Cor Hendriks – Het zien van de toekomstige echtgenoot of echtgenote (4)

Keren we terug naar Wales. Een andere methode van rhamanta is het kwellen van de kikker. Een jonge vrouw, die hevig verliefd was op een jongeman, gaf haar dienaar een kruik bier als hij haar een kikker bracht. Hij deed dit en ze nam het arme beestje mee naar de tuin, waar ze diverse spelden in zijn rug stak. Het gekwelde dier spartelde van de pijn, maar het wrede meisje hield niet op tot ze het vereiste aantal spelden had ingestoken. Toen plaatste ze de kikker onder een kom om te voorkomen dat hij zou ontsnappen en zich wendend tot de verteller zei ze: ‘Daar! Hij zal nu vanavond naar ons huis komen.’ De man kwam inderdaad en toen hij binnenkwam, glimlachte ze tegen de verteller. Toen gingen ze samen naar de gekwelde kikker, trokken een voor een de spelden uit zijn rug en het gewonde dier werd vrijgelaten. Volgens de verteller mompelde het hardvochtige meisje iets bij het insteken en bij het uittrekken van de spelden (Owen 1887, 281).

In zijn boek ‘Old Stone Crosses’ uit 1886 maakt Owen een koppeling met de kerk: Een praktijk die bedreven werd in sommige kerken was genaamd ‘Yn rhamanta’ oftewel ‘romancing’. De informatie werd Owen verstrekt door de Rev. John Williams. Vroeger probeerden jongelui door waarzeggen of incantatie achter de namen te komen van hun levenspartners. Dit werd gedaan om middernacht en de kandidaat ging in het kerkportaal en daar werden naar men geloofde bovennatuurlijke verschijningen en stemmen opgeroepen binnen de kerk en het kerkhof en van hen verkreeg de kandidaat de vereiste informatie. Volgens Mr. Williams werden lang-overleden priesters gezien, gekleed in hun albes, die over Gwyddelwerns kerkhof liepen op het middernachtelijke uur door personen die waarzegging zochten. Verderop in dit boek geeft hij een uitgebreidere beschrijving van ‘Yn rhamanta’ oftwel ‘obtaining by incantation a knowledge of future events’. Er volgt een beschrijving van de pullet’s egg-test zoals we reeds zagen met de toevoeging dat Mr. Roberts niet van zijn toekomstige vrouw droomde maar van een lading [steen]kolen, hetgeen hem veel zorg baarde tijdens zijn slaap. Owen merkt op, dat er vele vormen van Rhamanta zijn. Mrs. Rowlands van Tyddyn Chambers, een boerderij in de parochie Efenechtyd, maar geboren in Flintshire, vertelde aan Owen dat haar tante, Ann Jones, succesvol haar toevlucht had genomen tot ‘tover’ of, zoals Mrs. Rowlands het noemde, ‘lamanta’. Toen de tante de man in persoon zag, die haar in haar droom was verschenen, viel ze flauw, maar gelukkig kwam ze op tijd weer tot bewustzijn en trouwde weldra met de man. De aard van de gebruikte ‘tover’ is dus niet beschreven. Als laatste merkt Owen op, dat hij het ook ‘palmanta’ heeft horen noemen (Owen 1886, 177, 204).

