Cor Hendriks – The Sphinx Speaks (11): De Grote Kloof
We hebben in het voorafgaande gezien, dat Rigveda enige van de oudste tradities beschrijft zo zeer zelfs, dat in de Sukta 1:32 daadwerkelijk de schepping van Sapta-Sindhu door het openen van de vallei van Kasjmir en het bevrijden van de wateren uit dit grote meer in de vorm van zeven rivieren, die neer stroomden naar de oceaan, wordt beschreven. Wanneer had dit plaats?
Volgens de archeologen hebben ze de overblijfselen van Steentijd mensen gevonden in de Sohan riviervallei van Poonch Staat in Kasjmir, die gezegd wordt te zijn uit het vroege Pleistoceen, zo’n vier tot vijf honderdduizend jaar geleden. Deze Steentijd mensen worden in Rigveda Dasyu’s genoemd. Ze zijn holbewoners, neusloos, met plat gezicht en eten rauw vlees. Ze werden gedood tijdens het openen van de Kasjmir vallei tezamen met de draak Vritra, die werd gedood en de berg gebroken door Indra’s dondersteen. Ook volgens de geologie was Kasjmir, zoals beschreven door De Terra en Paterson (zie aflevering 9: https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-the-sphinx-speaks-9-het-vraagstuk-van-de-tethys-zee/), een meer, gevormd door een opschudding van de bodem van het meer als gevolg van bewegingen van de aardkorst. Bergen werden gebroken en het meer liep leeg. Volgens het Puranische verhaal werd dit gedaan door Shiva, die de berg sloeg met zijn drietand, maar in Rigveda is het Indra, die zijn dondersteen slingert. Deze opschudding van de aardkorst moet hebben plaats gevonden toen de Tibetaanse regio werd gevormd tot een hoogland en Tethys zee kromp van het Chinese gebied naar onder de Himalaya, of wanneer later dan toen, de Himalaya begon op te rijzen. In ieder geval moet het heel erg lang geleden zijn geweest.
Gezegd kan worden in een tegenargument, dat deze oeroude gebeurtenis niet is waargenomen door de Sapta-Sindhu Ariërs, maar dat ze deze feiten ontdekt hebben door hun wetenschappelijke onderzoek en toen aan hen is gesteld als een traditie van een voorbij gebeuren, zoals ook vandaag wetenschappers reconstrueren wat miljoenen jaren geleden plaatsvond. Dit zou er op wijzen, dat de Ariërs hoge wetenschappelijke kennis hadden van geologie en archeologie. Verder zijn er twee obstakels om een dergelijk idee te accepteren . In de eerste plaats wordt melding gemaakt van plaatsen in de geschiedenis van Kasjmir, die de in de Rigveda beschreven plaatsen identificeren. In 8:66:10 en 10:99:6 wordt de Vritra een Ever genoemd en Shiva sloeg met zijn drietand op de grond bij de plaats genaamd Baramula, ofwel het ‘Verblijf van de Ever (Barah)’. Ten tweede bevond volgens de Kasjmir traditie zich daar een berg Bheda, waarop de godin Saraswati stond (dat is ‘opwelde‘), die veranderde in een rivier. Het is welbekend, dat tijdens een bepaalde opschudding de Himalaya oprees en de wateren van Saraswati werden opgevangen in de nabije Yamuna. In 7:83:4 veroveren de Indra-Varuna Bheda en helpen koning Sudas in het verslaan van 10 niet Arische koningen, die de Arische koning Sudas aanvielen. Bheda wordt ook genoemd in 7:18:18. In deze Sukta wordt de grote oorlog van de tien stammen inclusief de Siva’s, Aja’s, Yaksha’s, Alina’s en anderen met de Arische king Sudas op de oevers van Yamuna en Parushni (Ravi) beschreven. In deze Sukta doodt Indra Sambara, die gezegd wordt de vader te zijn van Bheda en de demon van de droogte, met zijn dondersteen. De naam van Bheda komt alleen voor in deze twee Sukta’s van Rigveda, die ook de dood van Vritra vermelden (zie 7:83:9) en de rivieren, die voortkwamen uit het Kasjmir meer (7:18:24). Dus het land van Kasjmir is de regio vermeld in Sukta’s 32 en 33 van Mandal I, wat ook het land van Bheda is. Verder vermeldt Rigveda ook niet de Steentijd mensen in het algemeen, alsof hun restanten pas veel later ontdekt werden door de Rigvedische Ariërs, zoals nu opnieuw wordt gedaan door de archeologen. Maar Rigveda Sukta 1:32 benoemd definitief de naam van de koning van dit volk als Vritra, de draak, en ook die van zijn moeder Danu, allebei werden gedood in de catastrofe met veel van zijn volgelingen. Dit toont, dat ze deze personen ook kenden als individuen levend in Kasjmir.
