Cornel Bierens – K | Kunstenaarschap: Kleine kunstenaars

Dames en heren kleine kunstenaars!

Toen ik werd gevraagd hier vandaag een voordracht te houden voor kleine kunstenaars moest ik meteen aan Wilhelm Reich denken. Uit de dikke mist van mijn geheugen sprong Rede an den kleinen Mann tevoorschijn, een hartenkreet van de Pools-Oostenrijkse sekstherapeut waaraan ik in geen twintig jaar meer had gedacht. De Rede had destijds indruk op mij gemaakt, niet vanwege het uitgangspunt (de kleine man lijdt onder de grote man), maar door de aanpak. In een directe aanspreekvorm, van man tot man, pepert Reich de kleine man in dat hij zijn benauwde knechten leven geheel aan zichzelf te wijten heeft.

Kleine man!, roept Reich, je bent als de dood voor je eigen kleinheid en daarom sluit je je ogen ervoor. Je veracht jezelf en voelt je het best in de rol van geliefde slaaf. Wat je gegeven wordt neem je, maar zelf geef je alleen wat van je wordt geëist. Je mag de mensen niet je vrijheid nastreven en aan de waarheid heb je een hekel. In plaats daarvan ben je de hele dag bezig met levenstactieken. Je gelooft niet dat iemand die bij je aan tafel zit ooit iets groots zou kunnen presteren, maar alles wat in je krant staat geloof je klakkeloos. Als je mag kiezen tussen naar de bibliotheek gaan of een vechtpartij bijwonen kies je de vechtpartij, en van de grote mannen zie je niet de echte groten, maar alleen de quasi groten, die zich met vele kleinen omringen. Zo gaat de aanklacht door, de hele Rede an den kleinen Mann lang. Reich voelt met de aangesprokene mee want de kleine man zit ook in hemzelf. Hij ziet alleen niets in halfzachte methodes en daarom stelt hij zich hard op, als een strenge maar rechtvaardige vader. Gelukkig maar, want dankzij die strengheid is Rede an den kleinen Mann een goed boek, ook al wordt het nauwelijks meer gelezen nu de kleine man nagenoeg is uitgestorven.

Hoe anders is het gesteld met de kleine kunstenaar! De kleine kunstenaar lééft, holt zelfs meteen naar de aula als hij hoort dat er een voordracht is speciaal voor kleine kunstenaars.

Kleine kunstenaar!, roep ik dus, tegenover elke droom van een groot kunstenaarschap staan honderd kouwe douches! De kleine man die in je zit is honderd keer makkelijker de nek om te draaien dan de kleine kunstenaar in je. Van de kleine vrouw die in je zit kun je honderd grote maken, maar van de kleine kunstenaar in je niet één groot kunstenaar.

Weet je nog, kleine kunstenaar, wat je zei op dat feestje op die boot, na je eindexamen? ‘Nu ben ik een artiest,’ zei je, en in je toon zat een vreemde combinatie van zelfspot en eigendunk. Duidelijk was de betrekkelijkheid hoorbaar, het besef dat alles nu pas echt ging beginnen, dat kunstenaar een nog veel te pretentieus woord was en dat je jezelf daarom een artiest noemde, net als de televisiekomiek, de liedjeszanger en de kleinkunstenaar. Tegelijkertijd klonk je heel zelfbewust, net of je al niet meer van hier was en nog uitsluitend sprak in al te letterlijk vertaalde Engelse zinnen als Now I am an artist. Net of je mentaal al over de grenzen van het stad staatje Holland heen was en al op weg een wereldkunstenaar te worden.

De gespletenheid die je daar liet zien, kleine kunstenaar, is niet toevallig en typeert niet alleen jou, zij doortrekt alles wat kunst is. Er is de kleine kunst, het geploeter dat wordt bespot en vervloekt en doodgezwegen, en er is de grote kunst, zo hoog en heilig verklaard dat je er haast niet meer bij kunt komen. Het niemandsland daar tussenin is als een oceaan zo onafzienbaar. De ene soort kunst is minder waard dan niets, alle geld dat daarin gaat wordt beschouwd als weggegooid. De andere soort kunst is zoveel waard dat het grootste geld erbij verbleekt.