Een beschrijving van waarzegpraktijken in Rusland wordt gegeven door Pierre Saintyves in zijn bespreking van de sprookjes van Perrault. De ceremonie wordt ‘gadanié’ genoemd (= waarzeggerij [гадáние]). Er bestaan veel vormen, maar de meest doorslaggevende wordt ‘gadanié du couvert’ (d.w.z. van de gedekte tafel) genoemd. Deze wordt uitgevoerd in het geheim, in het open veld, op de bodem van een afgelegen badhuis. Het badhuis is altijd al een toevluchtsoord geweest van geesten en spoken. Hoe meer het in staat van verval is, des te beter is het geschikt. Slechts weinig meisjes en jonge weduwen hebben de moed om deze beproeving te doorstaan. Want men loopt erbij afschuwelijk gevaar. Tussen elf uur en middernacht begeeft de vraagster zich heimelijk in het verlaten badhuis. Ze moet absoluut alleen blijven. In de voorkamer (badhuizen hebben gewoonlijk drie kamers) zet ze een tafel op, bedekt die met een witte doek en dekt de tafel. Ontstoken kaarsen, een visschotel, brood, zout, een karaf met water en glazen maken het servies compleet. Ze zet een stoel aan haar rechterzijde, voor het lege bord. Dan gaat ze zelf zitten en haalt uit haar zak een klein schaartje, waarmee ze zich bewapent en dat ze gereed houdt in de palm van haar hand terwijl ze roept: ‘Mijn voorbestemde! Kom snel eten met me!’ Ze wacht. In de diepe stilte hoort ze naast het kloppen van haar hart de krekels tsjirpen… Dan hoort ze de deur kraken en zware voetstappen. Het meisje onderdrukt een kreet, wanneer de silhouet van een man verschijnt tegenover haar. Het blijkt een knappe jonge man. Is hij rijk, dan hoort ze het goud in zijn zak rinkelen; als hij een militair is, draagt hij een uniform. Hij ziet alleen bijzonder bleek. Hij gaat zitten, waarop het meisje hem de bereide schotels serveert, brood reikt en te drinken inschenkt. Wanneer hij eet, doet ze of ze iets zoekt, bukt zich en knipt met het schaartje een stukje van de slip van zijn kleding. Op dat moment loopt ze het grootste gevaar te sterven. Als het fantoom doorheeft, wat ze doet, wurgt hij haar. Maar het meisje is even behendig als dapper en gaat vervolgens weer recht zitten. Dan stuurt ze hem weg (‘Effondre-toi, sgûine (= voorbestemde), au nom de Dieu tout-puissant! Va!’, etc.) met luide stem God aanroepend. Daarop verdwijnt het fantoom en het meisje keert triomfantelijk terug naar huis met in haar hand het kleine stukje stof dat ze heeft afgeknipt. In de loop van het jaar – de ceremonie heeft plaats op Oudjaaravond – zal ze trouwen met degene die ze in deze lotsnacht heeft gezien, en zijn kleren doorzoekend zal ze het kledingstuk vinden waaraan het kleine stukje ontbreekt, dat zij heeft bewaard. Maar God behoede haar ooit met hem te spreken over dit hachelijke avontuur! De gekte zal zich van de man meester maken; hij zal zich namelijk de staat van pijnlijke coma herinneren waarin de Duivel hem plotseling had gedompeld, teneinde zijn ziel aan hem te onttrekken en elders te laten verschijnen. Onmiddellijk zal zijn grote liefde omslaan in haat en voortaan zal hij haar proberen te doden, omdat ze de oorzaak van een dergelijke buitengewone foltering was (Saintyves 1987, 38f naar Vend 1896, 159-163).
Het is duidelijk dat het knippen een volslagen overbodige handeling is en slechts kan leiden tot ontmaskering achteraf van de schuldige op dezelfde wijze als we boven zagen bij het teruggevonden mes. We zagen het afknippen van een stukje kleding eerder bij de Wotjaakse versie van de vroedvrouw bij de watervrouw met meer zin (zie: vroedvrouw van de fairies).
De interpretatie van Saintyves is problematisch: hij ziet in de duivel, die de verloofde doet verschijnen een of andere oude boerengodheid (‘divinité rustique’), maar zoals we eerder zagen betreft het wel degelijk de duivel en reiken deze verhalen niet zover terug in de tijd, dat we te maken hebben met heidense voorstellingen, die zijn omgewerkt. Saintyves citeert Grimm’s Les Veillées allemandes (Paris 1828): ‘Het is een vrijwel algemeen geloof, dat de vooravond van Saint-Andrée (30-11), van Saint-Thomas (21-12), van Kerst of van Nieuwjaar de meisjes hun toekomstige geliefden kunnen uitnodigen en zien. Er moet een tafel voor twee worden gedekt, maar zonder vorken neer te leggen. Dat wat de geliefde achterlaat wanneer hij vertrekt, moet zorgvuldig bewaard worden, want hij zal terugkeren om haar te zien, die deze ‘resten’ (van de maaltijd) bezit [vgl. het afgeknipte stukje], en haar teder beminnen; maar men dient zich ervoor te hoeden hem deze ooit te tonen, want dan herinnert hij zich het kwaad dat hij die nacht heeft geleden, onder de invloed van een bovenmenselijke kracht (geaccentueerd door Saintyves), de charme [lett. tover] breekt en het kan resulteren in grote ongelukken.’