Bovendien, terwijl Indra Vritra doodt, verovert Sudas de niet Ariërs, die waarschijnlijk door de Kasjmir passen waren gekomen in de oostelijke Himalaya, toen ze nog niet erg hoog waren. Deze strijd van Sudas kan gebeurd zijn na de opening van de Kasjmir vallei. Sommige personen beschouwen zelfs deze strijd met de tien koningen als die, waarin koning Dashratha, vader van heer Ramchandra van Ayodhya, vocht met demon Sambara. Maar dat is fout gedacht, want Dashratha leefde in de huidige Manvantar, maar niet op het moment, dat Vritra en Bheda in Kasjmir werden gedood. Waarschijnlijker is het, dat, toen de Kasjmir vallei werd geopend, de Arische koning Sudas waarschijnlijk een expeditie er naar toe leidde om het met de Ariërs en de Naga’s te bevolken, die nog steeds daar woonden, maar naar het oosten werden verdreven totdat ze aan kwamen in Assam. Zo maakte Sudas de andere stammen, die in Kasjmir waren overgebleven, tot Ariërs.
Een ander belangrijk feit bij de Grote Vloed is, dat koning Satyavrat per schip ging, gestuurd door de Matsya incarnatie, en zich vestigde in Aryanam Veijo. Aals al eerder aangeduid, vóór deze Vloed was Ceylon of Sri Lanka deel van de landmassa, die het Deccan plateau verbond met Afrika, zodat Sumali en Mali gemakkelijk konden emigreren naar dat continent (Patala). Na de Vloed, toen Sumali naar Lanka kwam, kort voor de tijd van heer Ramchandra in de huidige Manvantar, toen was Sri Lanka als een eiland gescheiden werd van India (Deccan plateau) door een zee. Deze gebeurtenis van de Grote Vloed kon niet minder dan vijfhonderdduizend jaar geleden plaatsvinden, voordat het Pleistoceen begon. In de Rigveda staat geen melding van deze vloed, zodat de Rigveda nog van een periode daarvoor lijkt te zijn geweest.
Maar dan is er één grote probleem. Er is een enorme kloof tussen de ouderdom van Rigveda, de ouderdom van de Purana’s en de andere na Rigvedische literatuur. Deze kloof betreft honderdduizenden jaren en er bestaat geen verslag van wat er is gebeurd tijdens deze periode. De Purana’s geven een geschiedenis van Daitya’s en andere prehistorische volken weer, die voor de vloed leefden, maar er is geen melding van deze verhalen in Rigveda. Deze volken zijn als zodanig niet bekend in de Rigveda. Het lijkt erop, dat de Ariërs met hen bekend raakten tijdens hun verblijf in Aryanam Veijo, toen ze terugkeerden naar Noord India en in contact kwamen met de Ariërs, die nog steeds verbleven in Sapta-Sindhu. Pas toen ontvingen ze de opgefriste kennis van de oeroude Rigveda, die daar nog steeds werd gezongen. Door het grote tijdsverloop zijn de ware betekenissen van de Rigvedische hymnen verloren gegaan en de verhalen, die er in opgeslagen waren, vergeten. De nieuwkomers construeerden hun eigen verhalen in relatie met de personen, aan hen bekend, die namen droegen overeenkomstig de namen, die gegeven werden in de Rigveda. Zo leek het, alsof de Puranische geschiedenis zich verbondt met de Rigveda en aan gebeurtenissen uit eerdere tijden zelfs dan die van de Rigveda. Puranische geschiedenis werd overgeleverd aan de toen huidige tijd als een compleet verslag van de eerste Manu, Swayambhava Manu, tot Mahabharatha en zelfs later. Sommigen begonnen te overwegen, dat de oorspronkelijk verloren gegane Purana, die de ware oorsprong van de bestaande Purana’s was, zelfs van ouder datum was dan Rigveda zelf. Dit is ook de reden waarom sommige geleerden overwegen, dat Rigvedische verhalen in werkelijkheid, die van de Purana’s zijn, maar dit is feitelijk een verkeerde indruk.
