Dick Berts – Toespraak FAMO Congres Vlaardingen

Vraagt u zich nog af waarom er geen persoonsbeveiligers af konden voor de Goddelijke Kale? De staatskas was leeggeplunderd door onze politici. Volgens de Goddelijke Kale was de staatskas -die door u en mij gevuld wordt- van het Nederlandse volk. Politiek Den Haag was het daar niet mee eens. De staatskas is van de politici en die mogen er naar hartenlust een greep in doen zonder zich daarover te hoeven verantwoorden. Mede in verband met een film over Bram Peper, die binnenkort op de televisie verschijnt, treft u hier het onthullende betoog dat freelance journalist Dick Berts op 14 september 2000 hield voor het FAMO congres in Vlaardingen.

Dames en heren, ik wil mijn voordracht graag beginnen met een citaat uit de nota van Bram Peper over de integriteit van het openbaar bestuur:
“Het instrument bij uitstek ter bevordering van de transparantie van de overheid is de Wet openbaarheid van bestuur. Het bestaan van de wettelijke mogelijkheid voor iedereen, inzage te krijgen in overheidsdocumenten, dwingt de overheid tot zorgvuldig handelen en tot openheid van zaken”. Maar liefst twee kort gedingen bij de arrondissementsrechtbank Alkmaar en een kort geding en een bodemprocedure bij de Raad van State heb ik moeten voeren, om Peper te dwingen tot inzage van zijn declaraties. Uiteraard stelde de Raad van State mij in het gelijk. Daar was niets vernieuwends aan, ook in het verleden heeft de raad al eens uitgesproken, dat de declaraties van bestuurders openbaar zijn. En dat is logisch, want waar overheidsfinanciën niet meer openbaar zijn, heeft de democratie opgehouden te bestaan. Een staatskas is bovendien niets anders dan een gemeenschappelijke pot waarvan u en ik eigenaar zijn. Daarom mogen wij ook weten, wie er waarom wat uit de pot haalt, die door ons wordt gevuld. “In Holland erklärt ein Minister seinen Dienst zur Privatsache”, kopte Die Welt verbaasd.
Die verbazing was natuurlijk terecht. “De staat dat ben ik”, redeneerde Peper met een Hollandse variant op Lodewijk XIV. Bovendien was Pepers argumentatie dat zijn privacy in het geding zou komen, als ik er achter zou komen met wie hij in het openbaar gegeten had, natuurlijk ook van elke logica gespeend. Politici krijgen een heel fatsoenlijk salaris in dit land. Daarbovenop krijgen ze een forse vaste onkostenvergoeding, waarover ze geen enkele verantwoording hoeven af te leggen. Terecht, we hoeven immers niet alles te weten. Maar als wij niet mogen zien, wat daarbovenop nog aan feesten, partijen en andere zaken wordt gedeclareerd, dan kunnen politici de hele staatskas leeghalen, zonder dat daarop nog enige controle kan worden uitgeoefend.
Uit de affaire Peper bleek, dat de pers bij die controle een heel belangrijke rol vervult. In Rotterdam ging de COR pas na tien jaar eens de besteding van ons belastinggeld onderzoeken, nadat men daartoe door publicaties in het Algemeen Dagblad was gedwongen. Tot dat moment hebben ze in Rotterdam kennelijk gebruik gemaakt van accountants die er dezelfde werkwijze op na houden als de accountants van Helmut Kohl’s CDU. In politiek Den Haag doet men niet eens meer een poging tot controle. Van de Tweede Kamer kreeg ik te horen dat de Algemene Rekenkamer de declaraties van bewindslieden controleert en van de Rekenkamer kreeg ik te horen dat de Tweede Kamer dat doet. In de praktijk bleken ze het allebei niet te doen.