De oproepceremonie heeft plaats onder de bescherming van de heilige Andreas of de heilige Thomas of zelfs van het Kind Jezus, van wie men de geboorte of de besnijdenis viert. Er zijn veel procedures om aan St. Thomas of aan St. Andreas te vragen de toekomstige echtgenoot te laten verschijnen, maar er is er één die (aldus Saintyves) duidelijk is afgeleid van de ‘gadanié du couvert’. Wanneer een meisje enigszins precieze aanwijzingen verlangt, kneedt ze een mannenfiguur van deeg, eet het, met aan één kant van haar bed twee glazen, de ene gevuld met water, de andere met wijn, waarna ze gaat slapen met de woorden:
‘Je vais entrer au lit;
Saint André je te prie,
Laisse-moi voir mon bien-aimé.
Qu’il soit jeune ou vieux
Laisse-moi le voir.’
De toekomstige man verschijnt in de nacht: als hij de wijn drinkt, zal hij rijk zijn, als hij van het water drinkt, zal hij arm zijn. Dit wordt ook voor België beschreven door Reinsberg-Düringsfeld: Meisjes zetten drie glazen, waarvan een gevuld met wijn, een andere met bier en de derde met water op een tafel gedekt met een wit kleed, vurig ervan overtuigd dat als het middernacht slaat de toekomstige echtgenoot de kamer zal betreden en naar zijn gewoonte van de wijn, het bier of het water zal nemen. Ook wordt die avond aan loodgieten gedaan in sommige plaatsen: het meisje neemt een sleutel in de hand en laat in een vaas gevuld met water door de baard van de sleutel, die de vorm van een kruis moet hebben, gesmolten lood; de instrumenten van het beroep van haar toekomstige echtgenoot zullen zich in het water vormen (R-D II, 230). Net als in sommige streken van Duitsland hebben in België op de vooravond van Sint Thomas dezelfde praktijken plaats als op Sint Andreas; en de meisjes bidden Sint Thomas hen een echtgenoot te verlenen naar hun verlangens en geloven deze echtgenoot of ’s nachts in hun dromen te zien of de volgende morgen in de persoon van de eerste jongeman die ze tegenkomen (R-D II, 252)
In de Franche-Comté is de ‘gadanié du couvert’ verchristelijkt’ aldus Saintyves, door de tussenkomst van de heilige Maagd Maria, maar de ceremonie heeft plaats op 1 februari. Deze wordt beschreven door Ch. Nodier in zijn novelle ‘La Neuvaine de la Chandeleur’ (de negen dagen van Maria Lichtmis) uit 1855. Men dient de noveen (de avond van de 8e dag voor februari) te beginnen met het gebed van 8 uur in de kapel van de Heilige Maagd. Men moet vervolgens alle dagen een mis horen en er iedere avond teruggaan voor het gebed tot de 1e februari met een onwankelbare vroomheid en onwrikbaar geloof. Het is vreselijk moeilijk. Nog meer van dergelijke religieuze voorschriften worden gegeven om de zaak goed te praten. Tenslotte zet men (de avond voor Chandeleur) alles klaar voor een banket. De tafel moet gedekt zijn voor twee personen, met messen bij de hand, die men met zorg uit de weg moet gaan, want er zijn voorbeelden bekend waarbij het slecht afliep met degene, die deze regel niet in acht nam (we zagen dergelijke voorbeelden). Het tafelkleed moet smetteloos wit zijn en zo nieuw als maar kan; alles moet ingericht zijn voor de ontvangst van een hoge pief. Het maal is eenvoudig en bestaat uit twee stukken gezegend brood meegebracht van de laatste mis met twee glazen wijn aan beide kanten van de tafel één. In het midden staat een gedekte schotel van porselein of zilver waarin twee gezegende takjes mirte, rozemarijn of een andere groene plant liggen naast elkaar zonder elkaar te kruisen. Tenslotte zet men de deur open, neemt plaats aan tafel en valt in slaap in afwachting van wat er gaat gebeuren. Vervolgens beginnen vreemde en wonderlijke visioenen. Sommige bevoorrechten zien de man verschijnen die hen zal beminnen, andere minder gelukkigen worden gekweld door schrikaanjagende voorspellingen. Degenen, die voorbestemd zijn voor het klooster, zien een lange processie van hymnen zingende nonnen. Anderen bij wie de dood voortijdig komt aankloppen, zijn aanwezig op hun eigen begrafenis en worden met een schok wakker van het licht van de begrafenistoortsen en van de snikgeluiden van hun moeder en hun vriendinnen, die huilen rond een witbeklede doodskist. (Saintyves 1987, 40f; Reinsberg-Düringsfeld I, 1870, 70f bij 24 januari).