Deze ontwikkeling leidde tot een ander resultaat. Toen de ware betekenis en tradities van Rigveda verloren gingen, ontstond er een vacuüm. Puranische verhalen, die zeggen gebaseerd te zijn op Rigvedische hymnen, verleenden grote validiteit aan de Rigveda. Rigveda werd beschouwd als iets dat direct gedicteerd was door God zelf aan de Rishi’s, net zoals God direct sprak met andere profeten, bijvoorbeeld met Zarathustra, Mozes en Mohammed. Alleeen geleerden konden de diepe betekenis van de hymnen interpreteren. Hun wijze interpretatie werd vaak nagevolgd door hoge spirituele en diep mysterieuze betekenis aan de hymnen toe te schrijven. Hen interpreteren op gewone wijze , namelijk op het materiële vlak, werd beschouwd als een niet geautoriseerde poging en afgedaan als heiligschennis. Dus Sukta 10:75 beschrijft de rivieren, die daadwerkelijk bestaan in Sapta-Sindhu. Maar Vedische geleerden zagen ze als refererties aan rivieren in de geestelijke wereld of in hemel, zodoende de belangrijke geografische beschrijvingen missend, die in de Sukta gegeven worden. Het meest gezaghebbende commentaar op Rigveda is dat van Sayan (zie https://en.wikipedia.org/wiki/Sayana). Hij maakt gebruik van de Puranische verhalen in zijn uitleg van de hymnen door ze als toeschrijvingen te duiden in plaats van hun simpele literaire en ongekunstelde betekenis te onderkennen, en als gevolg daarvan verliest hij feiten, die significant zijn in de moderne wereld van Vedische research.
In feite staat de Rigveda op zichzelf, apart, en ver van de rest van de Indische letteren af. Er is een fundamentele verschil tussen de twee. Rigveda belichaamt de ideeën en gevoelens van een intellectuele groep natuur vereerders, die de geheimen van de natuur en de werkwijze van natuurlijke krachten begrepen. Er worden geen kastensysteem, idool verering of religieus rituelen beschreven in de Rigveda, ook niet in detail. Al deze supplementen worden verschaft door latere literatuur, daar worden ze op een ingewikkelde wijze, georganiseerd en gedetailleerd, ingevoerd. De simpele, diepe en wetenschappelijke, interpretatie van de wonderbare Nasadiya Sukta 10:129 wordt vergeten en is vervangen voor de zes systemen van Indiase filosofie.
Er zijn fundamentele verschillen, die in verschillende periodes over deze twee soorten Indiase geschriften kunnen worden vastgesteld. Er is in Rigveda geen verering van de God Shiva of zijn fallische symbool. Er worden stammen in de Rigveda vermeld, die Sisnedevah (de fallische god) vereren. Maar zij zijn geen Ariërs en Indra vecht tegen hen. Hun opvatting wordt als niet gezond beschouwd en de God Shiva, zijn vrouw Parvati, hun zonen Ganesh en Kartikeya hebben geen plaats in Rigveda. Shiva is de hoofdgod in de Purana’s. Het fallische symbool is de metafysische verklaring, die wordt gegeven aan de oorsprong ervan, zoals beschreven in het verhaal, waarin de God Shiva verschijnt om zijn allerhoogste autoriteit te doen gelden over de twee andere goden van de Drievuldigheid, die bestaan naast zichzelf, Vishnu en Brahma. In de Puranische geschiedenis is de definitieve tijds indicatie, dat de verering van Shiva en het fallische symbool werd geadopteerd uit de Hindoe cultuur. Rawan, koning van Lanka of Ceylon in de tijd van heer Ramchandra, de held van de Ramayana, was Shiva’s grootste en meest geleerde aanhanger. Hij is het, die deze verering bedreef en propageerde. De leer verspreidde zich over India, toen Rawans afstammelingen zich langs de kusten van India verspreidden, en uiteindelijk adopteerde Heer Ramchandra zelf deze verering en sanctioneerde die, toen hij een expeditie leidde tegen Rawan en hem doodde in Lanka. Waarschijnlijk maakte deze daad door de heer Ramchandra zijn heerschappij acceptabeler voor de mensen van Rawan. Hoe dan ook, deze verering werd een onderdeel van de Hindoe cultuur. Als gevolg daarvan is alle literatuur, die deze inhoud bevat, van de Ramayana tijd en niet van de Rigveda periode. Tussen deze twee perioden bestaat een grote kloof, waar niet eenvoudige verklaring voor te geven is.
