Cor Hendriks – De Geheimen van de Graal (8): De Toren van Vertegier

Tot die tijd waren er geen Christelijke koningen in Engeland en op het moment van ons verhaal regeert koning Constant. Hij deed dit al een lange tijd en had drie zonen: Moine, Pendragon en Uter. Verder had hij een hofmaarschalk, Vertegier, een wijs en bekwaam man en voor zijn tijd een dapper ridder. Toen koning Constant stierf, koos de meerderheid voor Moine als zijn opvolger. Deze kreeg al snel oorlog met de Saksen, die zich tegen alle volken, die de Romeinse Wet erkenden, gekeerd hadden. Moine was echter nog maar een kind, zodat hij afhankelijk was van Vertegier, die echter deed waar hij zin in had, zodat Moine alleen tegen de Saksen optrok en verslagen werd. Dit was niet tot genoegen van de bevolking en na een tijdje werd hij vermoord door een groep van twaalf messentrekkers en Vertegier wordt in zijn plaats verkozen. De twee andere broers (d.w.z. hun verzorgers, want ze zijn nog klein) menen, dat Vertegier de hand in de aanslag had en vluchten naar het oosten, waar hun ouders vandaan kwamen.

Vertegier laat de moordenaars van Moine grijpen en vierendelen, maar de verwanten van de moordenaars laten dit niet op zich zitten en vallen de koning aan, die hen weet te verdrijven, maar ten koste van zijn populariteit. Wanneer een opstand dreigt, stuurt hij boodschappers naar de Saksen, die hem met vreugde komen helpen. Vertegier onderdrukt de opstand en trouwt met de dochter van de Saksenleider Hangus. Dit is zeer tegen de zin van het Christelijk deel van de bevolking en Vertegier, die zijn troon voelt wankelen, besluit een hoge toren te bouwen, die niemand kan innemen. Maar de toren is nog geen vier vaam hoog of hij stort in. Tot driemaal toe laat Vertegier de bouw opnieuw beginnen, maar telkens stort de toren in.

Vertegier roept alle wijzen van het land bijeen, die met hun handen in het haar staan en hem aanbevelen raad te zoeken bij de geleerden. Ook de geleerden laat Vertegier komen, die van mening zijn, dat alleen astrologen dit kunnen verklaren en er worden er zeven gevonden, allemaal ontzettend knap, maar ze weten het antwoord niet en vragen Vertegier twee weken uitstel. In die tijd komen ze tot de ontdekking, dat de oplossing van het torenraadsel te maken heeft met een zevenjarige jongen, geboren uit een vrouw, maar waarvan de vader geen mens is. Deze jongen zal de oorzaak van hun dood zijn en ze besluiten tot een listig plan om zich van deze jongen te ontdoen en suggereren Vertegier, dat het bloed van een kind zonder menselijke vader nodig is om de mortel te versterken. Vertegier vindt het maar een raar plan, sluit de zeven geleerden op en stuurt twaalf boden in groepjes van twee eropuit om het kind te zoeken, te doden en het bloed bij hem te brengen.

Ze zoeken het hele land af en op een dag komen enigen van hen bij de stad, waar Merlijn woont, die samen met een grote groep kinderen bij de ingang van de stad het kolfspel speelt. Wanneer hij de boden ziet, slaat hij een rijkeluiszoontje voor zijn schenen, waarop de jongen hem gelijk uitscheldt voor de ‘zoon zonder vader’, wat de boden horen. Ze gaan eropaf en vragen de jongen, wie hem sloeg en hij zegt: “De zoon van een vrouw, die er nooit achter is gekomen, door wie haar kind verwekt werd, zodat het niet eens een vader heeft.” Merlijn stelt zich aan hen voor als degene, die ze zoeken om zijn bloed naar koning Vertegier te brengen en de boodschappers staan perplex. Merlijn zegt hen, dat het een vals plan is en dat hij met hen mee zal gaan naar Vertegier om dat te bewijzen. De boden zijn onder de indruk van zijn wijze woorden en gaan met hem mee naar zijn moeder en de priester Blaise. Na alles goed doorgesproken te hebben gaat Merlijn met de boden mee, terwijl hij Blaise opdraagt naar Northumberland te gaan, naar het Woeste Woud, waar Merlijn hem vaak zal komen opzoeken. Hij voorspelt hem een grote toekomst met het boek, dat hij zal gaan schrijven over de toekomstige grote koning Arthur en zijn ridders en de gebeurtenissen met de H. Kelk, die men de Graal noemt. Dit levenswerk van hem zal het ‘Boek van de Graal’ genoemd worden, dat men met veel genoegen zal blijven beluisteren, omdat er maar weinig dingen in zullen staan, die hun waarde zullen verliezen.

