Kees Engelhart – De postbode van Thomas Mann

Het gaat echt niet goed met Arthur Koestler, de beroemde Hongaarse schrijver en geschiedkundige. We schrijven het jaar onzes heren negentien en zevendertig in het mediterrane door het Franco-bewind geteisterde Spanje. De Spaanse Burgeroorlog neemt schrikwekkende vormen aan en niemand is zijn leven zeker. Koestler wordt door het gevreesde regime verdacht van spionage, is gevangen genomen en wordt met de doodstraf bedreigd. Koestler, zo vertelt hij later, is panisch en om zich de angst een wat van het lijf te houden filosofeert hij over de betekenis van dood en leven.

Op zekere dag herinnert hij zich een zeker gedeelte uit de roman Buddenbrooks van de fameuze Duitse schrijver Thomas Mann. Een van de hoofdpersonen, de consul Thomas Buddenbrook, beseft dat hij spoedig zal gaan sterven, hoewel hij nauwelijks veertig jaar oud is. Thomas Buddenbrook heeft zich zijn leven lang niet met problemen van godsdienstige aard bezig gehouden, maar door de omstandigheden gedwongen, komt daar nu verandering in. Tijdens zijn ziekte leest hij veel en stuit op een klein boekje dat grote indruk op hem vermag te maken. In het bewuste boekje wordt op overtuigende wijze uiteen gezet dat de dood niet het einde is, maar slechts een overgang naar een andere, voor de mens onkenbare, vorm van bestaan.
Die andere vorm van bestaan wordt omschreven als de hereniging met de kosmische eenheid. Dat kleine boekje nu is een werkje van de grote Duitse filosoof Arthur Schopenhauer, eveneens de auteur van een nog opmerkelijker boekwerkje genaamd ‘ Er is geen vrouw die deugt ’. Echter het boekje dat de consul onder ogen krijgt gaat onder een geheel andere titel ‘ Over de Dood en zijn Relatie met het Onverwoestbare van ons Wezenlijke Zelf ’.

Koestler in zijn nare gevangenschap en met de dood bedreigd, herinnert zich het werkje en vindt er dezelfde troost in als de consul uit het boek van Thomas Mann. God echter, in zijn oneindige wijsheid, is Koestler genadig en hij wordt na drie benauwde maanden bevrijd uit zijn benarde toestand.

Op de dag na zijn vrijlating schrijft Koestler een brief aan Thomas Mann, die hij nog nooit heeft ontmoet, om hem te bedanken voor de troost die hij tijdens zijn gevangenschap heeft mogen putten dankzij de passage uit zijn beroemde roman.
Tot zijn grote verrassing ontvangt Koestler al na een paar dagen antwoord van Thomas Mann. De beroemde schrijver deelt Arthur Koestler mee dat hij het werkje van Schopenhauer niet meer had gelezen sinds hij veertig jaar daarvoor de roman Buddenbrooks geschreven had. ‘ Maar ’ zo schrijft hij Koestler,’ toen ik gisteren in de tuin zat, voelde ik een plotselinge opwelling om het werk nog eens te lezen.’ Thomas Mann liep naar binnen, om het werkje uit zijn bibliotheek op te diepen, op datzelfde ogenblik ging de deurbel, Mann opent de deur waarop de postbode de schrijver de bewuste brief, waarin Koestler zijn dank betuigt voor de betreffende passage over Schopenhauer in zijn epische roman Buddenbrooks.
Een opmerkelijk toeval had zijn onnavolgbare weg gevonden, of de postbode van Thomas Mann met een en ander te maken heeft gehad weigert de voorzienigheid halsstarrig prijs te geven.