Edzard Dideric – Korte geschiedenis (114) van de enige vlam

Pas op zijn zeventigste wist Lodewijk het zeker: de geen spat veranderde, eeuwig jonge Teresa, was de enige vlam in zijn leven. Sproeten gestrooid over een melkwitte huid. Afwerende gebaren, ongedurige bewegingen, wulps gedraai van billen, een te uitbundige lach; tezamen voorboden van een naderende stemmingswisseling. Het fonkelen van de ogen, een tot stilte manende vinger op de lippen, het geknetter van lang, eindeloos geborsteld haar. Alles behorend bij een buitengewoon geraffineerde verleidingsmethode. Waarvan de crux hem tot op de dag van vandaag ontging.

Nog dezelfde dag passeerde een moedervlekje in de nek de revue, vroegen de bescheiden maar stevige borsten om aandacht. Was er zowaar de herkenning van een typische lichaamsgeur. Die vrijwel onmiddellijk een hardnekkig soort bijgelovigheid in herinnering riep. Tot aan het moment dat zich vanuit het niets een speekselrijke mondholte opende, als een grot die zich aandiende als een perfect geschikte verstop plek. Niet veel later nam het ritueel van de dagelijkse yogaoefeningen zijn aanvang, waarbij de tenen soms als vingers bewogen. Wat om onbegrijpelijke reden een schrijnend gebrek aan financieel inzicht symboliseerde. Dat prompt oploste in een bijna achteloos orgasme en het tuiten van zwart, bruin of kleurloos geverfde lippen.

Met in het achterhoofd een toonloos geneurie, duwde Lodewijk zijn gezicht in fluwelige oksels, noteerden zijn oren een nadrukkelijk gegaap, stond een inktzwart humeur op het punt om de boventoon te gaan voeren. Best wel raar, daar er onderwijl liefdevol aan oorlellen werd geknabbeld, gegrinnikt om dubbelzinnige flauwiteiten, gegokt op de onuitputtelijke bron der verbeelding. En toen vloeiden, zoals te voorspellen viel, wederom exact dezelfde duizend-en-een maal vergoten tranen. Als een hommage aan de eeuwige vlam, ofwel aan de door het lot inmiddels heilig verklaarde Teresa… Al kon het met het oog op zijn legendarische inertie, ook een boetedoening behelzen. Never mind, uiteindelijk allemaal lood om oud ijzer, nietwaar? Op de keper beschouwd was het weinige wat hem gedurende zijn leven had bezig gehouden, het verstrijken van de tijd geweest. Met de nadruk op de onmogelijkheid er bij stil te kunnen staan.