Cor Hendriks – De Folklore van het Lieveheersbeestje (11): De Duitse volkskundeatlas (4)

Het thema ‘het lieveheersbeestje dreigt gevaar’ omvat vier liedtypen, verspreid van Hessen tot Luxemburg aan weerszijden van de Midden Rijn. Het type ‘Jagers schieten je dood’ komt het meest voor en dekt het hele gebied. Een voorbeeld uit Marmagen luidt:

‘Valkensteentje, vlieg weg,
op Pas-pittesch steenweg,
anders komt de jager
en schiet je weg’.

De variatie zien we vooral in de schutters. De jagers domineren, gevolgd door de Joden, Franzosen, soldaten, krijgers en eenmalig Russen, boeren, Pruisen, schutters. Ook het schieten vraagt om uitbeelding door het toevoegen van klanknabootsingen als ‘badum’, ‘bum batsch’ of ‘bum bum’. Twee maal zien we een combinatie met het thema ‘huis in gevaar’ (je huisje brandt mee), éénmaal met het thema ‘weer’:

‘Hemelsdiertje, vlieg in de lucht,
Breng morgenvroeg goed weer mee,
anders schiet de jager je dood.’ (Sevenig)

Typevarianten zijn:

‘Godsdiertje, vlieg weg,
als de Blankenheimse jagers komen,
dan doen ze je in het potje.’ (Hüngersdorf)

‘Hanspotje, vlieg weg,
in de groene wei,
als echter de jager je krijgt,
die zal je echter schieten.’ (Bebelsheim)

Naast dit liedtype zijn er nog een achttal teksten met de elementen ‘drie (zeven, twee) uit Gießen/erschießen, geconcentreerd ten westen van Gießen. Er zijn diverse beginregels (‘vlieg in de lucht’, ‘vlieg weg’) en het schieten wordt ook hier uitgewerkt (‘boem, boem, boem’).

Het liedtype ‘Joden/steken’ is klein en hoort tot het westelijkste deel van het gebied. Meestal zijn de Joden de achtervolgers; zij steken, spuwen en slaan je weg. In Minden luidt het:

‘De Joden komen met spiezen,
ze steken je in je lijf,
dat het vanachter eruitsteekt.’

Daarnaast steken Franzosen en slaat de boer dood. Opmerkelijk is een Pfalzer variant, waarin de moeder een ijzeren hark gebruikt in plaats van een lang mes, zoals in een tekst uit de Eifel:

‘Hanspopje, vlieg weg,
de moeder komt van Trier weg,
heeft een ijzeren hark,
wil je doodsteken.’ (Michelbach; rijm: Rechen-stechen)

Een combinatie met het ‘Jodenhuis’ heeft verschillende liedtypen in zich:

‘Lieveheersbeestje, vlieg uit,
vlieg over het Jodenhuis,
anders komen de Joden met stangen
en steken je door en door.’ (Fronrath)

Typevarianten komen uit geheel andere contreien:

‘Mariekengörke, vlieg weg,
vlieg over de poort weg.
Soldaten komen,
steken je moeder en je zuster dood.’ (Stützkow)

‘Zomerkalfje, vlieg uit,
er komen drie met zagen,
willen je kindjes hals afzagen.’ (?)

‘Heergodsdiertje, ren weg,
als de lamme schaapherder komt,
dan slaat hij je dood.’ (Christnach)

‘Bijenvogeltje, vlieg op,
maak voor vader en moeder de deur open.
De soldaten komen met zeis en hark,
willen vader en moeder doodsteken.’ (Diersheim, Hesselhurst)

Het liedtype ‘drie mannen met stangen’ vinden we tussen Marburg en Gießen. De handelende figuren zijn: drie (mannen), de Joden, kinderen, de gendarmen, de Außeners (mensen uit het dorp Außen). De mannen met stangen willen je huisje bereiken (erlangen), of je vangen of ze willen je ophangen. Eentje vervolgt:

‘Er komen drie met stangen
en willen je ophangen;
er komen drie met vliegen
en willen je overwinnen (‘ersiegen’).’