In een Savooise sage wordt verteld: Een jonge vrouw van een meesterknecht te Zürich, die graag van haar man verlost was, legde op Oudejaarsavond op vier tafels (op ieder) een brood en plaatste er een pint wijn bij. Daarna sprak ze de beginwoorden van het heilig Nachtmaal uit en at en dronk [wat] van alle vier tafels. Op dat moment bewoog zich door de deur een begrafenisstoet, achteraan op een schoon paard gezeten een slanke jongeling. Na weinige dagen stierf haar man en een jonge man [die ze gezien had in haar visioen] nam de weduwe tot vrouw. (G. Krekelberg, ‘Het Avondmaal in het volksgeloof’, in: Eigen Volk 2, 1930, 126f]
Al deze verhalen over rhamanta en waarzeggerij stammen uit de 19e eeuw, maar een oudere versie is te vinden in ‘A Collection of Highland Rites and Customs’ uit ca. 1685 onder de titel RHAMANTA (‘Romances’): ‘When they’d have a Response there are four or more sturdy persons who go to a Loch end, or a Kiln which hath two Doors; in which they roast a Cat alive backwards. One of them goes under a Cauldron, a third invocats the Divel and a fourth faces him. Sometimes there appear men with their heads in their hands. The Devil first asks somewhat, then they take the Cat & throw it <at> his Face. Then they ask the Devil & get answers, and obtain Requests, as the having meat, Lives prolong’d &c.’ (Hunter 2001, 60). Het is een merkwaardig verhaal: Wanneer ze een antwoord willen hebben gaan vier of meer doortastende lieden naar een loch-einde of een oven, die twee deuren heeft, waarin ze een kat levend achterstevoren roosteren. Een van de mannen gaat onder een ketel zitten, wat de tweede doet is weggevallen, de derde roept de duivel aan en de vierde treedt hem tegemoet. Soms verschijnen er mannen met hun hoofden in hun handen (dit zijn mensen uit het vagevuur, moordenaars wier hoofd is afgehakt). De Duivel vraagt eerst om iets (d.w.z. een offer), daarop nemen ze de kat (die geroosterd is) en gooien die in zijn gezicht. Dan stellen ze de Duivel hun vraag en krijgen antwoorden, en verkrijgen verzoeken, zoals het hebben van vlees, hun leven verlengd, etc. Dus eenmaal de Duivel opgeroepen voor het verkrijgen van antwoorden op specifieke vragen, kan men gelijk om allerlei dingen vragen, dus de duivel wordt meteen tot hulpgeest, die opdrachten moet uitvoeren. Het offeren van een kat aan de duivel is zeer bekend en wordt verbonden met het spreekwoord ‘Een kat in de zak kopen’. Iemand gaat om middernacht met een kat in een zak naar een kruispunt, waar de duivel verschijnt, die de zak koopt voor een ‘wisseldaalder’, d.w.z. een muntstuk, dat altijd naar de eigenaar terugkeert. Volgens Sloet moet de duivel bedrogen worden om de ‘Heckethaler’, een munt met de eigenschap andere munten tot zich te trekken, te verkrijgen. In Brandenburg, Pommeren en Oldenburg stopt men een zwarte kat, liefst een kater, in een zak, die men met 99 knopen dichtmaakt. In de Nieuwjaarsnacht gaat men er driemaal mee om de kerk, klopt iedere keer aan de deur en roept de koster door het sleutelgat. Bij de derde keer komt niet hij maar de duivel en vraagt wat men hebben wil. Een haas verkopen in ruil voor een daalder. De koop wordt aangenomen en de daalder meteen gegeven of men vindt hem thuis in de geldzak. Dan moet de koper zorgen thuis te komen vóór de duivel de 99 knopen losheeft. Sloet ziet erin de oorsprong van het spreekwoord: ‘Een kat in de zak kopen’ (= een miskoop doen). (Sloet 1887, 21f).