Dames en heren, ik geef toe dat de pers wel eens ten onrechte met modder naar politici gooit. Rondom de zaak Peper gebeurde echter het omgekeerde. Daarbij was vrijwel de gehele pers ook nog eens het slachtoffer van een ridiculisering door het voltallige kabinet. Ik vind dat buitengewoon ernstig. Niet omdat journalisten niet tegen een stootje kunnen, maar omdat de democratie daardoor in het geding kwam. Peper riep dat meneer Berts er alleen maar op uit was om via zijn bonnen te zien welk merk bier hij dronk. Volgens Wim Kok ging het bij mijn verzoek om inzage om een: CITAAT “niet te bedwingen nieuwsgierigheid om tot in de hoekjes van schoenendozen van bewindslieden te kijken naar bonnetjes”. Maar de minister-president wist heel goed, dat de rechtmatigheid van de gedane uitgaven pas te beoordelen is aan de hand van de bonnen.
Als Peper had kunnen volharden in het slechts verstekken van totaaloverzichten van zijn declaraties, dan zou hij nu niet als verdachte door de Rijksrecherche worden verhoord. Bovendien vond ik het hoogst onbehoorlijk, dat de minister-president die op dat moment wist dat ik tot tweemaal toe in het gelijk was gesteld door de rechter, mij desondanks belachelijk probeerde te maken. Een zeer ernstig geval van “Contempt of Court”. Zeker omdat Kok zijn uitspraken deed, enkele dagen voordat de Raad van State een definitieve uitspraak zou doen in deze zaak. Een paarse minister-president kan zich kennelijk alles permitteren in dit land. Als klap op de vuurpijl viel er in het NRC van 16-3-2000 het volgende te lezen: “Mathijsse (de woordvoerder van Peper) besprak vervolgens met andere journalisten de mogelijkheid een WOB-verzoek in te dienen om de declaraties van alle ministers boven water te krijgen. Het NRC besloot dat niet te doen.
Diezelfde week verscheen een berichtje over de WOB-hype in het Algemeen Dagblad. In het rijtje kranten die bij alle ministeries een verzoek hebben ingediend om de declaraties van de bewindslieden over de afgelopen twee jaar in te zien, stond ook de NRC genoemd. Zo veranderde de kwestie Peper voor publiek en parlement in een “bonnetjes hetze”. En hoefde minister Peper zich niet te verantwoorden voor zijn declaraties, maar moesten juist de journalisten dat doen voor hun gewroet en de leden van de oppositie voor hun gehijg”. EINDE CITAAT. Uiteindelijk werd zelfs de Wet openbaarheid van bestuur door het kabinet ter discussie gesteld. De WOB dient daarom een stevige verankering in de Grondwet te krijgen, zodat ze niet meteen opgeblazen kan worden, wanneer ze eens een beetje knelt voor de politieke elite van dit land.

