Edzard Dideric – ESOPET (ofwel beestachtige fabels & fabelachtige beesten): HET PAARD EN HET HERT (20)

Vanwege zijn behendigheid, enorme gewei en gladde vacht, heeft het paard zo’n grondige hekel aan het hert gekregen, dat hij besluit een jager in te schakelen.
“Er zit hier ergens een hert verborgen,” zegt hij, “wilt u het voor mij vangen? Het vlees is mals en sappig en het gewei en vel zijn makkelijk te verkopen.”
“Op welke manier,” zegt de jager, “zullen we dit klusje gaan klaren?”
“Als je op mijn rug klimt,” zegt het paard, “kan de jacht beginnen.”
De man doet wat hij vraagt en binnen de kortste tijd hebben ze het hert opgespoord. Maar omdat het dier veel sneller is, weet het aan zijn achtervolgers te ontkomen. Waarop het uitgeputte paard zich tot zijn berijder richt.
“Beste vriend, stijg af, ik ben moe, laat mij gaan.”
“Ik heb je in mijn macht, “zegt de jager. ”Zolang ik de teugels in handen heb en mijn sporen in je zij, kan je geen kant op.”
Wie zich in zijn eigen val verstrikt, kan de vrijheid gedagzeggen. Verzet heeft geen zin, wat je ook probeert.