Een combinatie met het Pommerlandlied luidt:

‘Hemelsdiertje, vlieg,
je vader is in de krieg,
je moeder is in het Nederland,
Nederland is afgebrand.
De Joden komen met stangen,
zij willen jou en mij ophangen.’ (Orsfeld)

Het lieveheersbeestje als orakeldier heeft negen liedtypen, die naar hun inhoud in vier groepen te verdelen zijn. Het lieveheersbeestje wordt gevraagd naar huwelijk, tijd van de dag, tijd van leven, dienstplek, hemel of hel. De meest voorkomende vraag is die naar de tijd van leven (‘leeftijd’), maar deze wordt weer ruim overtroffen door de liedtypen, waarin het lieveheersbeestje het weer voorspelt. Deze werden bij het thema ‘weer’ behandeld.

Het liedtype met orakelvragen over het huwelijk, waarin alle hemelstreken genoemd worden, zien we op Sylt en het aangrenzende vasteland. Een variant uit het Roergebied (Buer-Resse) luidt:

‘Godshoentje, vlieg uit,
waar heb ik mijn bruid,
in het oosten of westen,
waar is ze voor mij het beste?’

Ook worden alleen het noorden en zuiden genoemd. Ook elders worden oosten en westen genoemd:

‘Zonnekuiken, (vlieg hoog op,)
vlieg naar oosten, vlieg naar westen,
vlieg naar mijn allerbeste.’ (Bardenfleth; Lengerich)

Het liedtype ‘vingerspits/waar mijn allerliefste zit’ is te vinden in Steiermark en Kärnten. Een voorbeeld uit Glödnitz luidt:

‘Sprinzaminz,
stijg op mijn vingerspits,
vlieg heen waar mijn allerliefste zit
en doe mijn schone groeten.’

Dit soort rijmpjes worden niet door kinderen, maar door huwelijksrijpe jongemannen gezegd. Twee typevarianten uit de Opper Pfalz luiden:

‘Achetskoila, vlieg op de spits,
waar mijn zwager en schoonvader zit.’ (Weigendorf, Utzenhofen)

De variatie in de eerste regel beperkt zich tot woordvarianten als stijg, vlieg, ga, zit, en in plaats van de vingerspits zien we enige malen spits, zit of torenspits. De allerliefste wordt hartsallerliefste, hartsgeliefde, liefste, schatje, bruidegom, mijn lieve deerntje genoemd en éénmaal met name: ’s Hildele. Zeer merkwaardig zijn de beginregels van een versie uit Kärnten:

‘Sprinzeminze, vlieg op de longen en lever,
en de hartsgebloemde veder,
vlieg op een torenspits,
waar mijn hartsallerliefste zit.’ (Obermillstadt)

In plaats van de hemelstreken wordt de vliegrichting van het lieveheersbeestje in een ander liedtype van het huwelijksorakel met naar boven of naar beneden, hierover of daarover, op en neer, achter en voor gekenmerkt. Het betreft vijf verschillende opgaven, twee uit Noord Mähren, twee uit Burgenland en een uit de Zips:

‘Zomerkevertje, vlieg uit,
naar boven of naar beneden,
hierover of daarover,
achter of voor,
waar ze mijn uitzet heen zullen voeren.’ (Lauterbach)

‘Mariakevertje, vlieg op en neer,
vlieg hierover en daarover,
breng me mijn schat over.’ (Bohnau)

‘Heergods-kuiserl,
waar trouw [ik] heen,
naar boven of naar beneden
of achter de aarde in?’ (Schönherrn; Schreibersdorf)

‘Johannesvogeltje,
waarheen zal je mijn uitzetkist dragen?
Naar boven of naar beneden,
hierover of daarover, ho, ho.’ (Kuneschhay)

Typevarianten, die het thema ‘huwelijksorakel’ op divers tot uitdrukking brengen, luiden:

‘Godshoen, vlieg heen,
waar mijn geluk is.’ (Hallig Gröde)

‘Zonnekindje, één jaar,
zonnekindje, twee jaar?
Wanneer zal ik vrijen?
1, 2, 3, 4, 5, 6, 7,
waar is mijn zonnekindje gebleven?’ (Probsthagen)

‘Lieveheerskuiken, vlieg,
vlieg hoog op,
vlieg diep neer,
vlieg naar de bruidweg van (meisjesnaam).’ (Weselerwald)

‘Lieveheershoentje, wijs me de weg
naar welke plaats ik zal komen.’ (Altendorf-Ulfkotte; dit kan ook op de dienstplek slaan.)