Ook met onze provincies deed ik niet zulke beste ervaringen op. Over de leugens van mevrouw Leemhuis zou met gemak een compleet FAMO congres kunnen worden gehouden. Ik wil mij nu even beperken tot de heer Van Kemenade, die van zijn onderzoek naar de waarheidsvinding rondom Srebrenica een grote leugen maakte. Ik heb zeer goede journalistieke gronden om ook Van Kemenade om inzage van zijn declaraties te vragen, maar die kan ik u niet onthullen.
Van Kemenade weigerde inzage. Volgens hem is het niet aan de pers, maar aan de volksvertegenwoordigers om de declaraties van bestuurders te controleren. Dat dacht de fractievoorzitter van de SP in de Staten van Noord-Holland dus ook. Hij wilde mij een handje helpen bij mijn onderzoek. De Provinciewet stelt dat hij als democratische gekozen volksvertegenwoordiger recht heeft op alle informatie. Maar toen Provinciale Staten besloten in te stemmen met de weigering van GS om aan een politieke minderheid inzage te geven in hun declaraties, bleek de fractievoorzitter van de SP daar niets tegen te kunnen doen. De Algemene wet bestuursrecht stelt immers, dat je alleen een rechtsingang hebt tegen een besluit dat gericht is op een extern rechtsgevolg. Het feit dat een politieke meerderheid binnen Provinciale Staten besluit om aan een minderheid cruciale financiële gegevens te onthouden, is een interne zaak, waarover je niet naar de bestuursrechter kunt stappen.
Vervolgens riep Van Kemenade in het Noordhollands Dagblad van 18-8-1999 het volgende: “Er is een sfeer opgeroepen dat de provinciebestuurders er op los declareren en belastinggeld uitgeven aan Wein, Weib und Gesang. Daarvan is natuurlijk helemaal geen sprake. Declaraties moeten voldoen aan strikte eisen, er is interne financiële controle die daar op toe ziet, er is een rekeningen commissie die zich erover buigt, er worden rapporten over geschreven door interne en externe accountants en de cijfers zijn vermeld in de goedgekeurde jaarrekeningen en begrotingen. Zo kun je dus objectief en democratisch vaststellen dat er niets aan de hand is”.
In het NHD van 14-12-99 stond echter te lezen dat de provinciale rekeningen commissie nu pas, na mijn door van Kemenade afgewezen WOB-verzoek, ineens heeft besloten, om een externe accountant de declaraties die gedeputeerde staten en de CdK in het verleden hebben ingediend, te laten onderzoeken. Van Kemenade loog dus en de rekeningen commissie slaapt totdat de journalistiek haar wakker schudt. Inmiddels heb ik Van Kemenade verzocht om zich te conformeren aan de uitspraak die de Raad van State als hoogste bestuursrechter heeft gedaan over de openbaarheid van declaraties van bestuurders.
Maar hij weigert dat en heft gewoon zijn middelvinger naar de rechterlijke macht. Vandaar dat ik u hierbij uitnodig om op maandag 25 september om 9.30 aanwezig te zijn bij het kort geding dat ik bij de Arrondissementsrechtbank Haarlem tegen Van Kemenade heb aangespannen.

Ik heb begrepen dat velen van u bij gemeenten werken. Daar gaat misschien nog wel het meeste mis. Ik geef u daarvan een voorbeeld. In Den Helder, waar ik woon, wordt de oude Rijkswerf omgebouwd tot een nautisch themapark. Daarvoor zijn astronomisch hoge subsidies uit Brussel ontvangen. Ik vrees dat de manier waarop er met dit project wordt omgesprongen nog eens een parlementaire enquete zal opleveren. In het verslag van de Stuurgroep Oude Rijkswerf van 28 mei 1997 schrijven een aantal Helderse wethouders het volgende: “Van belang wordt geacht de gemeenteraad op afstand te houden”. Met andere woorden, het hoogste bestuurlijke orgaan van de gemeente moet buiten spel worden gezet. Voor iedere zichzelf respecterende gemeenteraad meer dan voldoende om het college over de tafel te trekken en het gemeentehuis uit te schoppen.
Maar er gebeurde niets.
Zelfs toen twee Helderse ambtenaren voor ongeveer twee ton gefraudeerd bleken te hebben, gebeurde er niets. De heren wisten teveel en konden dus niet worden aangepakt. Het college beweerde dat de heren zwaar gestraft waren, maar toen ik daarover een WOB-verzoek indiende, bleek dat het bij een waarschuwing en een overplaatsing was gebleven. De gemeenteraad accepteerde het allemaal. Als u mij niet kunt geloven, de stukken zitten in mijn tas.
Op een gegeven moment tipte een raadslid mij over de onrechtmatige declaraties die voormalig burgemeester Gmelich Meijling had ingediend. Het bleek politiek onmogelijk om die affaire in de raad aan te kaak te stellen, of ik het maar wilde proberen via de WOB. Door de toenmalige landelijke partijvoorzitter van de VVD, de heer Hoekzema, die het burgemeesterschap van Den Helder als bijbaan had, werd mij een zeer dun stapeltje met declaraties van zijn voorganger Meijling getoond. Nog geen week later kwam ik er toevallig achter, dat Hoekzema mij belazerd had.
Alle rekeningen van feesten, partijen en snoepreisjes die Meijling rechtstreeks naar de gemeente had laten sturen, zou hij zogenaamd niet gedeclareerd hebben. Want, zei Hoekzema, declareren is uitsluitend met een bonnetje naar de kas stappen en om uitbetaling verzoeken. Toen ik ook om de rest van de informatie vroeg, kwam Hoekzema met een reactie die griezelig veel leek op de reactie waarmee Wim Kok mij in de zaak Peper tegemoet trad. Ik werd alom belachelijk gemaakt en Hoekzema bestond het zelfs om mij met juridische stappen te dreigen. Tot ontsteltenis van de Helderse bevolking. “Wat doet die man nou fout, hij vraagt slechts om openbare informatie”. Dat was de strekking van een aantal ingezonden brieven in de Helderse Courant.
Slechts ten gevolge van een kort geding, kreeg ik een dikker declaratie-dossier in handen. Vervolgens brak er een landelijke rel uit over de zelfverrijking van Meijling. Ook die werd middels leugens listen en bedrog gesmoord. Meijling- die toen staatssecretaris van Defensie was- werd brandschoon verklaard door VVD wethouder Nijpels. De gemeenteraad was daar niet in gekend. Die moest weer eens op afstand worden gehouden. Niet lang daarna viel Nijpels zelf, vanwege mijn onderzoek naar zijn declaraties. Ook daar kwam uiteraard een kort geding aan te pas.
Openbaarheid bestaat niet meer in dit land. Het hele wethouders college moest het veld ruimen vanwege hun declaratiegedrag en andere vormen van machtsmisbruik. Kort daarna werd de gevallen wethouder Nijpels wegens zijn wangedrag door Van Kemenade gepromoveerd tot waarnemend burgemeester van Uitgeest. Allen dankzij krachtige protesten uit deze gemeente ging zijn burgemeesterschap niet door.

