Edzard Dideric – ESOPET (ofwel beestachtige fabels & fabelachtige beesten): DE WEDUWE EN DE BEWAKER (61)

Een niet onbemiddeld man ligt in zijn graf. Zijn weduwe kan maar geen afscheid van hem nemen en ligt bovenop de dode te rouwen. Even verderop hangt aan een kruis een dief te creperen. Het kan zijn bewaker de kop kosten als de veroordeelde ontsnapt. Tegen middernacht krijgt de man echter zo’n dorst, dat hij op de weduwe afstapt voor een slok water.
“Vrouw,” zegt hij, “moge God u beschermen!”
“Wee mij, wat krijgen we nu weer?”
“Vrouw, ik ben ook gewoon maar een man.”
“Wee mij, maak dat je wegkomt! Voor mij geen mannen meer. Wee mij, hieronder ligt mijn overleden echtgenoot, die me liefhad en altijd goed voor me is geweest.”
“Dat mag zo zijn beste vrouw,” zegt hij, “maar een levende met een dode, dat gaat echt niet samen. Accepteer dat er niks meer aan te doen is en laat uw leven er niet door verpesten. U bent veel te knap om een beetje weg te zitten kwijnen. Zoek de zon op. Al was uw man nog zo goed, er zijn altijd betere.”
“Betere? Wee mij, wee mij, wie dan?”
“Bijvoorbeeld,” zegt hij, “de man hier voor u, die u zeer liefheeft.”
“U steekt de draak met me,” zegt ze.
“Integendeel.”
Bedwelmd door zijn woorden geeft ze zich aan hem over om de liefde te gaan bedrijven. Als de bewaker zich even later opricht, ziet hij dat de gekruisigde is gevlogen en richt hij zich wanhopig tot de weduwe.
“Wat heb ik gedaan? Die ontsnapte misdadiger zal me de kop kosten.”
“Beste vriend,” zegt ze, “maak je geen zorgen. Ik weet wel raad. We vervangen hem gewoon door mijn man. Komt ie toch nog van pas!”
Ze tilt hem uit zijn graf en hangt hem op de plek van de dief aan de galg. Het dwaze mens maalt ineens nergens meer om.
Om de vrouw te verachten is weinig eervol; nog minder eervol is het om een goede vrouw om zoiets te veroordelen.