Het sleutelgat van de kerkdeur wordt ook vermeld door Sikes in zijn ‘British Goblins’ uit 1880, volgens wie het een Hallow E’en-gewoonte in sommige delen van Wales was om te luisteren aan de kerkdeur in het duister om een spookachtige stem in het verlaten gebouw de namen van degenen, die weldra begraven zullen worden in het aangrenzende kerkhof, te horen roepen. Elders in Wales luisterde men aan het raam en er zouden nog steeds kerken zijn met in de muur ingebouwde treden om het voor de bijgelovige boeren mogelijk te maken naar het raam te klimmen om te luisteren. Vervolgens wijst Sikes op een oud handschrift van Llywelyn Sion uit Llangewydd waarin sprake is van een angstwekkend monster genaamd ‘the Fad Felen’, dat gezien werd door het sleutelgat van de kerk van Rhos door Maelgwn Gwynedd, die als gevolg daarvan stierf (Sikes 1880, 214).
Dit sleutelgat in de kerkdeur speelt ook een belangrijke rol in de verhalen rond het ‘heksen leren’. Het is al te zien in een bekentenis uit een Deens heksenproces. Rond 1629 vertelde Anna Friisfrau voor het Amtsgericht Lundenäs hoe ze in 1622 met 14 heksen op het kerkhof van Borris was samengekomen om de toverij te leren. Eerst ging ze 3x rugwaarts rond de kerk en zwoor het Christendom af. Toen blies ze 3x door het sleutelgat in de naam van de Duivel. De Duivel kwam nu naar haar in een zwarte gedaante en zette een teken op haar voorhoofd. (Henningsen in: Degn e.a 1983, 145).
Ook komen we het tegen in een 19e-eeuwse Duitse sage. De oude smid uit Allersdorf vertelde het volgende voorbeeld van ‘heksen leren’ uit zijn jeugd. Twee jonge broers moesten telkens om middernacht door de sleutelgaten van 12 kerken kijken. (De reden daarvoor is onduidelijk. De mensen zeiden dat de broers het moesten doen, konden echter niet verklaren waarom.) Toen ze bij de zesde kerk kwamen [kennelijk betreft het dus toch maar één keer], gaf een vreemdeling hen een ‘Krug’ (kroes) en vroeg hen die mee te nemen. Onderweg werd hij (de kroes) steeds zwaarder. Toen ze thuiskwamen, vloog er een kraai uit, die dagelijks in diverse gedaantes terugkwam en het spook van het huis werd. Het gezin gaf het huis op, maar het spook bleef hen volgen. (Sebald 1993, 119).
Murray maakt naar Jacob Grimm melding van een moderne methode om heks te worden: driemaal rond de kerk lopen en de derde keer stil blijven staan voor de kerkdeur en te roepen: ‘Kom naar buiten,’ of te fluiten door het sleutelgat. (Murray 1962, 107).
Het sleutelgat van de kerkdeur komt ook voor in Zweedse sagen, in de samenvatting van Klintberg (type L32): Iemand schrijft een contract met de Duivel [wil dus heksen leren] en stopt het in het sleutelgat van de kerkdeur. Hij ontmoet de duivel en verkrijgt het gewenste (geld, Zwarte Boek, spiritus [= hulpgeest], etc.). In een ander type (L33) gaat een tovenaar ’s nachts samen met iemand anders (een patiënt, een noviet) naar een kerk. Hij loopt 3x rond de kerk en blaast in het sleutelgat van de voordeur. De deur gaat open en de mannen springen over de drempel met twee voeten tegelijk. Bij het altaar ontmoeten ze de Duivel en het pakt wordt gesloten.