R.T.H. Griffith, die een uitstekende letterlijke vertaling van Rigvedische hymnen heeft gemaakt, behandelt de kwestie in zijn introductie. Griffith, prof. Benfey citerend, zegt: “Iedereen, die zorgvuldig de Indiase interpretatie heeft bestudeerd, is zich bewust, dat absoluut geen continue traditie, zich uitstrekkend van de samenstelling van Veda tot hun verklaring door Indiase geleerden, kan worden aangenomen; dat daarentegen tussen de echte poëtische overblijfselen van Vedische oudheid en hun interpretaties een langdurige breuk in traditie moet zijn gekomen, waaruit hoogstens het begrijpen van sommige bijzonderheden kan zijn gered en overhandigd aan latere tijden door middel van liturgische gebruiken en woorden, formules en misschien ook gedichten, ermee verbonden. Naast deze overblijfselen van traditie, die geschat moet worden als zeer schaars, hadden de uitleggers van de Veda in het algemeen nauwelijks andere hulp dan dat wat, voor het grootste deel, nog steeds tot onze beschikking is, het gebruik van klassieke spraak en de grammaticale en etymologisch lexicografische onderzoeking van woorden.”
Het is bekend, dat Ved Vyas (zie aflevering 8: https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-the-sphinx-speaks-8-de-tijd-van-de-rigveda/) wordt beschouwd als de persoon, die de andere drie Veda’s (Samveda, Yajurveda en Athavaveda) compileerde, om de Rigveda uit te breiden. Veda Vyas leefde in de tijd van Mahabharata, hetgeen beschouwd wordt vijfduizend jaar geleden te zijn gebeurd. Mahabharata gebeurde in het Dwapar Yuga van de huidige Chaturyugi in het huidige Vaivaswat Manvantar, wat zeer recent is. De Ramayana periode wordt gezegd toe te behoren aan de Treta Yuga van deze Chaturyugi, hetgeen niet meer dan elfduizend jaar geleden kan zijn. De Vaivaswat Manvantar kan zeer lang geleden begonnen zijn, aangezien gezegd wordt, dat de huidige Chaturyugi de 28e is in deze Manvantar, maar de bestaande post Rigvedische literatuur kan niet erg oud zijn. Dit toont een immense kloof tussen de Rigveda en deze literatuur. Het kan zijn, dat deze post Rigvedische literatuur ook tradities bevat, die in omloop waren in de orale tradities van een zeer lange tijd geleden, zelfs voor Ramayana werd gecomponeerd, maar zelfs dan lijkt de kloof tussen de Rigveda en deze tradities erg groot.
Het gaat de verbeelding te boven als deze ‘langdurige’ breuk honderdduizenden jaren blijkt te zijn. Men zou blij zijn als deze periode teruggebracht kan worden tot tien of twintigduizend jaar. Maar het wordt voor ons als waar gefixeerd door de archeologen, die de ouderdom van de Sohan vallei overblijfselen, evenals de opening van het Kasjmir systeem, verkeerd inschatten. Het verslag van de expeditie van koning Sudas in de Kasjmir Vallei en zijn strijd van grote oorlogen met Bheda op de oevers van Yamuna en de grote confederatie, nogmaals op de oevers van de rivier Parushini (Ravi),, deze gebeurtenissen worden verteld door de Rigvedische hymnen. Ook is dit is de fixatie van de geologen, die de tijd vaststelden toen Ceylon nog steeds een deel van het Gondwana continent was, en dat is dan de tijd van de opsplitsing van dat continent, toen Ceylon een eiland werd, beide gebeurtenissen worden ook erkend door de Puranische traditie. De pertinente kwestie is wat er gebeurde om de overleveringen uit te vagen van de gebeurtenissen in het interval tussen deze twee perioden , die de duidelijke breuk van cultuur en geschiedenis tussen Rigvedische en post Rigvedische literatuur veroorzaakten.
The Pushpaka vimana flying in the sky (foto Wikipedia)
Dat er zo’n breuk is, wordt beslissend bewezen door vele duidelijke verschillen tussen de twee literaturen, zoals hierboven beschreven, naast de boven al reeds genoemde verschillen.
1
In Rigveda neemt Soma (zie https://en.wikipedia.org/wiki/Soma_(drink)) een zeer speciale en prominente plaats in, terwijl in post Rigvedische literatuur de naam zelfs ervan vergeten is, om maar niet te spreken van de smaak ervan, de methode van preparatie of plaats van origine. Maar in Rigveda wordt een hele mandal (9) gewijd aan Soma, naast de Soma, die op een of andere manier in praktisch iedere Rigvedische hymne figureert.
