Edzard Dideric – Korte geschiedenis (119) van een potje tafelvoetbal

Ze zaten, of hingen, aan de bar van het vrijwel verlaten stamcafé. De blik gericht op de halflege bierglazen, beweerde Knar zichzelf steeds meer te zien als een zandloper.
Een zandloper, echode Knor grijnzend.
Tegen het zere been, want er was volgens Knar niks grappigs aan.
Niks grappigs?
Nee.
Hoezo?
Volgens Knar zette een spookhand hem voortdurend op zijn kop.
Spookhand, knorde het terug. Ondersteboven bedoel je?
Ja natuurlijk.
Is het de heersende chaos in de wereld?
Welke chaos?
Dat geen mens meer zeker van iets is. Dat waarheid en leugen de hele tijd over elkaar heen buitelen.
Oh, op die manier. Dat je het ene moment tot overtuigend winnaar wordt uitgeroepen, en een seconde later de grootste verliezer blijkt te zijn?
Zoiets ja, zoiets.
Kutzooi, begon Knar plotseling, vanochtend op het arbeidsbureau…
Arbeidsbureau?
Ja, zat op mijn beurt te wachten tot ik een ons woog.
Balen zeg, en toen?
De verkeerde deur, sterker nog, de verkeerde verdieping van het gebouw. Je reinste Kafka, man. Niemand voelde zich geroepen me op mijn vergissing te wijzen of wat ook.
Knor nam een slok en schudde droefgeestig het hoofd.
Stel dat het klopt van die boze hand, wat ik overigens niet geloof, aan wie behoort die dan toe?
Aan de heren van de duisternis.
Van de duisternis… Wat moet ik me daarbij voorstellen?
De zich stilzwijgend voltrekkende globalisering.
Sorry, nu wordt het me wat al te abstract.
Knor, zit je me soms te stangen? Het is gewoon concreet aan de hand man! Onder het mom van streven naar wereldwijde vrede, naar economisch evenwicht, wordt er een totaal ander spel gespeeld.
Wat me aan tafelvoetbal doet denken.
Juist! Aan stangen vastgemaakte houten poppetjes zijn we. Door spookhanden bewogen. Die ons als over de kop doen slaan.
Knar, kunnen we niet gewoon een potje doen?
Tafelvoetbal?
Ja, die tafel staat er anders toch maar te staan.
Precies. Maar geen trucs alsjeblieft.
Trucs, ik?
Jawel, stiekem optillen of eraan schudden.
Welnee man.
Zweer je het?
Wil ik best, alleen, ik zweer dus nooit.
Ik evenmin, moet ik bekennen.