Ondanks het feit dat ik bijna moedeloos word van mijn eigen betoog, keer ik tenslotte nog even terug naar Gmelich Meijling. Kunt u zich nog de openingskop van De Telegraaf herinneren “Meijling zet Defensie jet in om vrouw naar vakantiebestemmingen te vliegen”? Om de vluchtgegevens en de passagierslijsten van de Gulfstream te pakken te krijgen, moest ik uiteraard weer het zoveelste kort geding aanspannen. Dat leverde mij een dik pakket op, waarin om de haverklap een naam met een dikke zwarte viltstift onleesbaar was gemaakt.
Minister Voorhoeve liet in een begeleidende en persoonlijk door hem ondertekende brief weten, dat er nu eenmaal wel eens iemand op het laatste moment uitstapte en dat diens naam dan doorgehaald werd op de passagierslijst. Een jaar later sprak ik op een receptie van de grootste vakbond van defensiepersoneel met een van de piloten van de Gulfstream. Passagiers die op het laatste moment uitstappen, dat had hij nog nooit meegemaakt. Overigens verdien ik bij deze vakbond van defensiepersoneel het grootste gedeelte van mijn inkomen. Op het hoogtepunt van mijn onderzoeken naar Meijling, weigerde Voorhoeve nog langer met de voorzitter van de bond te praten, zolang ik er niet uitgegooid werd bij het bondsblad Trivizier. Een regelrechte aanslag op de persvrijheid.
Gelukkig hield de VBM-NOV haar rug recht. Het is onvoorstelbaar dat Voorhoeve ondanks al zijn leugens over Srebrenica en over de AP-23 mijnenaffaire, nog steeds een uitstekende reputatie heeft en in de Raad van State is benoemd.

