Cor Hendriks – Geen zaterdag zonder zon

Er is geen zaterdag zo kwaad
Of de zon schijnt vroeg of laat.

Deze ‘tegeltjeswijsheid’ kan men in diverse varianten op het internet vinden: ‘Er is geen zaterdag in het jaar, of de zon schijnt eens helder en klaar.’ Al is de zaterdag nog zo slecht, de zon zal zich laten zien. Ook: ‘Geen zaterdag zo kwaad, of de zon komt vroeg of laat.’ Deze weerregel is niet alleen in Nederland bekend. Net over de Duitse grens in Rijnland zeggen ze: et es genne Soterdag so quad, of de Sonne schient fruhg of lat, met de variant: et es genne Soterdag in et Johr, wo de Sonne net schint hell en klar of ook: et es ken Soterdag so ungescheck, et gef ock noch en Sonnenblick. En: Am Sonnabend [= zaterdag] schinnt de Sonn, on wenn se ewe schinnt en Stonn [al is het maar een uur]. Hetzelfde in het Oost-Fries: dar is geen Sonnabend so quaad, of de Sünn schient froh of laat. Ook in het Frans is het bekend: Il n’y a pas de samedi dans l’an, Sans le soleil rayonnant; En hiver comme en été, Jamais Samédi ne s’est passé, Que le soleil n’y ait mis son nez (Haute Saône); le soleil par excellence, Au samedi fait révérence en op Sicilië: Lu Sabatu lu suli nesci setti voti. Ook in spreukjes uit Galicië: N’hai sábado sin sol, Spanje: No hay sábado sin sol, Catalonië: No hi ha dissabte sense sol, Béarn: Nat dissatte sens sou, Gascogne: ni dichapte sans soureil, Provence: ni dissate sèns soulèu, Italië: Non c’è sabato senza sole, Sicilië: Nè Sabbatu senza suli, Calabrië: Non nc’è Sabatu senza suli, is geen zaterdag zonder zon. Vaak wordt het spreukje uitgebreid met nog een zinnetje, in het Franse Aveyron: ‘Il n’y a pas de Samédi sans soleil, Ni de vielle sans conseil (noch oude vrouw zonder raad) en in Spanje: Ni Sabado sin sol, ni moza sin amor, i.e., geen zaterdag zonder zon, geen meisje zonder liefde. Terwijl in het Italiaans (Livorno) sprake is van ne donna senz’ amore (Catalaans: ni donzella sense amor, Béarn: nade gouyate sens amou, Galicië: nin dama sin amor, Spaans: ni doncella, ni mocita), heet het in de Marche: non c’è vecchia senz’ amore (er is geen oude vrouw zonder liefde), terwijl in Spanje over het oudje wordt gezegd: ni vieja sin dolor (zonder verdriet) of sin arrebol (zonder rouge) of ni vieja que no sea alcahueta (die geen koppelaarster is).

De bekende spreekwoordenverzamelaar Harrebomée (1861) schrijft bij Geen zaturdag zoo kwaad, Of de zon schijnt vroeg of laat: ‘De Joden wandelen veel op sabbat; en nu meent het volksgeloof, in Amsterdam heerschend, dat de zon, om den wille der Joden, zich altijd voor korter of langer tijd op zaturdag vertoont.’ De folklorist Heuvel uit de Achterhoek schreef in 1909: ‘Geen Joden-Sabbath zoo zwart, of de zon schijnt altijd wat, om hem nog een weinig op te vroolijken of ook wel, opdat de armen op Zaterdag hun goed vóór den Zondag kunnen drogen.’ Dit laatste is ook in Oost Friesland bekend: saterdags mott ’t moi Weer wesen, dat de arme Mann sien Hemd drögen kann. Ook in Zwaben is het bekend: ‘damit die Bettelleute die Wäsche (das Hemd) trocknen können’. In Zwitserland zegt men: Wenn ’s di ganz Wuchen g´rëgnet het, se-n-isch [‘s] doch am Samstig Nochmittag schön, dass di armen Lût chönnen iri Hemdli tröchnen. In Hessen-Nassau luidt het: ‘Es eß kinn Sonnowend so schlimm, Hä treckelt (droogt) d’m aarme Mann e Hemm.’ Ook in het Rijnland wordt gezegd: dann mutten arme Lû et Hemb dröge; evenals: Sonnewends ger et noch ömmer su vill schû Werrer (nog altijd zoveel mooi weer), dat en armer Mann sei Hemd dreue kann: die arme lui zijn Maria en St. Pieter met hun enige kleed, de pastoor met één kraag. Dit laatste zien we in een spreuk uit Hamburg: sünnōbends schient de Sünn, de Pastor muet sinen Krōgen dreugen. En in Pruisen wordt gezegd: ‘Sinnoawend mott e Wielke (‘n tijdje = eventjes) de Sonn schiene, doa het de Fru Faar (Pfarrer) dem Herr Faar seine Beffkes (a jede Prache [dominee] sie Hemd) utgewasche un mott se drucke kriege.’ In Mecklenburg is bekend, dat de zon op iedere zaterdag tenminste voor korte tijd door de wolken komt, omdat Moeder Maria of ook Petrus hun enige kleed moeten wassen en dus ook drogen. In Oppersaksen zegt men: ‘Maria bleicht den Schleier, wenn Sonnabends schlechtes Wetter ist und dazwischen die Sonne scheint.’ Maar het meest bekend is de regel: ‘Es ist kein Samstag so trüb, Die Sonne scheint der Mutter Gottes zulieb.’ In het Rijnland: et es kä Samschdag e sou dreif (drijfnat), de Sonne scheint der Muttergoddes en Stonn ze leif (lief). Dit is ook in Frankrijk bekend. In de Provence zeggen ze: ‘Lou dissate la Vierge vai lava si banèu / Es pèr acò que fai toujours soulèu (Zaterdags gaat de Maagd haar kleed wassen; daarom schijnt altijd de zon).’ In Antwerpen schijnt de zon alle zaterdagen, al is ‘t maar enkele ogenblikken, nl. de tijd die Ons Lieve Vrouwken nodig heeft om een schoon hemdeken aan te doen. De folklorist Knappert (in 1887) stelde: ‘Men gelooft, dat geen zaterdag zonder zonneschijn is, omdat Maria dan haar was te drogen hangt. De zaterdag heet: Onzer Vrouwen Sabbath;’ volgens oud-Beiers geloof is de Sonnabend heilig, omdat Maria toen geboren is. Reeds Bonifacius drong aan op een mis voor Maria op die dag. Knappert voegt een legende toe, volgens welke in een vrouwenklooster in Constantinopel zich een Mariabeeld bevindt, verborgen achter een gordijn, dat elke vrijdagavond vanzelf wegtrekt, zodat het beeld te zien is. Zodra zaterdag de vespers beginnen te luiden, sluit het gordijn zich weer. (Deze legende is echter gebaseerd op het beeld van Maria de Blachernae, dat mechanisch de mantel van Maria opende, zodat het portret van Jezus eronder te zien was.) In meerdere streken in Frankrijk gelooft men dat iedere zaterdagavond de zon schijnt, al is het maar voor korte tijd, opdat de H. Maagd het hemd van Christus voor zondag kan drogen, in Limousin haar eigen hemd, in Haute-Bretagne haar was. En in Zwaben zijn het de windselen (luiers) die de Moeder Gods moet drogen. En in Italië kent men de spreuk: Non c’è giorno di Maria che Sole non ci sia (Er is geen Mariadag dat de zon niet schijnt).
Dit geloof is ook met Vrouw Holle verbonden, want als het een hele week achtereen regent, verwacht men in de Harz op zaterdag zonneschijn, denn Frau Holle müsse zum Sonntag ihren Schleier wieder trocknen haben. In de Harz staat de zaterdag bekend als frau-Hollen-Abend; zij heeft dan het recht zich in witte kleren te vertonen, en in de streken van het Rhöngebergte wordt op de Samstag der Hulla geen veldwerk verricht. Ze maakt spinrokkens vuil, die op Sonn- of frau-Hollen-abend niet afgesponnen zijn. In sommige streken van Midden-Duitsland heet de ‘Sonnabend’ nog Hollentag, Frauen Hullentag. Harrebomée merkt op bij de uitdrukking Het is duivelsdag: ‘Men zegt dit van den zaturdag, omdat de vrouwen dan meestal zeer ongemakkelijk zijn.’