Merkwaardig was ook het achterstevoren roosteren van de kat: ‘roast a cat alive backward’, hetgeen natuurlijk inhoudt, dat men er met de rug naar toe staat. We zagen het achterstevoren uitvoeren van dingen (de trap oplopen) al en dit is ook verbonden met het ‘heksen leren’, vaak in de vorm van het opzeggen van het Onze Vader, wat wil zeggen, dat men met de laatste regel (‘Amen’) begint en eindigt met de eerste regel (‘Onze Vader, die in de hemel zijt’). Een voorbeeld is de sage, die de moeder van een oude Engelse vrouw werd verteld door een Zigeunerin: ‘Neem de bij het Avondmaal (= de Mis) gekregen hostie in de hand naar het kerkhof, ga er 3x omheen, waarbij je de geloofsbekentenis en het Onze Vader achterstevoren zegt. Dan komt een grote zwarte pad, de Duivel zelf. Geef hem de hostie te vreten en dan kan je de mensen alles aandoen wat je wilt.’ Een ander versie zonder het Onze Vader speelt zich af in Wales aan het begin van de 19e eeuw. Twee oude dames gingen naar de ochtenddienst in de Llanddewi Brefi kerk en namen deel aan de H. Communie, maar in plaats van hem op te eten hielden ze hem in hun mond en gingen naar buiten. Toen liepen ze 9x om de kerk, waarop de Duivel uit de kerkmuur kwam in de gedaante van een kikker, aan wie ze het brood uit hun mond gaven. En door het doen van dit kwaad zouden ze zich aan Satan verkocht hebben en heksen zijn geworden (Murray 1963, 226). De tover is gelegen in het ‘stelen’ van de Hostie en het 3 of 9 maal lopen om de kerk. Een methode om hekser te worden uit Cornwall beveelt aan de hostie niet door te slikken, maar ’s nachts 3x rond de kerk te dragen, van zuid naar noord, het oosten 3x kruisend. De 3e keer zal er een pad met open muil zitten, waarin de hostie moet worden gestopt. Zodra hij doorgeslikt is, zal de pad de kandidaat 3x in het gezicht blazen. Vanaf dan is hij een hekser, kenbaar aan de 5 zwarte, diagonaal gerangschikte vlekken onder de tong (Folklore Journal 5, 1887, 198).
In Donges in de Pays Nantais moet men om in contact te komen met de duivel een ‘pot de grès’ kopen, geheel nieuw, nooit dienst gedaan hebbend, en een zwarte kip en die in de ene hand, de pot in de andere hand houdend in de nacht van vrijdag op zaterdag naar een kruis[punt] gaan en driemaal roepen, na de pot op de grond te hebben gezet: ‘L’argent de mon pot neuf!’ Even later komt een groot licht naar het kruis[punt], dat 3x stevig trilt. Dan komt de Duivel van onder de aarde tevoorschijn, achter de voet van het kruis, in de gedaante van een lange, zeer lelijke en zeer bebaarde man, gehuld in een grote zwarte mantel. Zonder een woord te zeggen neemt hij de (zwarte) kip en vreet die in zijn geheel in één hap op. Meteen is de ‘pot de grès’ gevuld met goud- en zilverstukken net zo nieuw als de pot (Sébillot 1968, II, 123f).
In Bréal-sous-Monfort moet je om met de duivel in contact te komen om middernacht gaan naar een driesprong met een zwarte kip en rondlopend zeggen: ‘Qui veut ma poule?’ Dan komt ‘Bigette’ (de duivel; lett. bokje) en betaalt de gevraagde prijs (om later de ziel van degene die hem geroepen heeft te halen). Een Vlaamse variant uit de buurt van Aath luidt: ga om middernacht naar een kruispunt met een zwarte hen en roep: ‘Argent de ma poule!’ De zwarte kip (hen, hoender) is in heel het Land van Aalst bekend. Kom je om middernacht met zo’n kip op een kruispunt (vierweg), dan zie je al de heksen, of: dan heb je de duivel bij je (A. Gittée, in: Volkskunde 2, 229f).