Dan neemt Merlijn afscheid van zijn moeder en vertrekt met de boodschappers naar Vertegier. Onderweg geeft hij enige staaltjes van zijn paradoxaal klinkende voorspellingsvermogens, wat de boden nog meer overtuigt van Merlijns bijzonderheid en ze vragen Merlijns advies hoe tegenover Vertegier te handelen en hij raadt aan alles gewoon te vertellen. Ze gaan naar Vertegier en hemelen Merlijn huizenhoog op, waarop deze voor Vertegier wordt gebracht, die snel onder de invloed is van Merlijns redenaarskunst en de geleerden laat ontbieden voor een dispuut met Merlijn over het instorten van de toren. Zij staan echter met de mond vol tanden, terwijl Merlijn hen ervan beschuldigt het moordplan te hebben bedacht om hun eigen huid te redden.

Dan legt Merlijn uit, dat onder de toren zich een waterplas bevindt met daaronder twee blinde draken, een rode en een witte, waarop twee stenen drukken. Wanneer nu door al het bouwen de druk op die stenen toeneemt, worden de draken onrustig en beginnen te woelen, waardoor de toren instort. En hij raadt aan om de grond met paard en wagen weg te slepen om zo het water bloot te leggen. Als dit gebeurd is, zegt hij het water weg te laten lopen via kanaaltjes, die daarop worden gegraven. Ondertussen waarschuwt Merlijn, dat zodra het water weg is en de stenen worden weggenomen, de draken met elkaar in een gevecht zullen raken, dat heel betekenisvol zal zijn, en hij raadt de koning aan alle aanzienlijken bijeen te zamelen om naar dit wonder te komen kijken. Ook voorspelt hij alvast, dat de witte draak de rode zal doden na een zware strijd.

Ondertussen heeft zich een grote menigte verzameld, de stenen worden weggetrokken en de draken komen woest en vervaarlijk tevoorschijn. Vertegier vindt de rode draak monsterlijker en groter dan de witte en meent dat die zal winnen. De strijd duurt langer dan 24 uur en iedereen meent dat de rode draak gaat winnen, tot er plotseling vuur uit de neusgaten en bek van de witte draak komt, dat de rode geheel verteert. Daarna valt de witte draak in slaap en drie dagen later is ook hij dood. Het was een merkwaardig gevecht, maar Vertegier kan nu zijn toren laten bouwen en het wordt de hoogste en sterkste ooit gebouwd. Natuurlijk wil Vertegier graag weten wat de betekenis is van het drakengevecht en Merlijn wil hem dat wel vertellen ten overstaan van zijn raad van geleerden. Eerst veegt Merlijn die nepgeleerden nog eens flink de mantel uit over hun misdadig plan om hem om te laten brengen. Gelukkig wordt Merlijn beschermd, zodat hij de listen van de duivel aan het licht kan brengen, en hij belooft de geleerden gratie, als ze ophouden met hun wetenschapsbeoefening en zich onderwerpen aan boetedoening, waartoe de geleerden maar al te graag bereid zijn.

Dan verklaart Merlijn, reeds nu door Vertegier uitgeroepen tot de wijste mens ter wereld, het drakengevecht en vertelt Vertegier, dat de rode draak hem voorstelt en de witte de zonen van Constant. Dat vindt Vertegier natuurlijk niet zo leuk, maar hij wil het toch weten en Merlijn legt uit hoe Vertegier zich misdragen heeft in die kwestie met Moine en hoe hij er de schuld van was, dat Moine werd gedood en het land in oorlog werd gedompeld door zijn schijngedragingen. Het lange gevecht staat voor de lange tijd, die Vertegier het koninkrijk nu in zijn macht houdt, maar zijn einde zal de verbranding zijn, waartegen zijn toren niet zal baten. Het tweetal heeft zich reeds ingescheept met een groot aantal manschappen en over drie maanden zullen ze in Winchester aan land gaan. Vertegier vraagt Merlijn wat hij ertegen kan doen, maar Merlijn moet hem teleurstellen en neemt afscheid om naar Blaise in Northumberland te gaan, die alles te boek stelt, en wacht daar de komst van de zonen van Constant af.

