Edzard Dideric – ESOPET (ofwel beestachtige fabels & fabelachtige beesten): HET ENE ZEGGEN EN HET ANDERE DOEN (57)

Een wolf die door een jager achterna gezeten wordt, komt onderweg een herder met zijn kudde tegen.
“Hé,” zegt de wolf, ”wil je mijn leven redden en tegen de jager zeggen dat ik hier linksaf ging? Dan ga ik in werkelijkheid rechtsaf.”
“Mij best, “zegt de herder, “als ik u daar een plezier meedoe.”
Al snel komt er een jager aangerend, die vraagt of hij een wolf heeft gezien.
“Jazeker,” antwoordt de herder.
“Heb je toevallig ook gezien welke kant hij op vluchtte?”
“Ja, hij ging hier linksaf.”
Ondertussen wijst hij echter stiekem naar de tegenovergestelde zijde.
De jager knipoogt en gaat er, na hem bedankt te hebben, weer vandoor. Dan komt de wolf, die onder een struik verborgen zat, tevoorschijn.
“Beste meneer de wolf,” zegt de herder, “ me dunkt dat ik u nu wel genoeg geholpen heb.”
“Inderdaad,” zegt de wolf. “Ik ben u dan ook erkentelijk voor uw woorden, maar vanwege uw gebaar kunt u de pest krijgen. Om die jager heimelijk de juiste weg te wijzen was namelijk een vuile rotstreek.”
Menig man is, al spreekt hij gunstig, in zijn hart boosaardig.