‘Zonnekevertje, diedel, diedel,
in welke streek zal ik trouwen?’ (vert. Pools: Zelasno)

‘Mariakever, vlieg heen,
waarvandaan mijn bruidegom komt.’ (Chobie)

‘Heergodspaardje,
voer mijn kamerwagen (met uitzet)
over dal en berg.’ (Pirten)

‘Hemel-kuiserl, vlieg heen,
wijs me mijn man aan.’ (Prätis)

‘Vrouwenkevertje, vlieg weg,
vlieg weg, waar mijn toekomstige is.’(St. Marein)

‘Mariakever, vlieg,
waar jij heenvliegt, is zonneschijn,
daar is mijn geluk, mijn schat tehuis (rijm: daheim).’ (Sittersdorf)

De vraag naar de tijd van de dag, niet echt een orakel, zien we op één uitzondering na

[‘Katherinakevertje, vlieg in de hemel,
en kijk, hoe laat het is,
en zeg mij het dan.’ (Wieslet)]

alleen in Oost-Pommeren. Een voorbeeld uit Saulinke luidt:

‘Lieve God zijn Kruschke, vlieg op
en vraag grootmoeder hoeveel het uur op half een, twee…’

De orakelhandeling houdt in, dat men, zodra het lieveheersbeestje zijn vleugeltjes spreidt, begint te tellen 1, 2, 3,… de tijd is het getal, waarbij het lieveheersbeestje wegvliegt.

De vraag ‘Hoe lang zal ik nog leven’ is verspreid over een gebied van Holstein tot aan de Weser-knik bij Minden en van Cloppenburg tot aan Celle. Een voorbeeld uit Schweringhausen luidt:

‘Zonnekuiken,
zeg, hoelang zal ik leven,
één jaar, twee jaar…’

Soms wordt alleen het gebruik beschreven: men zet het lieveheersbeestje op de hand en telt, tot het wegvliegt. Het laatste getal geeft het nog te leven aantal jaren aan. Enige teksten zijn afwijkend. Ze beginnen met ‘Zonnekuiken lief, wat staat er in je brief?’ Andere teksten brengen vader en moeder of de lieve God ter sprake:

‘Zonnekuiken, vlieg op,
zeg tegen je vader en moeder,
hoelang ik nog leven zal.’ (Buchholz)

‘Zonnekind, vlieg in de wind,
vraag je vader, hoeveel jaar ik nog ben.’ (Wroge)

‘Vlieg op, vlieg naar de hoge hemel op
en zeg de lieve God, hoelang zal ik leven?
1 jaar, 2 jaar…’ (Gräpel)

Ook wordt het lieveheersbeestje naar zijn ‘leeftijd’ gevraagd:

‘Lief engeltje, hoe oud ben je?
1 jaar, 2 jaar…’ (Norden)

‘Zonnekindje, hoe lang leef je?’ (Erichshagen)

Verdere afwijkingen zijn:

‘Zonnekind, zeg me toch,
hoeveel jaar leef ik nog?’ (Wanna)

‘Zonnekind, zeg me recht,
hoeveel jaar ik leven mag?’ (Sonnenborstel)

‘Zonnekind, zeg gezwind,
hoeveel jaar ik leven zal?’ (Luthe)

‘Vliegevlammeke op het stammeke.
Één jaar, twee jaar…’ (Walsum)

Drie typevarianten zijn er: een ervan vraagt ook naar de tijd van leven, maar op een andere manier (De Dood, hij komt…; uit Scheesel), een andere vraagt naar ziekte en gezondheid (‘Gesund’ – ‘Fieber’ – ‘krank’ uit Doberstau), de derde naar het lot in het komende jaar:

‘Mariakever, zeg me maar,
hoe gaat het met me het andere jaar?’ (Ierchel)

In een ‘kwijnvorm’ van het orakel uit Plötzau vragen de kinderen aan het hemelwormpje: ‘De mijne is bij 10 (9, 8…) weggevlogen.’