2
De Rigvedische goden zijn van nature onsterfelijk aangezien zij natuurkrachten zijn, maar de zogeheten goden in de Purana’s, genaamd Devata’s, zijn helemaal geen goden. Zij zijn menselijke wezens, die zelfs onderworpen zijn aan de dood. Ze worden slechts onsterfelijk na het drinken van nectar of een levenselixer genaamd Amrita (zie https://en.wikipedia.org/wiki/Amrita). Deze Amrita werd in de Puranische traditie verkregen na een maritieme expeditie of na het Karnen van de Oceaan. Het was een gebeurtenis, die plaatsvond op een gestelde tijd in de zesde of Chakchush Manvantar voor de huidige Manvantar. In de voorgaande vijf Manvantars waren de zogenaamde Puranische goden of Devata’s wel onderworpen aan ziekte en dood. In Rigveda is geen sprake van een dergelijke nectar of levenselixer en al helemaal niet van enige maritieme expeditie, die ondernomen wordt om het te verkrijgen.
3
In de Rigveda bezitten de goden geen vimana’s of vliegtuigen, die de lucht in konden, oprijzend vanaf de grond, maar in Puranische traditie bezaten de Devata’s vimana’s. Dus Kuber, de god van rijkdom (die totaal geen plek in de Rigveda heeft), bezat de beroemde Pushpak Viman, waarin de held van Ramayana terugkeerde van Lanka of Ceylon naar Ayodhya in Noord India [zie https://en.wikipedia.org/wiki/Vimana en https://www.quora.com/What-happened-to-the-Pushpak-Viman-after-Ravan-was-killed en kritisch https://www.dailyo.in/voices/did-rama-pushpak-viman-head-transplantation-even-exist-markanday-katju-answers/story/1/26866.html en sensationeel https://medium.com/@sathishramyen/a-five-thousand-year-old-ancient-indian-vimana-found-in-afghanistan-cave-eight-american-soldiers-453253fa002b].
4
In Rigveda bezitten de goden geen enkele plek om op aarde te leven. Ze zijn natuurkrachten, die bestaan tussen Hemel en Aarde, waarvan gezegd wordt, dat het hun ouders te zijn. Maar in Puranische tradities hebben deze zogeheten goden of Devata’s vastgestelde woonplekken. Bijvoorbeeld de god Kuber en god Shiva leven op de berg Kailash van de Himalaya keten. Een andere hoofdgod Vishnu leeft in Swarga of Trivishtap, wat de Sanskriet naam voor Tibet is. Terwijl Vishnu de hoofdgod is in de Purana’s en Indra onderworpen aan hem, is in Rigveda Vishnu slechts van secundair belang (zie 8:12:7). In Rigveda is Vishnu een natuurkracht, maar in Puranische traditie komt Vishnu tot stand in de vijfde Manvantar, wanneer hij als de zoon van Vikuntha Vaikunth daar het verblijf van Vishnu vestigt.
5
In de Rigveda staat absoluut geen vermelding van de zeven Patala’s, terwijl ze in Puranische traditie vastgestelde landen zijn, waar de rassen van Serpenten, Danava’s en Daitya’s leven.
6
In Rigveda is geen mythologie van verschillende goden, die verwant zijn aan elkaar. In de Puranische traditie heerst er een koning over de Goden, en het is zijn leger en hij is de hoofdbevelhebber. Ze hebben zonen en dochters, dansmeisjes, olifantenvehikels, pauwen, honden, stieren, ratten, adelaars, die allemaal afwezig zijn in Rigveda.
7
In Rigveda is geen verering van de Godin Durga of Kali, terwijl in de Puranische traditie zij een van de belangrijkste objecten van verering is met Durga Kali, Maheswari en andere namen. Een hele school van filosofie is gewijd aan haar verering en het belangrijke festival van Durgapuja is vastgesteld in het Hindoe jaar.
8
In Rigveda zijn de goden functionele natuurkrachten. Dit bewijst zivh door het feit, dat ze soms geïdentificeerd worden als verschillende aspecten van dezelfde natuur. Bijvoorbeeld in Sukta 2:1 wordt van Agni gezegd tegelijk Brahman, Indra, Vishnu, Brahmanaspati, Varuna, Mitra of Zon, Aryaman, Tvashtra, Rudra, Asura, Maruts, Pushan, Savitar, Bhaga, Aditi (die een godin is, de “oneindigheid” aanduidend), Ila (een andere van de andere drie godinnen in Rigveda) en Saraswati, weer een andere godin, die de “kracht van spraak” personifieert, te zijn. In 3:54:17 wordt gesteld, dat al deze goden verblijven in Indra. Maar in Puranische tradities leven alle goden afzonderlijk en zijn niet uitwisselbaar.