Op de door Merlijn voorspelde dag stelt Vertegier zich met een groot leger op bij de haven van Winchester, vanwaar ze de schepen zien aankomen met de zonen van Constant en hun troepen. Vertegier geeft opdracht alles in gereedheid te brengen voor de Verdediging, maar als zijn mannen de zonen van Constant zien naderen en de koninklijke vaandels zien wapperen, zijn ze verbaasd en vragen, wie dit zijn. Wanneer ze horen, dat het de zonen van Constant zijn, die de verrader Vertegier willen afzetten en de moord op hun broer wreken, kiezen de mannen van Vertegier eieren voor hun geld en lopen over en Vertegier trekt zich met de Saksische keurbende, door Hangus geleverd, terug in zijn toren. De toren wordt bestormd en na een tijdje door Pendragon in brand gestoken. Voor veel belegerden komt het vuur als een verrassing, velen verbranden en ook Vertegier komt in de vlammen om.

Commentaar

De “Toren van Vortigern” is al een oud verhaal, wanneer het door Geoffrey de Monmouth wordt opgetekend in zijn ‘Historia’ en evenals vele andere verhalen kunnen we het terugvinden in de ‘Historia Brittonum’ van Nennius, waar de naam van de jongen Ambrosius is, in Welsh Emrys, en de legende wordt traditioneel gesitueerd te Dinas Emrys, een heuvelfort in Snowdonia, waar (aldus CAVENDISH, 107) archeologen in de 50-er jaren bij Beddgelert de plaats van de poel ontdekten, waaruit de draken in het verhaal kwamen. Om een indruk te geven een citaat uit c. 42 (DRAAK, 28): ‘… En de knaap zei tot de koning: “Waarom brachten uw mannen mij tot u?” Waarop de koning zei: “Opdat je gedood zou worden en je bloed rond die vesting zou worden gesprenkeld, opdat die zou kunnen worden gebouwd.” De knaap antwoordde de koning: “Wie heeft u deze raad gegeven?” En de koning zei: “Mijn magiërs hebben het gezegd.” En de knaap zei: “Laten ze tot me worden geroepen.”’
Dan volgen weldra lastige vragen: ‘“Wat is er in de grondvesten [lett. stenen vloer] van die plek? Ik verlang, dat ze u te kennen geven wat zich onder de grondvesten bevindt.” Maar ze zeiden: “We weten het niet.” En hij zei hen: “Ik weet het wel: er is een poel midden in de grondvesten; komt en graaft en aldus zult ge vinden.” Ze kwamen en groeven en (het grondwerk) stortte in. En de knaap zei tot de magiërs: “Meldt mij, wat is in de poel?”’

Ook over de draken bestaan er oude overleveringen uit Wales (DRAAK, 29) opgetekend in de zogeheten ‘Triades’, setjes van drie bij elkaar horende en daardoor makkelijker te onthouden gebeurtenissen of personen. Zo is er b.v. sprake van de Drie Gelukbrengende Schatten van het Britse Eiland, waar we lezen, dat de tweede gelukbrengende schat de Draken in Dinas Emrys zijn, die Lludd, de zoon van Beli, verborg. [Triade 37; HERZEN, 53]. Zolang de drie schatten verborgen bleven, zou er geen Saksische overheersing op het Eiland komen. Daarom werden ze tot de Drie Ongelukbrengende Onthullingen, toen ze werden blootgelegd. En Gwrtheyrn de Dunne groef de beenderen van Gwrthefyr de Gezegende op om de liefde van een vrouw; dat was Ronnwen, de Heidin; en hij was het, die de draken bevrijdde.

Gwrtheyrn is de Vortigern van Geoffrey de Monmouth (onze Vertegier). Ronnwen is Renwein (Rowena), de dochter van Hengist (onze Hangus). Wanneer koning Llud moet hebben geleefd, kunnen we afleiden uit Triade 51 van de Drie Eerloze Mannen, die er op het Britse Eiland waren, waarvan de eerste Afarwy, de zoon van Llud, de zoon van Beli, is. Hij was het, die Julius Caesar en zijn Romeinen naar dit eiland riep en hij zorgde ervoor, dat dit eiland ieder jaar 3000 pond in geld moest betalen, vanwege een twist met zijn oom Cadwallawn.

