Edzard Dideric – GRAAF FLORIS EN GERARD VAN VELZEN (ofwel recht en onrecht)

Politiek en jaloezie. Leugens en ijdelheid. Wraak en verraad. Uiteindelijk zijn het verschillende takken van een en dezelfde boom. Alsook blijkt uit de geschiedenis van Floris de Vijfde, graaf van Holland en Gerard van Velzen.
Hoog tijd om te trouwen,” zegt Floris op een dag tegen Gerard. “Ik heb een leuke weduwe voor je geregeld, niet onknap en barstend van de centen.”
Dank je hartelijk,” zegt Gerard tegen zijn meerdere, “op die afgelikte boterhammen van jou zit ik bepaald niet te wachten.”
Pas wel op kereltje,” zegt Floris, “het is geen verzoek, maar een bevel, je hebt mijn boterhammen maar te pikken.”
Een en ander leidt ertoe, dat Gerard korte tijd later toch in het huwelijk treedt met de hem door zijn baas opgedrongen dame. Wonder boven wonder blijken ze het met elkaar veel beter te kunnen vinden dan verwacht.
Op een dag ontvangt hij van de graaf een brief met het dringende verzoek bij hem langs te komen. Gerard durft niet te weigeren en begeeft zich naar de plek, waar Floris met hem afgesproken heeft. Al daar aangekomen, krijgt hij tot zijn verbijstering te horen, dat de graaf in tegenovergestelde richting is afgereisd. Om naar het schijnt een of ander vrouwtje te bezoeken, dat alleen thuis is.

Totaal overrompeld door zijn onverwachte komst, wordt de vrouw in kwestie door Floris meerdere malen verkracht en bruut mishandeld. Waarna hij, alsof er niets gebeurd is, zijn weg vervolgd richting Utrecht.

Als Gerard thuiskomt van de zinloos gebleken trip, krijgt hij van zijn bont en blauw geslagen echtgenote te horen wat Floris geflikt heeft. Hoe de smeerlap haar overviel, meerdere keren verkrachtte, en daarbij ook nog eens ernstig heeft mishandeld. En hoe hij vervolgens ijskoud naar Utrecht was vertrokken. Hierop zweert Gerard, schuimbekkend van woede, dat de graaf zijn schandelijke daad met de dood zal bekopen.

Gerard loopt met een valk op zijn hand door de velden, alsof hij gewoon met vrienden mee op valkenjacht is. Maar zodra hij Floris is genaderd springt hij bovenop hem.
Ik zal je wurgen,” roept hij, “vuile schoft!
Gerard, beste vriend,” lispelt de graaf, “laat me leven en die bastaarddochter van je zal gravin van Holland worden. Want dan trouw ik namelijk met haar.
Gore hufter,” roept Gerard, “zo’n verrader als jij verdient ze niet! De eer van mijn echtgenote is geschonden en daar ga je voor boeten!
Om te voorkomen dat hij zijn getrouwen roept, krijgt de graaf een prop in zijn mond geduwd, waarna Gerard hem samen met zijn vrienden naar het Muiderslot sleept.

Het is middernacht en de graaf van Holland ligt in de boeien geslagen op de kille stenen vloer. Zijn maag knort van de honger. Maar tegen de ochtend is hem nog altijd geen eten gebracht. Dan ploft er plotseling een rauw stuk spek in zijn cel neer.
Mijn helm en schild voor de schildknaap, die mij wil wassen en verzorgen,” verzucht hij.
Gerard van Velzen, die hem stond af te luisteren, pakt een waskom en wast het bloed van het gezicht van de graaf.
Zo,” zegt hij, “en hoe voel je je nu?
Bar slecht, omdat ik weet, dat ik moet sterven. Ach, had ik maar een vrouw en een kind, om mijn bezittingen aan te schenken. Ik heb alleen een zoon, een zekere Jan, maar die slapjanus zit weet ik waar in het buitenland. Oh ja, dan heb ik ook nog een bastaardzoon, maar die is nog een baby, dus dat duurt nog even voor het zover is dat hij zijn vaders dood kan wreken.”
Er klinkt geroezemoes in het kasteel. Het blijken Gerards vrienden te zijn, die hem komen vertellen dat het kasteel is omsingeld door getrouwen van de gevangen graaf van Holland. Gerard maakt Floris’ boeien los en sleept hem met zich mee. De hele groep ziet kans om via een geheime tunnel ongemerkt de moerassen te bereiken.
Helaas springt er later, in de buurt van Naarden, en juist op het moment, dat ze zich veilig beginnen te wanen, vanuit het korenveld een legertje aanhangers van Floris tevoorschijn. Ze zijn gewapend met hooivorken en zeisen. Gerard maakt van de verwarring gebruik door net zolang met zijn mes op de graaf in te steken, totdat deze de geest geeft.

Een tijdje later bevindt Gerard zich in dezelfde cel als waarin eerder Floris opgesloten zat. En staat hem nu op zijn beurt de dood te wachten.
Ophangen!” klinkt het alom.
Dat is nog een veel te milde straf,” zegt iemand, “sla roestige spijkers in een houten vat, stop hem erin en rollen met die handel.”
Men vindt het een voortreffelijk idee en zo wordt Gerard drie dagen lang rond gerold. Dan stoppen ze om hem te vragen hoe hij zich nu voelt.
Nog altijd als iemand,” is het antwoord, “die volkomen terecht graaf Floris om het leven bracht.