De Volkskrant – Zodra raam op maan rijmt, is het mis volgens Ivo de Wijs

‘Het komt bij mij altijd op hetzelfde neer: kennis kennis, woordjes woordjes, verhaaltjes verhaaltjes.’ Wanneer tekst- en liedjesschrijver Ivo de Wijs voor een schilderij van Mondriaan staat, denkt hij: hoe heeft die man zich van figuratief kunstenaar tot vlakjes schilder ontwikkeld?…

Na elke maaltijd thuis ligt er een stapel boeken op tafel. De een wil een gedicht voorlezen, de ander even een plaatje laten zien; er is altijd wel wat en de boeken zijn door het vele verplaatsen altijd zoek. Verhaaltjes verhaaltjes, zonder kennis geen genieten. Spreekt hij over de prachtige vrouwennaakten van Tamara de Lempicka, dan heeft hij het in één adem over de ‘rare Amerikaanse talkshow gast met Europese wortels’ waarin zijn favoriete kunstenares op latere leeftijd zou veranderen. En praat hij over Rob Scholte, dan bedoelt hij in de eerste plaats de persoon Scholte, in wie het ‘elektrische’, het gedrevene hem zo aanspreekt. Al is zijn fascinatie voor Whistler in dit verband opmerkelijk. Over Whistler, schilder van ‘prachtige, onaardse sferen’, weet hij namelijk helemaal niks.
Ivo de Wijs wordt absoluut gek op een rustig eiland met meeuwen en gaat tijdens vakanties dus regelmatig naar ‘cultuurtempels’. In Amsterdam moet hij van zijn dochter naar ballet, van zijn vrouw naar het theater, en van zichzelf naar het cabaret. Te hooi en te gras vooral. Van alles een beetje en van niets echt goed op de hoogte. Hij zag een aantal voorstellingen van Gerardjan Rijnders, maar snapte daar ‘buitengewoon weinig’ van: ‘Ik kan de gedachte, die erin zit gewoon niet volgen. Ik weet nog, dat er in Cocktail iemand nodig moest plassen, maar er is geen zin blijven hangen.’
Wanneer een cabaretier raam op maan laat rijmen, is het eigenlijk al mis. Hij zal daarin wel alleen staan, maar het kàn toch gewoon niet: We staan voor het raam en kijken naar de maan. Het zal zijn hang naar ambachtelijkheid wel zijn. Een tekst moet degelijk in elkaar zitten. Jonge cabaretiers vertillen zich daar nog wel eens aan – nee, geen namen, die noemt hij toch niet. Er zijn er weinig, die een verhaal kunnen vertellen, dat de hele avond mee kan, zoals Youp van ’t Hek, dat zo goed doet. Ze maken het niet àf. En waarom doen ze de laatste tijd allemaal, alsof ze niet goed bij hun hoofd zijn? Dat is toch niet echt leuk? Hans Teeuwen lijdt daar ook een beetje aan. Al heeft hij smakelijk moeten lachen toen Teeuwen zei, dat het in Eindhoven kei leuk was.
Saki, alias Hector Munro, en O’Henry zijn zijn favoriete korte verhalen schrijvers. Dat genre wordt ondergewaardeerd. De teneur lijkt wel: hoe dikker hoe beter. ‘Het moet pertinent Donna Tart wezen, of een hele dikke Mulisch.’ Nee, dan Saki. Saki weet hoe hij zijn taal vonken kan laten slaan, zonder ook maar een woord te veel te gebruiken. Hij houdt ook van Saki’s morbide ondertoon. In zijn verhalen nemen de kinderen steevast wraak op de volwassen wereld. ‘Ik mag die wreedheid wel. Als rooms-katholiek jongetje las ik al graag gruwelijke heiligenlevens.’
Ivo de Wijs peutert verhalen en liedjes uit elkaar als horloges. Hoe doet-ie het, hoe komt-ie erop? Altijd respect voor de meesters. Nijhoff met zijn onevenaarbare gewoonheid, de liedjesschrijver Tom Lehrer, die alles kan en daarom God is, Baudelaire, die in ‘La géante’ of ‘De reuzin’ schrijft: Laat me slapen in de schaduw van haar borst (…) Soms neem ik van haar knie de glijbaan naar beneden. Daar neem je toch je hoed voor af? Of Willem Wilmink, die in dat liedje over een pubermeisje zingt: Net zoveel als Beatrix, of misschien wel bijna niks. ‘Dat zijn de zinnen’
Hij leest alles door elkaar, op het moment Martha Gelhorn’s Reizen met mijzelf en anderen, Karel van het Reve’s Luisteraars en de Bijbel. De laatste roman, die hij ademloos las, is Pirsig’s Zen en de kunst van het motoronderhoud. Pirsig heeft hem ‘om de oren geslagen’. Waarom weet hij eigenlijk niks van wasmachines en auto’s? Waarom weet hij precies hoe een sonnet in elkaar zit, maar kan hij bij wijze van spreken nog geen fietswiel uitlijnen? Pirsig beukte op zijn eenzijdigheid, en dat kwam aan. ‘Het is natuurlijk raar, dat ik in een soort van woordfixatie gevangen zit.’ Daar prikte Pirsig met dat boek dwars doorheen.
Ivo de Wijs schreef de tekst voor de jeugdmusical ‘Wie heet er nou bons’, die zondag in première gaat. In Cultureel Centrum Amstelveen, aanvang 14 uur.

De Volkskrant, 5 januari 1996, 00:00

https://www.volkskrant.nl/archief/zodra-raam-op-maan-rijmt-is-het-mis-volgens-ivo-de-wijs~a421544/

Meer informatie:
http://www.ivodewijs.nl/