideric – Korte geschiedenis (123) van zien en zijn

Samson bevond zich in de niet bepaald brandschone toiletruimte van een of ander buurtcafé waar het lot, of zeg maar de schreeuwende behoefte aan alcohol, hem heengevoerd had. Boven de wastafel hing een enorme ovale spiegel zonder lijst. Terwijl hij zijn handen stond te wassen kruisten zijn blikken elkaar. Wat niet helemaal klopte, daar er enige tijd overheen ging eer hij in staat was de blik in de spiegel als de zijne te her- en erkennen. De betegelde muren, alsook de spiegel waren bezaaid met allerlei stickers uit vervlogen tijden. Auto- en benzinemerken, pretparken, seksclubs, soorten bier, sigaretten, shag, frisdrank, politieke partijen, actiegroepen, koffieshops, je kon het zo gek niet bedenken of het zat ertussen. Een ware lawine van gedateerde en niet meer relevante informatie, die desalniettemin door de hersenen werd verwerkt en in het geheugen opgeslagen. Binnenkort eens flink de bezem erdoor halen, dacht Samson.
Als kleingeld, sprak de spiegel, voorlopig in je broekzak laten glijden. Er nu en dan even mee rinkelen. Tot het hele zaakje, net als jijzelf, in het vergeetboek belandt.
Okay, zei Samson, en keerde zijn broekzakken binnenstebuiten.
Driewerf kut.
Wat?
Leeg. In beide zit een gat.
Ook gek, klonk het.
De spiegel gaf hem een knipoog. Maar hoe hij ook probeerde, het lukte niet de knipoog te beantwoorden. Samson had het gevoel hartstikke klem te zitten, maar kon niet zeggen waartussen dat precies was.
Tussen zien, siste de spiegel, en zijn.