Overigens is de tweede eerloze man de eerdergenoemde Gwrtheyrn de Dunne, die als eerste land schonk aan de Saksen en als eerste een verbond met hen aanging. Door verraad was hij de oorzaak van de dood van Custennin de Jongere, de zoon van Custennin de Gezegende, en hij verbande de twee broers Emrys Wledig en Uthur Penndragon uit dit eiland naar Armorica (= Bretagne) en hij kreeg door bedrog de kroon van dit eiland in zijn bezit. Tenslotte verbrandden Uthur en Emrys Gwrtheyrn in de burcht Gwerthrynyawn bij de Wye om hun broer te wreken.

Ook is er een triade van de ‘Drie Plagen, die het Britse Eiland teisterden’ (opgenomen in de ‘Mabinogion’). De tweede plaag was een gil, die ieder jaar op de eerste Mei-avond geslaakt werd over elke haardstede van het Britse Eiland: het maakte de mensen zó angstig, dat mannen en vrouwen krachteloos werden en kinderen hun verstand verloren. Dieren, bomen, de aarde en de rivieren, alles bleef onvruchtbaar. Koning Llud klopte bij zijn broer Llevelis aan om raad en die zei: “De tweede plaag in je rijk is een draak en een draak van een ander ras is met hem aan het vechten en probeert hem te overwinnen. Daarom geeft je eigen draak zo’n verschrikkelijke schreeuw. Je kunt het op de volgende manier onderzoeken: als je weer thuis bent, laat dan het eiland opmeten in de lengte en in de breedte en precies op de plaats, waar het middelpunt is, laat daar een gat graven en plaats er een kuip met de beste mede, die maar gemaakt kan worden, en een zijden kleed over de kuip. Je moet nu persoonlijk de wacht houden, dan zul je de draken zien vechten in de gedaante van afschuwelijke dieren. Daarna zullen ze zich in de vorm van draken in de lucht verheffen, maar tenslotte, als ze uitgeput zijn van het hevige gevecht, in de vorm van twee varkens op het zijden dekkleed neervallen en ermee tot op de bodem van de kuip zinken. Ze zullen de mede opdrinken en dan inslapen. Wikkel dan het kleed om hen heen en begraaf hen op de best beschermde plek van je koninkrijk in een stenen kist: verstop die in de grond. Zolang ze daar zijn, zal geen ramp van buitenaf het Britse Eiland treffen.” Llud deed alles wat zijn broer zei en begroef de draken op de veiligste plek, die hij kon vinden in het Snowdon-gebergte, in een stenen kist. Later werd de plek de Vesting van Ambrosius genoemd. Op deze manier kwam er een einde aan dat vreselijke schreeuwen.

Nennius vertelt, dat Vortigern naar Snowdon vlucht, waar hij zijn bolwerk wil bouwen, maar de toren blijft instorten. Zijn Druïden adviseren, dat hij een jongen zonder vader moet vinden, wiens bloed op de funderingen gesprenkeld moet worden. Zijn mannen gaan eropuit en ontdekken een jongen bij het balspel, die door zijn rivaliserende medespelers wordt uitgescholden voor ‘vaderloos’. De moeder wordt ondervraagd en ontkent ooit met een man te hebben geslapen. De jongen wordt naar de toren gebracht, waar hij de Druïden ondervraagt over de fundering van het gebouw, waarop zij het antwoord schuldig blijven. De jongen onthult, dat er een meer onder de fundering ligt, waarin twee vaten begraven liggen. De Druïden zijn niet in staat te raden, wat daarin zit. Er ligt een kleed tussen hen in en erin bevinden zich twee draken, zegt de jongen, de ene wit en de andere rood. Het kleed is het koninkrijk, de rode draak zijn de Britten en de witte draak de Saksen. Het meer is de wereld, onthult hij verder. Hij zegt Vortigern een andere vesting te zoeken, want hij zal in deze verblijven. En hij maakt bekend, dat hij Ambrosius of Emrys, de Opperheerser, is. [Mat. 44]

Ook bij Geoffrey vinden we vermeld, dat Merlijn Ambrosius wordt genoemd (6, 19). Het lijkt alsof Geoffrey het ‘Dinas Emrys’ in tweeën heeft gebroken en zo tot de naam Dinabutius is gekomen voor de jongen, die door Merlijn voor zijn schenen wordt geslagen bij het kolfspel, een wild soort hockey. Geoffrey noch Wace noch Layamon zegggen wat voor spel en alleen Layamon heeft het detail, dat Merlin Dinabuz een klap geeft. Het uitzenden van de boden in groepjes van twee, niet bij Geoffrey, vinden we zowel bij Wace als Layamon.

