Cor Hendriks – Leeuw en Honden Geveght (Engelsman: Staartman 6)

A

Den Speelman heeft soo lang gespeelt,
En onsen Leeuw soo lang gestreelt
Tot dat hy eens in ’t slaep geraeckt:
Soo hadt hem ’t soete spel vermaeckt;
Maer schoon hy luyckt sijn oogen toe
Soo is het dier op sijne hoe.

Sijn klau een bondel Pijlen hout
Maer soo den Steertman sich verstout
En eene van sijn Pijlen raeckt
Tot dat den trotsen Leeuw ontwaeckt,
Hij slaet al brullent met sijn Poot,
Dus blijven beyde Doggen doot.

Al schijnt ghy meester van het Spel,
Ghy kent den Leeuw van outs noch wel
Soo yemant hem te dight genaeckt,
Seer licht hy in sijn klaeuwen raeckt
En ’t is wel eertijts soo gebeurt,
Dat hy sijn Meester heeft verscheurt.

B

De Engelsche Conterman.[1]

Ick moet hem kitl’en in sijn oor:
Misschien geeft hy ons noch gehoor:
Het volck met groot verlangen wacht,
Te sien mijn Honden in sijn kracht,
Die op dien strijt sijn af gerecht,
De Leeuwen winnen door ’t gevecht.

Sy sijn die voncken al gewent,
Gelijck de boterbeck die kent,
Mijn Doggen sijn van sulcken aert,
Sy sijn voor geenen Leeuw vervaert,
Want schoon sy vallen veel te kort,
Ick brenger noch wel meer te bort.[2]

C

De Speelman spreeckt.
Cum Pocquitos palabres.[3]

Ick hebbe lange naegetracht,
Hoe ick den Leeuw tot rusten braght
Eer dit gevecht te deegh[4] gaet aen:
Ick laet mijn bas wel louter gaen,
En soo het spel hem keert of stelt,
Ick winne tijt en krijgh mijn gelt.

Het geveght gaet aen.

D

Kam, Tom, wilt my nu bystaen,
’t Gebijt begint nu aen te gaen!
Den Leeuw nu soo afgrijselijck slaet;
De Honden weten nu geen raet
Loctoe leyt al onder de voet.
’t Is tijt dat ghy my helpen moet.

E

Cromwel spreeckt.

Com quicle,[5] De Doch heel onder leyt,
Met uwen stock des dieren scheyt,
Blijft hy liggen onder de voet
De Leeuw ontsuyght hem al sijn bloet
Het dier is fier in[6] fel van aert
Het was noch noyt voor Hondt vervaert.

F

Den Hollantschen Matroos.

Terwijl den Dog soo grimmigh bast,
Soo dient ter op mijn tang gepast,
De Doggen steerten sijn te langh,
Maer met een knip al van mijn tang,
Knyp ick hun half de steerten af
Dat sy daer qualijck weten af.

Sy sijn so op den Leeuw verwoet,
Dat haer een kneep geen hinder doet.
Den Leeuw maer op sijn luymen leyt,
Tot vechten is hy wel bereyt.
Wie sijnen naesten qualijck loont.
Die wort met reden niet verschoont.

FINIS.

[Vervolg van het artikel van Elizabeth Staffell, ‘The Horrible Tail-Man and the Anglo-Dutch Wars’, p. 179-180]

Niet alle afbeeldingen van de bestaarte Engelsen zijn menselijke figuren. In een belangrijke groep prenten worden Engeland of de Engelsen voorgesteld als een hond of honden (zoals in de prent bij ‘Satire op Engeland’), gewoonlijk met een staart afknippende Hollandse zeeman. Het dier werd een verachtelijk embleem voor de natie in het algemeen rond de tijd van de eerste Engels-Nederlandse oorlog. In niet-visueel gescheld kon het staartidee worden ontwikkeld op inventievere wijze: de Engelsen werden haaien, vossen, schorpioenen, helhonden, monsterlijk ongedierte enzovoort; maar om de een of andere reden manifesteerde deze verscheidenheid zich niet in de gravures, waarschijnlijk omdat het blijven bij één beeld onmiddellijke herkenning mogelijk maakte. Een goed voorbeeld van de formule is het pamflet genaamd ‘Leeuw en Honden Geveght’, gepubliceerd in 1652 en refererend aan de Slag van Plymouth in augustus van dat jaar, die de Nederlanders als een overwinning telden. Het oor van de slapende leeuw porrend is de Engelse ‘Conterman’: in dit geval is duidelijk Cromwell bedoeld. De ‘Hollantschen Matroos’ [op de plaat E, in de rijm F] zegt:
‘Terwijl den Dog soo grimmigh bast
Soo dient ter op mijn tang gepast
De Doggen staarten sijn te langh,
Maer met een knip al van mijn tang,
Knijp ick hun half de steerten af
Daer sy daer qualijck weten af.’
De honden zetten hun voorpoten schrap en grommen tegen de leeuw, zonder te letten op het genadeloos uitziende instrument (dat doet denken aan de titel van De Nederlandse Nyptang), gloeiend rood gestookt in een vuurpot naast hem, dat zich reeds sluit rond de staart van de voorste.

Het vervolg heet ‘De Dappere Leeuw’.

[1] WNT: Verbastering van engels countryman 1. Spotnaam voor een Engelschman, inzonderheid voor een engelschen huursoldaat.

[2] Te bort = op het (speel)bord = in het spel.

[3] Spaans Latijn: met weinig woorden.

[4] Verdam 131a: Dege, deech: Aanwas van kracht of welvaart; te degen, naar behoren.

[5] Engels: Come quickly.

[6] Moet zijn: en [?].

PDF:
Leeuw en Honden Geveght