9
In Rigveda is het enige wapen, dat gehanteerd door de Goden de bliksem van Indra, maar in Puranische tradities hebben de goden of Devata’s meerdere wapens, zoals Mohanastra (om de vijanden rustig te maken [zie http://www.marathidictionary.org/meaning.php?id=47071&lang=Marathi]), Brahmastra (als een atoombom om hele legers te doden [zie https://en.wikipedia.org/wiki/Brahmastra]), Vayuastra (om wind mee te creëren [zie onder https://en.wikipedia.org/wiki/Astra_(weapon)]) en nog vele andere wapens als zwaarden, drietanden, et cetera.
10
De goden helpen en beschermen slechts en uitsluitend menselijke wezens, maar de Puranische goden of Devata’s begaan zelfs zonden als verkrachting (zoals Indra deed), en bedrijven fraude en bedrog. Zulke acties zouden ondenkbaar zijn in het geval van de Rigvedische goden. Maar toen werd geprobeerd de Puranische goden te identificeren met de Rigvedische goden, verworden de beschrijvingen van natuurlijke fenomenen in Rigveda zelf tot lelijke en immorele vormen in schandalige verhalen, dat is zoals het verhaal van de terugval van Brahma, de vader van de goden, is opgebouwd op basis van Sukta 10:61, hoewel er geen Brahma vader van de goden in Rigveda is en die Sukta slechts betrekking heeft op de bevruchting van akkerbouwland door de kracht van zon en regen [zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Brahma_(hindoe%C3%AFsme)].
11
Rigvedische goden spelen niet, maar gaan op picknicks, terwijl de Puranische goden een vaste picknickplaats hebben bij het Mansarovar Meer onder de Kailash berg in de Himalaya keten [zie https://en.wikipedia.org/wiki/Lake_Manasarovar#In_Hinduism].
12
In Purana’s wordt gezegd, dat Kashyap de gemeenschappelijke voorvader van de goden, de demonen, de serpenten en anderen is [zie https://en.wikipedia.org/wiki/Kashyapa]. In Rigveda bestaat niet zo’n Kashyapa, die een gemeenschappelijke voorvader is. De ouders van de goden zijn Hemel en Aarde. In de Purana’s wordt ook gezegd, dat Brahma de voortbrenger van de goden en de Rishi’s is, hen producerend door louter mentale manifestatie van zijn wil. Er is niet zo’n Brahma in Rigveda [zie bij 10].
13
In Purana’s is een Drievuldigheid van Hoogste Goden, bestaande uit Brahma, Vishnu en Shiva. Er is niet zo’n Drievuldigheid in Rigveda. Van deze drie wordt slechts Vishnu als enige in Rigveda genoemd en dat ook nog in een ondergeschikte verhouding tot Indra en niet als heer over Indra [zie https://en.wikipedia.org/wiki/Vishnu#Vedas].
14
In Rigveda is het Indra, die Kasjmir opent, de bergen breekt en de zeven rivieren schept. In Raj Tarangini is het Kashyapa die intervenieert en Varuna, Indra, Shiva en Vishnu uitnodigt, en het is Shiva, die de berg openbreekt door de drietand en de rivieren laat uitstromen [zie https://en.wikipedia.org/wiki/Rajatarangini].
15
In Rigveda is geen wereldgeografie, zoals die bestaat in de Purana’s.
Return of Rama Seta Laxman with Hanuman in Pushpaka Vimana to Ayodhya after 14 years of Exile (foto hinducosmos.tumblr)
Niet alleen de Purana’s, maar ook andere literatuur als de andere Veda’s, Brahmana’s en Upnishada’s dragen het kenmerk van latere literatuur. De Samaveda en Yajurveda zijn uitbreidingen van Rigveda. De eerste beschrijft de melodieën van hymnen en de laatste de details van het offer ritueel en presenteert een meer uitgewerkte ontwikkeling van Rigvedische cultuur. Hun verhalen zijn ook meer in overeenstemming met de Puranische tradities dan met de eenvoudige natuurverering van Rigveda. Maar als zijnde verbonden met Rigveda behouden ze de Rigvedische godennamen en de Puranische traditie probeert diezelfde namen te behouden voor menselijke wezens, die zij Devata’s of goden noemen. In feite worden in Shatpath Brahman twee klassen van goden erkend – diegenen, die natuurkrachten zijn en een andere klasse van allen, die die menselijke wezens zijn (zie https://en.wikipedia.org/wiki/Shatapatha_Brahmana). Shatpath Brahman geeft ook het verhaal van de Grote Vloed, die niet in Rigveda wordt vermeld. De Upnishads lijken de Nasadiya Sukta van 10e Mandal in Rigveda te zijn vergeten en hebben een hoog ingewikkelde spirituele filosofie ontwikkeld. Al deze feiten tonen, dat al deze literatuur post Rigvedisch is.