De pot wordt ook gebruikt voor liefdestover. Volgens Brauners ‘Curiositäten’ was in Erfurt in 1672 de maagd van een kleermaker verliefd op een verversgezel, die echter na een tijdje vertrok, waarop het meisje kruiden in een pot kookte, waarop een grote, zwarte bok bij het bed van de gezel kwam, hem op de hoorns nam en in wip vanuit Langensalze bracht naar het kokende potje (Grimm, DS, 127-129 N°119). Deze tover heet ‘het liefje naderbij koken’. Breslauer heksen probeerden dezelfde liefdestover als hun Middeleeuwse voorgangsters: Jetzt kochen die Mägde den Schatz herbei. Ze koken in een pot heksenkruiden; dan komt de Duivel als zwarte bok, zo groot als een veulen en brengt de geliefde. Een waardin, die haar maagd daarbij betrapte, hoorde, hoe uit de pot klonk: ‘Marto, marto, mart, mart, mart (2x)’ En tegen de knecht, die in Eisdorf door de dienstmaagd naderbij werd gekookt, riep de bok, toen ze over het woud gingen, vermanend toe: ‘Hef de benen, er komen hoge stoppels!’ (vgl. de vlucht in de slee van de Lap, die tegen de kerktoren stuit [zie: het mes in de wervelwind]). Een jongen moet als de avondklok geluid heeft naar zijn meisje (of hij wil of niet). Hij gaat naar een oude man, die het zesde en zevende boek van Mozes heeft en hem adviseert op te letten, wat het meisje doet als hij daar komt. Hij gaat, beloert haar en vertelt het de man en deze adviseert hem om als hij er komt en ze staat weer in het potje op de oven te roeren, dit zo snel mogelijk te pakken en het raam uit te smijten. Sindsdien hoefde hij er niet meer heen (Grüner 1964, 210f n°120).
Een gebruik in Duitsland is, dat trouwlustige meisjes in de St. Jansnacht door het varenkruid lopen, opdat bij hen ‘Johannissamen’ in de schoen valt. Geschiedt dit, dan gaan ze ermee naar huis en koken het zaad in een pot, dan moet de liefste hen verschijnen (Marzell, in: HDA II, 1223).

Frazer maakt melding (in het artikel ‘Parilia’, 13f) van de gewoonte te Ceklinj in Crnagora van meisjes om bij dageraad van St. Georgedag naar een put te gaan om water te putten en in de duistere diepte te staren tot tranen hun ogen vullen en ze menen in het water het beeld van hun toekomstige echtgenoot te zien. Te Krajina in Servië verzamelen meisjes die in het lotsboek willen gluren bloemen op de vooravond van St. George, maken er ruikers van en geven aan de ruikers de namen van de diverse jongens wier harten zij zouden willen winnen. ’s Avonds laat plaatsen ze de ruikers heimelijk in de open lucht, op het dak of ergens anders, en laten ze daar tot dageraad. De jongen op wiens ruiker de meeste dauw is gevallen zal het meisje het meest waarachtig het jaar door beminnen. Soms slaan ondeugende jongeren heimelijk deze acties gade en stelen de ruikers, wat zere harten onder de meisjes veroorzaakt. Ook gaat in beboste gebieden van Bohemen een Tsjechisch meisje soms uit op de vooravond van St. Joris in een eiken- of beukenbos om een jonge wilde duif te vangen. Het mag een ringduif of een houtduif zijn, maar het moet altijd een mannetje zijn. Ze neemt de vogel mee naar huis en bedekt het met een zeef of sluit het in een kist zodat niemand erachter komt waar ze mee bezig is. Na hem te hebben behoed en gevoed tot hij kan vliegen, staat ze ’s morgens zeer vroeg op, terwijl het hele huis nog in diepe slaap is, en gaat met de duif naar de haard. Hier drukt ze de vogel driemaal tegen haar blote borst, boven haar hart, en laat hem dan wegvliegen door de schoorsteen, terwijl ze zegt:
‘Out of the chimney, dove,
Fly, fly from here.
Take me, dear Hans, my love,
None, none so dear.
Fly to your rocks, fair dove,
Fly to your lea.
So may I get, my love,
None, none but thee.’

Dit is het laatste deel van deze serie, maar ik heb nog twee afleveringen toegevoegd. Lees ook het vijfde deel van ‘Het zien van de toekomstige echtgenoot of echtgenote’, dat speciaal is gewijd aan de Andreasnacht en de Sint Jans- of Midzomernacht. Een PDF van alle zes afleveringen volgt na aflevering 6.