Jij, kleine kunstenaar, mag de oceaan proberen over te steken in een roeibootje. Al komt er een paradijs op aarde, altijd zul je het als kleine kunstenaar moeten blijven doen met de riemen die je nu al hebt. Altijd zul je worden klein gehouden, met harde hand, zonder pardon of medelijden. Dat is het verschil tussen de kleine kunstenaar en de kleine man. De kleine man was klein omdat hij arm en onmachtig was. Hij kon opklimmen, zich vermannen en verenigen en zijn macht en marktwaarde vergroten. Zo kon hij de kleine man in zichzelf overwinnen.

Kleine kunstenaars daarentegen kunnen de kleine kunstenaar in zichzelf nooit overwinnen. Ze blijven altijd klein omdat ze bij elk kunstwerk weer vooraan moeten beginnen. Echte kunst wordt kunstwerk voor kunstwerk uitgevonden. Kunst op zichzelf klimt niet, staat onverschillig tegenover macht en weigert zich te verenigen. Kleine kunstenaars die hun eigen marktwaarde denken te kunnen beïnvloeden zijn het slachtoffer van het Grote Postmoderne Misverstand. Dat zegt dat kunstenaars middenstanders zijn.

Geen honderd cursussen kunstmanagement en geen honderd netwerken, kleine kunstenaar, kunnen je marktwaarde groter maken dan die van een loterijlot: alleen de loterijbaas en de notaris hebben er invloed op. Kleine kunstenaars die dat niet begrijpen hebben de kleine man in zichzelf nog niet overwonnen. De kleine man verrichtte nuttig werk, dat nut kon vergroot worden en die vergroting te gelde gemaakt. Kunst echter heeft geen nut, nuttige kunst is geen kunst.

Niettemin is er weleens een kleine kunstenaar die met zijn roeibootje onverhoeds aanlandt op de kust van de grote kunst. Op één van de honderdduizend loten valt een grote prijs immers. Maar in principe zal de kleine kunstenaar, net als de kleine man dat vroeger deed, moeten afzien: sappelen, zwoegen, krom liggen. Voor altijd, want uitsterven zal de kleine kunstenaar nooit. De kleine kunstenaar moet eeuwig lijden, zo is het nu eenmaal. En dan biedt lijden nog geen enkele garantie voor een grote prestatie, hoe jammer dat ook is voor het Hardnekkige Romantische Misverstand. Dat zegt dat de genialiteit van een met bloed, zweet en tranen gemaakt kunstwerk vast staat als het door niemand wordt bekeken, begrepen of gekocht.

Kleine kunstenaar!, er is geen frustrerender, geen ondankbaarder, ja geen mensonterender leven dan dat van jou! Je staat op de onderste trede en houdt je vast aan de bovenste en daar tussenin is niets! Het enige dat je gaande houdt is hoop, ‘hoop, de vleugels aller tijden,’ zoals de kleine dichter zegt. Maar hoop waarop? Zeg niet dat je hoopt een grootheid te worden, kleine kunstenaar, of erger nog, dat je beroemd wilt worden. Een grootheid kun je niet willen worden, grootheid blijkt! Beroemd kun je niet willen worden, beroemdheid wordt gemaakt! Beter dan de kleine kunstenaar in jezelf te overwinnen is het om de grote, beroemde kunstenaar die in je kop zit eruit te gooien.

Het enige dat je kunt willen is leven voor de kunst, werken, iets maken en iets beters maken, een kunstwerk uitvinden en dan weer een nieuw kunstwerk uitvinden. Het enige dat je kunt willen is weten. Willen weten, kennis, de rest is irrelevant. Wat de aard is van die kennis of waar die vandaan komt, dat doet er niet toe. Bij een goeie vechtpartij is evenveel te leren als in een bibliotheek.

De legendarische wereldkampioen boksen Mohammed Ali heeft eens een toespraak gehouden voor studenten van de Harvard-universiteit. Hij zei: ‘Op mijn eigen manier studeer ik ook een heleboel. Maar daar betalen de mensen niet voor, de mensen betalen voor dwaasheden. De wijze kan de dwaas spelen maar de dwaas kan niet de wijze spelen. Ik speel heel wat af.’

241 THINGS, 08.10.2013

http://1000things.org/nl/people/cornel-bierens