De ‘geen zaterdag zonder zon’-spreuken worden uitgebreid behandeld door de Spanjaard José Manuel Pedrosa in zijn studie ‘De zon van de zaterdagen, een bijgeloof van wasvrouwen … en een spreekwoord’. Hij start met de oude teksten. De eerste is uit 1549: Ni sabado sin sol, ni moça sin amor, ni ramera sin arrebol (~, noch meisje zonder liefde, noch hoer zonder rouge). Een versie uit 1555 varieert alleen de laatste regel: ni viejo sin dolor (geen oude man zonder smart). Een versie uit 1627 lijkt vorige regels te combineren en gaat vergezeld van het commentaar dat de vrouwen van die tijd de voorkeur hebben om zaterdags hun jurk te wassen en te bleken. De eerste en laatste regel rijmen, evenals de tweede met de derde: Ni sábado sin sol, ni moza sin amor, ni veixo sin dolor, ni puta sin arrevol (geen hoer zonder rouge). De regels veranderen niet bijzonder; in 1726 is het voor het eerst: ni vieja sin arreból. Hierna volgen enige moderne versies, allemaal beginnend met No hay sábado sin sol, ni… Deels zijn ze tweeregelig en volgt: doncella of mocita sin amor, maar ook geen domingo (zondag) en in een drieregelige quinceña (twee weken) zonder liefde, verder ook ni mocita sin arrebol. Nieuw is ni mujer que no sea puta (geen vrouw die geen hoer is). In de drieregelige versies rijmen meestal twee regels, vaak de tweede met de derde: ni doncella sin amor, ni vieja sin dolor, of andere reeds gemelde regels. Zonder rijm is: ni mocito sin fortuna, ni mocita sin amor. Diverse zijn vierregelig: ni doncella sin amor, ni viejo que no haya sido valiente, ni vieja que no haya sido alcahuete (geen juffer zonder liefde, noch oude man die geen dappere kant heeft, noch oude vrouw die geen koppelaarsterskant heeft), of vanaf regel 3: ni río sin vuelta, ni puta sin alcagüeta (noch rivier zonder winding, noch hoer zonder koppelaarster), of: ni moneda que no pase, ni moza (of: puta) que no se case (noch munt die niet wordt aangenomen, noch meisje/hoer die niet trouwt), of: ni mujer que no baste (noch vrouw die niet voldoet), ni puta que no se casa; of: ni puta sin confesar, ni cabrón sin comunión (geen hoer zonder biecht, geen klootzak zonder communie). Ook een vijfregelige variant begint met dezelfde twee regels en vervolgt, rijmend op amor: ni romero sin flor (geen pelgrim zonder bloem), ni moneda que no pase, ni puta que no se case.
Pedrosa behandelt vervolgens enige versies rond het thema ‘clara’, wat in het Nederlands dezelfde ambivalentie heeft. Na de bekende beginregel over geen zaterdag zonder zon volgt: ni Clara que no sea puta, ni arriero que no sea cabrón (noch Klaar die geen hoer is, noch ezeldrijver die geen klootzak is). Van een vierregelige versie zijn de laatste twee regels: ni clara que no sea puta, ni puta que no sea clara, waarin clara refereert aan een heldere hemel zonder wolken.
Hierna gaat Pedrosa over tot de bespreking van diverse interpretaties, als eerste de mythisch bijgelovige van de Portugees José Leite de Vasconcellos, die zaterdag als een heilige dag ziet en een rijmpje uit Coimbra aandraagt: Não há sábado sem Sol, nem rosmaninho (pelgrim) sem flor, nem casada sem ciúme, nem solteira sem amor (noch gehuwde vrouw zonder jaloezie, noch vrijgezelle vrouw zonder liefde). In het Catalaans is er de spreuk: No hi ha dissabte dins de l’any que el son no vejam (geen zaterdag dat de zon niet schijnt), evenals: Trist com un dissabte sense sol (Triest als een zaterdag zonder zon). Dan behandelt Pedrosa de religieuze interpretatie van José Maria Adrião, die naar aanleiding van enige Portugese versies als Não há sábado sem sol, nem moça sem amor, schreef dat men in de Algarve gelooft dat op zaterdag zon is, omdat die dag gewijd is aan de Maagd Maria. Hierna volgt de seksuele interpretatie van Luis Montoto, n.a.v. het adagium: No hay sábado sin sol, ni mocita sin su amor.
Ook de commercie heeft zich van het spreekwoord meester gemaakt. Een Portugese versie luidt: Não há sábado sem sol, nem domingo sem missa, nem segunda-feira (maandag) sem preguiça (luiheid). Het weekblad Expresso maakte daarvan: Não há domingo sem missa, segunda sem preguiça, nem sábado sem Expresso. Een Spaanse parodie is: No hay sábado sin sol, ni hortera sin transistor (geen winkelbediende zonder transistorradio).