In ons verhaal heeft de Dinas-figuur geen naam, maar wordt omschreven als ‘een van de rijkste kinderen’. Bij Geoffrey noemt hij zichzelf van koninklijke bloede van twee kanten, bij Wace een afstammeling van earls en koningen, bij Layamon een koningszoon. Bij Geoffrey scheldt hij Merlijn uit voor Dikkop, maar dat laten de andere schrijvers vallen. Alleen bij Layamon noemt hij de moeder van Merlijn een hoer, omdat ze niet weet wie de man is, die hem verwekt heeft. Ook is hij de enige, die Dinabuz laat voorspellen, dat Merlijn zijn dood tegemoet gaat. De regent van de stad bij Geoffrey en Wace is bij Layamon veranderd in een ‘reve’ (eerwaarde) met de naam Eli, die met Merlin en zijn moeder, de non, dochter van koning Conaan, woont.

De fabelgeschiedenis van Brittannië (naar Geoffrey/Wace/Layamon)

In dit hoofdstuk zijn we zomaar midden in Geoffreys ‘Historia’ gevallen (6, 5), op een punt, waar ook de moderne uitgave van de ‘Chronicles’ van Wace en Layamon beginnen, n.l. met het koningschap van Constantine. Dat hij de eerste Christelijk koning zou zijn, wordt niet met zoveel woorden gezegd, maar valt wel min of meer uit de ‘Chronicles’ op te maken. Constantine heeft drie zoons. De oudste, Constans, wordt in Winchester in een klooster gestopt, om monnik [= Moine] te worden. De tweede zoon heet Aurelius met de bijnaam Ambrosius, terwijl de derde Uther heet.

Constantine was een goede koning, maar stierf te snel (Wace) want na 10 (G) of 12 (W+L) jaar regeren werd hij laf vermoord door een Pict. De opvolging was niet geregeld en de zoons waren nog te jong, maar een zeker Vortigern, leider van de Gewissei, had aspiraties voor de troon en begint met Constans tot koning uit te roepen, na hem uit het klooster te hebben gehaald, die het bestuur aan Vortigern overlaat. Deze weet echter op listige wijze een aantal Picten ertoe aan te zetten Constans uit de weg te ruimen, waarna hij verraderlijk die Picten laat ombrengen, hetgeen aanleiding geeft tot een opstand. De twee broers vrezen voor hun leven en vluchten naar Bretagne. (6, 10) In die dagen landen er drie “longboats” in Kent, gevuld met krijgers uit Saxonia onder aanvoering van de twee broers Hengist en Horsa. Vortigern laat hen voor zich brengen in Durobernia (Canterbury) en hoort hen uit over waar ze vandaan komen, wat ze komen doen, etc. Ze vertellen hem uit Germania te komen, dat te vol is geworden, zodat ze op zoek zijn gegaan naar nieuw land. Ze blijken heidenen te zijn, die in Wodan en Freia geloven, wat Vortigern meer een ongeloof noemt. Desondanks neemt hij hen in dienst om met hen zijn binnenlandse vijanden te bestrijden. De Picten worden verslagen en de Saksen krijgen land ter beloning en beginnen een vesting te bouwen. Nieuwe kolonisten arriveren uit Germanië, waaronder de dochter van Hengist, genaamd Renwein (Rowena), die Vortigern zo weet te betoveren, dat hij met haar trouwt, ondanks dat ze een heidin is. Aan haar wordt de traditie verbonden van de heildronk. Het woord ‘garsoil’, dat Robert gebruikt, is bij Geoffrey: “was hail”, waarop de ander dient te zeggen: “drinc hail”. In ruil voor zijn dochter ontvangt Hengist de provincie Kent, zeer tegen de zin van Vortigerns landgenoten, en zelfs zijn eigen zoons vallen hem af, ja, één van hen, Vortimer, wordt zelfs tot koning uitgeroepen en begint strijd te voeren tegen de Saksen en is daarin zeer succesvol, totdat hij vergiftigd wordt door Renwein. Volgens Geoffrey laat hij voor zijn dood de bronzen piramide bouwen in de haven, waar de Saksen gewoonlijk landen (een idee uit Nennius, c. 44) en na zijn dood wordt hij daar begraven. Op die manier zou hij het land tegen barbaarse invasies blijven beschermen.

