Cor Hendriks – Satire op Engeland (Engelsman: Staartman 5)

Hier port den Konter-man[1], Matroos met hem te springe,
Doch, moet nae’n schand’ge val; het lopent Lietje singe.

Konter-man wou leere danse,
Hollandts Matroos om de kranse,
Dies hy riep kom aen den sprongh,
Water-Rotten Out en Jongh,
‘k Salje een Garmasje leeren,
Datje hier nooyt weer sult keeren,
En hy sprongh een Frans Courant;
Met noch een Royaele trant.
Doen wild’ hy noch Kamperjolle,
Maar begost te suyse Bolle,
Matroos gaeu met een Galjaert[2];
Trock hem by zijn Vosse-staert.
Konter-man meer op geblaese,
Trotste noch de beste Baese,
Dies Matroos die eyd’le waen,
Kon niet hooren, greep hem aen,
Om de Ronde Drol te springe,
Deê hem soo een Lietje singe,
Na hy wat getrantelt[3] hadt,
Met een dapp’re voet in ’t gat,
Dat hy aen zijn staert bleef hange,
Bloot aen Touw met d’achter wange,
En sijn Broeck die raeckte af;
Wat al schreeuwen dat hy gaf,
Sal Nipthuyn de Zee-Godt tuygen,
Krijten bidden kermen buygen,
Wasser gans nu geen gebreck.
’n And’re Rogx met open beck,
Riep nu leydt de Kroon gevalle,
Door te langh met Hollandt malle,
En hy badt hy ’t moght ontgaen,
Dat sijn staert moght blijven staen.
Voort, voort, voort, met al die guyten,
Riep een Helt waer toe dit tuyten,
Sloegh den Britschen kamer-kat,
Dicht de staert af by zijn gat.
Doe haer meede mackers saegen,
Datment daer soo schoon quam vaegen,
Liep het al dat loopen kon;
Tot dat ’s morgens weer de Son,
In het Ooste quam door breecke,
Wilden sy ’t voorgaende wreecke,
Met noch twintigh meer verselt,
Op de Baen van ’t Peeckelvelt.
’t Sou nu van den duycker droome,
Wat haer eerst maer aen moght koome,
Nu den Robbert Gentel-man,
Met zijn Staale Harnas an;
Had den Leeuw de doodt geswoore,
Ach de Man hadt sulcken tooren!
Maer Hollantsche Peeper-koeck;
Deê hem schijte in de Broeck.
En hy liet zijn Doggen seeper,
Noch soo proeve van die Peeper;
Want den Leeuw nu fel van tant,
Scheurden veel haer ingewant.
And’re gaf hy sulcke neepen,
Datmen haer na huys most sleepen,
En de rest die liep haer best,
Haer verbergen in hun nest.
Konje nuw die ys’re kloote,[4]
Die ghy hebt van Tromp genoote,
Niet verteere? sa van kant
Dese Reeckels, na ons Lant,
Die ons wou tot Spaenders hacken,
En gelijck als Kackerlacken,
Weer doen Jagen in den dop;
Maer u trotsheyt was in top
Vry al wat te hoogh gesteege,
Nu verlaet u ’s Hemels seege,
Wijl dat nu den Batavier
Wint den Britschen Lauwerier.
d’ Hemel heeft ’t nu wel doen wreecke,
Voor haer Beesems uyt te steecke,
Dat nu Hollandts vreughden danck
Boven door de Wolcken klanck.
Wijlmen vierde de Victorie,
Van den val der Britschen Glorie.
Heft nu aen met gorgel trant
Volck’ren van ons Vaderlandt.
Op nu Burgers staeckt ’t benouwe,
Nu Tromppetten en Cartouwe[5],
Schaet’ren met een blijde maer,
Wijl de Britschen Water-schaer,
Door den dapp’re Leeuw zijn Kampe,
Heel vervallen is in Rampe,
Laet haer maer met eyd’le waen,
Vreughde vueren steecken aen;
Wijl wy vast de lof Vaen haelen,
En met volle zeegen praalen;
Welck de nijt door haer geval,
Nooyt ons weer ontrucken sal.