Ook Galicische en Catalaanse varianten worden door Pedrosa behandeld. Enige Galicische varianten zijn: Nin sábado sen sol, nin moza sen amor, nin vella (of: vello) sen dor (oude vrouw of man zonder verdriet), of: nin romeiro sen flor, nin rapaza sen amor, en ook: nin romeiro sin frol, nin donna (dama, Marica) sin amor, of: nin romeu sin frol, nin vello sin door, nin meniña [gezelschapsmeisje] sin amor. Wat een frol is, wordt uitgelegd door Knapp, het is een faról, een stoklantaarn, die de bedevaartgangers dragen, wanneer ze in de processie meelopen. De Catalaanse spreuken brengen een nieuwe factor mee: No hi ha dilluns sense lluna, ni dimecres sense sol, oftewel: Geen maandag zonder maan, noch woensdag zonder zon; maar ook: No hi ha divendres sense dol, ni dissabte sense sol, geen vrijdag zonder smart, geen zaterdag zonder zon. En: No hi ha dissabte sense sol, ni cap viuda sense consol (geen weduwekop zonder raad), of: ni viudeta sense dol, ni donzell sense amor, ni casada sense pena, ni prenyada sense dolor, of: ni viudeta sense consol, ni vaixell (boot) sense vandera (vlag), ni tristor sense consol (noch bedroefde zonder raad).
Hierna behandelt Pedrosa de Sefardische versies, die echter niet over zaterdag spreken, maar over woensdag als vierde scheppingsdag waarop God de zon maakte: Ni miércoles sin sol, ni corasson (hart) sin dolor, ni mosa sin amor, of: ni boda (huwelijk) (of: viuda (weduwe)) sin dolor, ni muchacha sin amor.
Ook Italiaanse dialectversies worden door Pedrosa opgesomd: Nun c’è sabatu senza sule, nun c’è fimmina senza amure. Nun v’è sabato senza sole, non v’è donna senza amore, nè domenica senza sapore (geen zondag zonder smaak). No ghe sabbo senza sô, no ghe figgia (meisje) senza amô, no ghe coeu senza dô (geen hart zonder verdriet). Non c’è sabato senza sole, non c’è vecchia senz’amore, non c’è prato senza herba (geen wei zonder gras). We zien diverse terug in een lange versie met een obsceen einde uit Livorno: Non c’è sabato senza sole, non c’è donna senz’amore, non c’è rosa senza spina, non c’è prato senz’ erba, non c’è camicia senza m[erda] (geen hemd zonder stront). Geen roos zonder doornen is uiteraard ook in Nederland bekend, maar wordt niet met andere spreuken verbonden. Het vuile hemd is ook in Spanje bekend, wel met de wei en gras, maar niet met de zaterdag verbonden: No hay carretera (straatweg) sin puente (brug), ni prao (wei) que no dé hierba, ni camisón de mujer que no tenga sangre o mierda. Hier is het dus speciaal een vrouwenhemd, omdat er ook bloed aan zit.

In Engeland zeggen ze: There is never a Saturday without some sunshine, evenals: The sun is always seen on a Saturday. In Denemarken heet het: Ingen Loverdag uden Solskin (Geen zaterdag zonder zonneschijn). Volgens het Handwörterbuch des deutschen Aberglaube betekent de Deense benaming löverdag (meer gebruikelijk lørdag, net als in het Noors), Zweeds lördag voor Zaterdag ‘bad- of wasdag’, wat teruggaat op een ON laugerdagr (verwant met Ned. loog, van Latijn lavare, wassen). De zaterdag is van oudsher in gebruik als wasdag, wat uiteraard samenhangt met de wens zondag goed voor de dag te kunnen komen. Dit geldt in het bijzonder voor de armen, die slechts de kleren die ze dragen bezitten. De zaterdag als een heilige dag is Joods en werd door de eerste Christenen overgenomen en ook in later tijden zijn er Christenen, die de Zaterdag als heilig beschouwen. Een herinnering aan de sabbat is te zien in de namen voor de zaterdag in Romaanse landen: Italië: sabato, Sicilië: sabatu, Portugal, Spanje, Galicië: sábado, Catalonië dissabte, Béarn: dissatte, Gascogne: dichapte, Provence: dissate. In de 11e eeuw maakte de Kerk de zaterdag tot speciale Mariadag, na opwekking daartoe in de 8e en 9e eeuw (o.a. door Bonifatius): de sabbatum Mariae was de poort tot de zondag. In delen van Duitsland werd de zaterdag beschouwd als Hollentag of Hollenabend, waarop een spinverbod gold. In de Harz werd in de 19e eeuw gezegd, dat Frau Holle haar sluier moet drogen. Maar gewoonlijk wordt Maria genoemd. In Beieren moet de zon tenminste drie minuten, in Tirol enige ogenblikken op zaterdag schijnen, omdat eens Maria haar was of die van het Christuskind op zaterdag gedroogd heeft, omdat ze haar sluier bleekt of droogt, omdat ze de luiers van baby Jezus of haar hemd moet drogen of opdat de zoom van haar kleed droog wordt, die de arme zielen op vrijdag, waarop ze steeds door het vagevuur schrijdt, met hun tranen nat hebben gemaakt, of gewoon ter ere van Maria in het algemeen. In Mecklenburg kennen ze de rijm: Dor is kein Saterdag so dick, Dat dei Sünn’ nicht deit ’n Blick; en in de Eifel en in Baden de rijm trüb – lieb (zie boven). Schertsende motivaties zijn dat de zon op zaterdag schijnt, opdat de pastor zijn kraag (de grote Halskrause) kan drogen, opdat de arme cantor (koorleider) en de arme wezen hun hemden kunnen drogen of in het algemeen, opdat de arme man zijn hemd kan drogen. De zaterdag geldt daarom als de beste dag om de was te drogen. Ook in het Frans: opdat Maria het hemd kan drogen, dat de kleine Jezus op zondag aantrekt of vanwege haar eigen was.
In het Nederlands is de regel zo algemeen geworden, dat nu gezegd wordt: Geen dag zo kwaad, of de zon schijnt vroeg of laat (zoals de afbeelding van het tegeltje vermeldt).

Literatuur:
Düringsfeld, Ida von & Otto Freiherr von Reinsberg-Düringsfeld, Sprichwörter der germanischen und romanischen Sprachen vergleichend zusammengestellt, Leipzig 1872, 481-484.
Gilst, Aat van, Wijze vrouwen en godinnen en hun sporen in volksgeloof en volksgebruik, Soesterberg 2001, 119.
Harrebomée, P.J., Spreekwoordenboek der Nederlandsche Taal, Amsterdam 1980, I, 115a ; II, 493a.
Heuvel, H.W., Volksgeloof en Volksleven, Arnhem 1978 (= 1909), 138.
Knapp, Elisabeth, Volkskundliches in den romanischen Wetterregeln. Diss. Tübingen 1939, 65f (naar Sébillot, FdF I, 48; Mistral I, 219;
Pastor, Deutsche Volksweisheit in Wetterregeln und Bauernsprüchen, Berlin 1934, 341; Meinecke 1935, 102; Le Roux de Lincy 1959 I, 130; G. Pitrè, Proverbi Siciliani, Palermo 1880, III, 37).
Knappert, Laurentius, De beteekenis van de wetenschap van het Folklore voor de godsdienstgeschiedenis onderzocht en aan de Holda-mythen getoetst, Amsterdam 1887, 160f (Kalender voor Prot. 1863, 217; naar Karl Benrath, Zur Geschichte der Mariënverehrung, 1880).
Pedrosa, José Manuel, Las dos sirenas y otros estudios de Literatura Tradicional, Madrid 1995, 223-249: hfdst. 8: El sol de los sábados, una superstición de lavanderas… y un refrán.
Streng, Walter O., Himmel und Wetter. Volksglaube und Sprache in Frankreich, Helsinki 1914, I, 20f.
Swainson, C., A Handbook of Weather Folk-lore, Edinburgh and London 1873, 171.
Vries, J. de, Ned. Etymologisch Wb., 1971, 411.
Jungbauer, ‘Samstag’, in: Handwörterbuch des deutschen Aberglaube VII, 918-923.
MecklWb VI, 1085; HambWb IV, 664; RheinWb VIII, 214, 219; 222; ZwabWb V, 573; Hes-NasWb III, 621; PreusWb V, 705; Buurman, Ostfries. IX, 278; Müller-Fraureuth, Wb.d.obersäch.u.erzbirg. Mundarten, Dresden II, 1914, 208; Volkskunde 30, 73 met verwijzing naar Meyer, Les contes populaires de la Flandre, nº9c: Pourqoi le soleil luit-il toujours la samedi? En De Cock en De Mont, Vlaamsche Vertelsels, 359: ‘Waarom ’s Zaterdags de zon altijd schijnt’.