Volgens Triade 37R is hij de derde gelukbrengende schat: De beenderen van Gwerthefyr de Gezegende in de Hoofd-Havensteden van het Eiland. Zolang zij daar verborgen bleven, zou er geen Saksische overheersing op het eiland komen. Maar zoals we eerder zagen, werden ze ook de Drie Ongelukbrengende Onthullingen, toen ze werden blootgelegd: En Gwrtheyrn de Dunne groef de beenderen van Gwerthefyr de Gezegende op om de liefde van een vrouw; dat was Ronnwen, de heidin. Vgl. Triade 59: De Drie Onfortuinlijke Bijeenkomsten van het Britse Eiland, waarvan de tweede is: waarop Horsa en Hengist en Ronwen werd toegestaan naar dit Eiland te komen.

Volgens Geoffrey hebben de Britten hem echter te Londen begraven. Hierna werd Vortigern weer koning en de verjaagde Saksen komen weer terug, maar nemen wat maatjes mee (300.000 volgens Geoffrey). Er wordt een bijeenkomst gehouden in het klooster van Ambrius op de eerste Meidag, maar Hengist heeft een verraderlijk plan bedacht om zich in één klap van heel zijn Britse tegenstand te ontdoen en de Saksen hebben zich stiekem bewapend met een lang mes in hun laars en op bevel van Hengist: “Nimet oure saxes” worden de Britten overhoop gestoken [Nennius, c. 46 heeft de kreet: “Nimadersexa”]. Alleen Vortigern wordt gespaard, maar enige Britten weten te ontkomen. Vortigern moet zijn land overdragen aan de Saksen, die beginnen te plunderen, en Vortigern vlucht naar Wales waar hij op advies van zijn Magiërs (Druïden) een toren laat bouwen op Mt. Erith. Het blijkt een onmogelijke onderneming, want wat de ene dag is opgebouwd, blijkt de volgende dag door de aarde verzwolgen en Vortigern consulteert zijn Magiërs, die hem aanraden een jongen zonder vader te vinden en met zijn bloed mortel en stenen te besprenkelen. Boden worden uitgezonden, komen in Kaermerdin, waar ze vermoeid van hun reis zich in een kring neerzetten om kinderen bij een balspel gade te slaan. Na een tijdje ontstaat er plotseling een ruzie tussen twee jongens, genaamd Merlin en Dinabutius, en de laatste noemt de eerste een dikkop, zichzelf van koninklijke bloede en Merlin iemand, die nooit een vader heeft gehad. Merlin wordt bij Vorigern gebracht, zoals vermeld, en vertelt de koning van de leugens van de Magiërs en wat er werkelijk met de toren aan de hand is. Merlin doet zijn beroemde voorspellingen, waardoor iedereen met stomme verbazing geslagen is, maar Vortigern is meer geïnteresseerd in zijn eigen einde, waarvoor Merlin hem weinig hoop kan geven. Reeds hebben de zonen van Constantine zich ingescheept en de volgende dag zullen ze landen in Totnes. Ze zullen de Saksen verslaan en Aurelius zal koning worden. Hij zal de vrede herstellen en kerken bouwen, maar sterven aan vergif. Zijn broer Uther zal hem opvolgen, maar ook zijn dagen zullen door vergif verkort worden. Vortigerns afstammelingen zullen hierin een rol spelen, maar de ‘Boar’ van Cornwall zal hen allemaal opeten.

Inderdaad landen de twee broers de volgende dag in Totnes en rukken op naar Kambria. [Geoffrey geeft hier een andere locatie, n.l. op de berg Cloartius bij de rivier de Wye: het kasteel heet Genoreu; dit is Little Doward in Monmoutshire?]. De toren blijkt inderdaad onneembaar en wordt in brand gestoken met Vortigern erin.