[Vervolg van het artikel van Elizabeth Staffell, ‘The Horrible Tail-Man and the Anglo-Dutch Wars’, p. 177-178]

Terwijl de prenten over Cromwell meestal beledigend zijn, portretteren zij hun onderwerp als bedreigend en actief zowel als soms belachelijk. Wanneer het staartbeeld echter verschijnt in sommige latere anti-Engelse prenten, wordt het eenvoudigweg gebruikt om de vijand in een slecht licht te plaatsen. In een prent uitgegeven na de belangrijke Nederlandse overwinning in de Vierdaagse Slag van 1666 hebben alle Engelsen staarten. De plaat toont in de voorgrond een leeuw die honden vermaalt, terwijl rechts een Engelsman probeert touw te lopen, maar zijn evenwicht verliest wanneer een Nederlandse zeeman hem voor zijn kont schopt. Een andere Engelsman, of dezelfde figuur in een later stadium, met de billen bloot, hangt met zijn staart aan het touw; een andere Nederlander, met getrokken zwaard, staat op het punt de staart af te hakken; en een derde Engelsman smeekt om genade.
De term ‘konter-man’, gebruikt in de titel van de prent, werd vaak door de Nederlanders gebruikt ter kleinering van de Engelsen, zijnde een corruptie van ‘countryman’ [maar bevat ook het woord ‘kont’, wat nog meer beledigend was]. De tekst onder de afbeelding, die begint met ‘Konter-man wou leren dansen…’ identificeert zelfs het soort staart bevestigd aan de Engelsen: het is een vossenstaart, zoals duidelijk te zien is aan de bungelende figuur, hoewel de andere twee meer als katten bestaart zijn. Vossen hebben, zoals bekend, een spreekwoordelijke gluiperige reputatie; in Nederlandse satire echter zijn ze gewoonlijk Frans of Spaans, en zijn soms zelfs aan de zijde van de engelen. [Bijvoorbeeld een prent uit 1666, genaamd ‘Sinnebeeld voor gaeuwe geesten…’, die een vos toont die de Nederlandse Leeuw helpt de Nederlandse Tuin te verdedigen.] Cromwell werd vergeleken met een vos vanwege zijn listigheid en heeft zeker een vossenstaart in twee van de reeds besproken prenten, maar een referentie naar hem is hier niet bedoeld en hoewel Prins Rupert wordt vermeld in de tekst, is de ‘konter-man’ simpelweg een gewone Engelsman. Het is mogelijk significant, dat deze prent dateert van de tweede, niet de eerste oorlog, aangezien de Nederlanders in een veel sterkere positie waren in 1666 dan tijdens het eerdere treffen. Hier, in tegenstelling met beelden van de formidabele Cromwell, is de figuur van het bestaarte Engelse type belachelijker, wat de eigentijdse Nederlandse houding tegenover het Stuart-regiem weergeeft. In een prent van het begin van de tweede oorlog, getiteld ‘Begraeffenis en Testament vande Vrede’, is Karel II te zien met een zeer lange staart, die zijn bondgenoot de bisschop van Münster draagt zoals een page een sleep zou dragen. De tekst van het pamflet waarschuwt de bisschop dat ‘die de Staert bedient wert licht met stanck geloont’.

Het vervolg is ‘Leeuw en Honden Geveght’.

[1] WNT: Verbastering van engels countryman 1. Spotnaam voor een Engelschman, inzonderheid voor een engelschen huursoldaat. 2. Als benaming voor zeker soort van broodje. Hier en daar in Zuid Nederland.

[2] Verdam 178a: Galiaert, bnw. Stout, vermetel, krachtig.

[3] WNT Trantelen, hiernaast trentelen en truntelen. Naar den vorm frequentief van tranten, doch mogelijk op andere wijze gevormd. Verwant met het jongere drentelen. 1. Op zijn gemak of langzaam heen en weer loopen, rondloopen of voortgaan; drentelen, slenteren, kuieren. Etc.

[4] Kanonkogels.

[5] Kartouw: oude naam van een soort van zware kanonnen, nog in zegswijzen: hij is zo dronken als een kartouw; zuipen als een kartouw; vloeken als een kartouw. (Van Dale 1984, 1295)

PDF:
Satire op Engeland