De vraag dringt zich op wat de reden van deze breuk was en waarom de originele Rigvedische tradities vergeten werden. De sleutel tot de oplossing van dit probleem wordt verschaft door de geologen, archeologen en de Zendavesta. Geologen stellen, dat sinds het begin van het Pleistoceen vier ijstijden hebben plaatsgevonden. Schrijvend over de Sohan vallei Steentijd mensen schrijft de bekende archeoloog Prof. Stuart Piggott in zijn Prehistoric India, p. 31: “De Vroege Soan is voornamelijk van vroege Midden Pleistoceen datum, in de 2e Interglaciale periode gedateerd door de zonnestraling methode tussen rond 400.000 en 200.000 jaar geleden.” Het schijnt, dat de Rigvedische Ariërs met de originele Rigvedische tradities van het openen van de Kasjmir vallei en de creatie van Sapta-Sindhu met de gepaard gaande vernietiging van de Steentijd mensen, die daar leefden, door deze natuurlijke calamiteiten naar Aryanam Veijo migreerden tijdens de Grote Vloed. Toentertijd namen ze waarschijnlijk hun meeste geleerden mee (gerepresenteerd door de Sapta-Rishi’s), zodat hun culturele zaken op de juiste wijze konden worden gehandhaafd in het nieuwe land. Ze lijken te hebben gevestigd in Aryanam Veijo voor een zeer lange tijd totdat ze werden overvallen door zelfs de derde of vierde Glaciale tijd, die duurde vele duizenden jaren. Toen ze terugkeerden naar Noord India vonden ze waarschijnlijk geen enkele herinnering meer van gebeurtenissen, die plaatshadden in Sapta-Sindhu tijdens hun afwezigheid. Maar ze hadden een uitgebreide kennis verworven van de pre vloed en post vloed gebeurtenissen in West Azië, Noord Azië, op het Gondwana continent en de daaraan verbonden landen met hun intieme contact met de Daitya (Kaspii) en de andere niet Arische rassen in Azië en Gondwana. Zo toegerust met een verrijkte cultuur arriveerden ze in Noord India en gedurende deze lege periode van hun afwezigheid probeerden ze een brug te slaan tussen de nieuwe kennis en de Rigvedische traditie. Aldus resulteerde dit in de enorme hoeveelheid aan post Rigvedische literatuur, waarin een poging wordt gedaan de holle periode van de kloof op te vullen.
Er is steun voor deze visie vanuit de Zendavesta, waarin Yima (Yama), zoon van Vivanvat (Vivaswan, de zon), wordt gewaarschuwd door heer Ahura Mazda, dat er een lange periode van de meest intense kou aan komt en hem wordt aangeraden schuilplaatsen te bouwen voor zijn volk, dat zich vier maal heeft vermenigvuldigd in de tijd, dat ze leefden in Aryanam Veijo. Dit duidt op de komst van een IJstijd (waarschijnlijk de vierde). Waarschijnlijk kon hij geen schuilplaatsen bouwen voor iedereen en een deel van hen vertrok naar Noord India, of ze emigreerden naar Noord India aan het einde van deze IJstijd, om niet het risico van een herhaling er van te lopen. Het is ook mogelijk, dat tijdens deze periode sommige bergachtige gebieden van Sapta-Sindhu en Kasjmir hebben geleden onder deze kou. De hooglanden van Tibet waren overdekt met ijs en het is niet onmogelijk, dat deze periode de juiste voorzetting kan hebben belemmerd van de traditie van de gebeurtenissen, die plaats moeten hebben gehad in de tussenliggende periode in Sapta-Sindhu. Deze glaciale en interglaciale perioden duurden honderdduizenden jaren en daarom moet het niet verbazen als deze breuk of kloof van een zeer lange duur is geweest.