Ook bij mijn onderzoek naar de declaraties die Gmelich Meijling als staatssecretaris had ingediend, ging het helemaal mis. De ellende is alleen, dat de perceptie van de media bij dit soort zaken totaal verkeerd is. Alleen de onrechtmatige declaratie zelf vindt men interessant, voor alle gesjoemel rondom de openbaarheid heeft men stom genoeg geen interesse. Daarom kan er door de overheid zo naar hartelust bedrogen, gelogen en vooral verdoezeld worden bij dit soort zaken.
Plaatsvervangend secretaris-generaal van het ministerie van Defensie drs. H. H. Hulshof pleegde zelfs valsheid in geschrifte, door mij schriftelijk te laten weten dat Meijling niet over een eigen creditcard ten laste van Defensie beschikte. Tijdens het door mij aangespannen kort geding, telt u het aantal kort gedingen even mee, bleek Meijling er zelfs twee te hebben. Hij deed er zeer forse betalingen mee. De rechtmatigheid van deze uitgaven waren echter niet te controleren door de directie van de b.v. Nederland – wij dus, die de staatskas met ons eigen geld vullen- omdat een groot aantal van de bijbehorende bonnen zogenaamd zoek waren. Net zo als de filmrolletjes van Srebrenica, vitale stuken over de mijnenaffaire Spijkers-Ovaa, delen van de Cannerberg rapporten, stukken over de Herculesramp en ga zo maar door.
Ik kan dit hele congres vullen over de gevoelige stukken die er bij de overheid zogenaamd zoek raken. Bij Defensie is het zelfs zo erg, dat ik mijn brood al kan verdienen met een opsomming van de eindeloze reeks voor dit ministerie belastende documenten die men onder de pet houdt door te roepen dat ze zoek zijn. Waarom accepteren onze volksvertegenwoordigers dat? Waarom werd minister Peper, die speciaal belast was met het bewaken van de integriteit van onze overheid niet meteen naar huis gestuurd, toen hij ondanks twee daartoe strekkende kort geding vonnissen inzage van zijn declaraties bleef weigeren? Waarom laten gemeenteraden zich op afstand houden door een club bestuurlijke boeven? Waarom roepen de Staten van Noord Holland Van Kemenade niet tot de orde, als hij zich niets van rechterlijke vonnissen blijkt aan te trekken?
Inmiddels blijkt dat ook de nieuwe minister van overheidsintegriteit Klaas de Vries, rustig bewust een rechterlijk vonnis aan zijn laars te lappen. Een nogal technische kwestie, die niet in een paar woorden is uit te leggen. Niet wereldschokkend, tenzij je zo verstandig bent om het van een principiële kant te bekijken. Want als je de grens van het negeren van de rechterlijke macht eenmaal overschreden hebt, dan is de daarop volgende diepte niet meer te peilen.

Dames en heren, ik maak mij echt dodelijk ongerust over onze rechtstaat. De onderzoeksjournalistiek in ons land is op sterven na dood en in de politiek werkt zelfs het zwaarste middel tot waarheidsvinding niet meer. Tijdens de Bijlmer enquete spraken vrijwel alle getuigen elkaar op kardinale punten onder ede tegen. Niemand werd aangeklaagd wegens meineed. Alleen de commissie zelf belandde in de beklaagdenbank. Om over het lot van de waarheid rondom de Bijlmerramp maar te zwijgen.

Uiteindelijk achterhaalt de waarheid de leugen wel. Maar juist omdat de waarheid het enige is waarmee niet te sjoemelen valt, zal ze ons eens de rekening presenteren voor de politici die we kennelijk verdienen.

PS Het kort geding tegen Van Kemenade heb ik inmiddels gewonnen. Hij weigert het vonnis uit te voeren. Inmiddels is een meer dan vernietigend accountantsrapport verschenen over de declaratiecultuur in de provincie Noord-Holland. Maar met behulp van zijn vriendjes in de provinciale staten, die bijna allemaal ook roomboter op hun hoofd hebben, slaagde Van Kemenade er in om de zaak in een van zijn beroemde doofpotten te manoeuvreren. Daarover later meer op de site van Theo.

theovangogh.nl, 4 september 2000

http://www.theovangogh.nl/famo.html