Het is ook significant, dat terwijl in Rigveda de Soma (wat ook de naam van de maan is) of Indu cultuur dominant is, een hele Mandal is gewijd aan Soma en Indu, de Ariërs, terugkerend met Vaivaswat (de zoon van Vivaswan of de zon) Manu, de beroemde Zon dynastie in Ajodhya vestigden. In Rigveda zijn zowel de zon als de maan Aditya’s en de Zon wordt zelfs vereerd door middel van de Soma, waarvan de maan het voorraad huis is. De overheersende Zon verering van de Zon dynastie was duidelijk afgeleid van de niet Arische rassen van Noordwest Azië. Maar het was een verering, die was ontdaan van zijn wrede uitwas van mensenoffers, omdat de Ariërs dergelijke offers niet bedreven. Het is veelbetekenend, dat terwijl de Zon dynastie overheerst werd door de expansie van de Ariërs in de Gangetische vlakte, ten westen van hen in het originele Sapta-Sindhu de Maan dynastie of Chandravansh de belangrijkste bleef bij de Kaurava’s en hun verwanten [zie https://en.wikipedia.org/wiki/Lunar_dynasty en https://en.wikipedia.org/wiki/Kaurava]. Dit feit ondersteunt ook de idee, dat de kloof werd veroorzaakt door het verblijf van deze Ariërs in Aryanam Veijo. Later toen de Ariërs van beide herkomsten uitgespreid waren over India, zoals in de tijd van Mahabharata, pakte de Maan dynastie zijn oude overheersing weer op, zelfs zo zeer, dat we heden veel meer tempels vinden, die gewijd zijn aan Heer Krishna van Maan dynastie en de God Shiva dan aan heer Ramchandra van de Zon dynastie.
In feite zegt Ahura Mazda bij het beschrijven van Aryanam Veijo in de Vendidad, dat in dit beste landen de winter 10 maanden duurt en de zomer twee. Tijdens deze twee maanden is het daar ook overal intens koud. Deze kou wordt veroorzaakt door Angra-Mainyu (de tegenhanger van Satan), die zich in dat land ophoudt. Dit spreekt ook voor een IJstijd. Het wordt door sommigen gezegd, dat de polen weer in de richting van de evenaar bewegen en er wordt gedacht, dat die daar aankomen in zo’n honderdduizend jaar. Er wordt gedacht, dat een nieuwe IJstijd nadert en dat die terug komt binnen tienduizend jaar. Gesuggereerd wordt ook, dat er een tijd was, dat de polen niet waren, waar ze thans zijn. Toentertijd waren Alaska en de Antarctische gebieden warm en bedekt met wouden. Maar dat moet heel erg lang geleden zijn geweest. Zouden de polen ooit dichterbij Aryanam Veijo kunnen hebben gelegen? Men vraagt zich af!
Het schijnt, dat Ariërs in Aryanam Veijo aankwamen toen het klimaat daar comfortabel was en dat ze daar leefden tot ze herhaaldelijk werden overvallen door IJstijden en ze weer migreerden naar Noord India toen de gelegenheid daartoe zich voordeed. Behalve deze lang durende migratie vanwege de IJstijden is er geen andere verklaring te bedenken voor de buitengewone kloof, die bestaat.
Een vraag, die wordt vaak gesteld, of de tijd van Ramayana niet later is dan die van de Mahabharata. Het antwoord hierop wordt verschaft door het feit, dat, terwijl het verhaal van Ramayana wordt gevonden tussen al de andere verslagen in de Mahabharata, het epos Ramayana geen enkele referentie of verslag bevat van de Mahabharata gebeurtenissen. Valmiki, de auteur van Ramayana, is de Adikavi of de eerste dichter van de Sanskriet literatuur, op de Rigveda na (die wordt beschouwd Apaureshya te zijn, dat is niet gecomponeerd door een mens, maar geopenbaard door God). Hoe dan ook, de periode van Ramayana is duizenden jaren vroeger dan de Mahabharata, minstens 5000 jaar eerder [zie https://www.quora.com/How-old-are-the-Mahabharata-and-Ramayana].
In de opvatting van Velikovsky is er geen sprake van een “grote kloof” tussen de tijd van Rigveda en de latere geschriften. Wel is er sprake van breuken in de tijdslijn als gevolg van rampen, die plaatsvonden in de verschillende tijdvakken, beschreven in deze geschriften en die nog nader onderzocht moeten worden.
Meer informatie:
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-the-sphinx-speaks-1-introductie/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-the-sphinx-speaks-2-de-tethys-zee/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-the-sphinx-speaks-3-de-vloed-van-manu-en-aryanam-veijo/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-the-sphinx-speaks-4-wie-waren-de-devatas/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-the-sphinx-speaks-5-internationaal-toneel-in-rewat-mantavar-en-rishi-narad/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-the-sphinx-speaks-6-verspreiding-van-heliolitische-cultuur/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-the-sphinx-speaks-7-de-splitsing-tussen-indische-en-perzische-ariers/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-the-sphinx-speaks-8-de-tijd-van-de-rigveda/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-the-sphinx-speaks-9-het-vraagstuk-van-de-tethys-zee/
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-the-sphinx-speaks-10-de-zeven-patalas-manu-in-the-bible-and-the-history-of-mankind-five-flood-stories-you-didnt-know-about/
Plaats een reactie