Het orakel over de nieuwe dienstplek is te verdelen in twee liedtypen. Ook deze liedjes worden niet door kinderen, maar door jongelingen gezongen. In de drieregelige vorm wordt de oproep tot vliegen vervolg met: ‘Waar je dit jaar heenvliegt, daarheen trek ik volgend jaar.’ De tweeregelige vorm luidt:

‘Lieveheersbeestje, vlieg heen,
waar ik over een jaar heen zal trekken.’

Deze korte vorm kan weer worden uitgebreid tot een lange van vier of zes regels door: ‘Naar boven en naar beneden, hierover en daarover’ en ‘eruit of erin, of dat ik ter plaatse blijf.’ Niet altijd is duidelijk of het om het diensthuis gaat of om het huis, waar men in trouwt. We vinden dit type in Lausitz in vertalingen uit het Sorbisch en op de grens van Slezië en Noord Mähren. Bij drieregelige ‘Sorbische’ versies wordt ingevoegd: ‘vlieg in het warme land’ of: ‘vlieg de Zittauer Poort uit’. In Slezië-Mähren zien we twee combinaties met het thema ‘in een huis vliegen’ (‘vlieg in Moedergodshuis/Moeder bruidhuis’). Enige opgaven zijn als typevarianten te zien. In de Steiermark heet het:

‘Mariakevertje,
waar ben ik over een jaar?’ (Lassing)

en:

‘Hemelkoetje, vlieg weg,
wijs me mijn plekje aan.’ (Etzendorf)

In Slezië beginnen deze teksten met: ‘vlieg uit, zoek me een mooie dienst/mooi diensthuis uit.’ In Woischwitz zegt men:

‘Zomerkevertje, zeg me waar,
waar zal ik zijn over een jaar?’

Twee liedtypen duiden de vliegbewegingen van het lieveheersbeestje met de alternatieven ‘hemel/hel’ of ‘God/duivel’. Als het lieveheersbeestje naar boven of naar beneden vliegt, wordt dat als hemel, resp. hel geduid. Opgaven komen uit het Bergland, Opper Slezië en het Zuid Boheems Oostenrijkse berggebied. In het Westfaalse Bergland luidt het:

‘Vlieg in de hemel,
de hemel is open,
de hel is dicht.’

Niet duidelijk is of dit als orakel bedoeld is. Dit is eerder het geval in de opgaven ‘vlieg in de hemel of in de hel!’ uit de Opper Pfalz en Zuid Bohemen. Eenmaal zien we het in Slezië in een vertaling uit het Tsjechisch:

‘Lieveheersbeestje, lieveheersbeestje,
waar vlieg je heen?
In de hemel of in de hel?’ (Jakobowitz)

Duidelijk zien we de orakelbetekenis in: ‘Waar ga ik heen? In de hemel of in de hel (of in het vagevuur)?’ De Neder Oostenrijkse versie uit Weikersdorf am Steinfelde luidt:

‘Vrouw Roosje, Vrouw Roosje,
waar voer je me dan heen?
In de hemel of in de hel?’

Blijven zitten of wegvliegen van het lieveheersbeestje wordt gezien als behorend aan God of de duivel. In Winnikendonk heet het:

‘Lieveheerslammeke,
ben je van Onze Lieve Heer,
dan blijf bij mij;
ben je van de duivel,
vlieg dan weg.’

Vlak bij de grens met Nederland heet het:

‘Liefherenlammetje,
blijf bij mij;
ben je van de duivel,
ga van mij.’

Twee typevarianten uit dezelfde omgeving luiden:

‘Herenlammetje, ga vliegen,
de duivel zal je kriegen.’ (Hulm)

‘Godshoentje, vlieg in de lucht.
De duivel wil je pakken (‘kriegen’).’ (Polsum)

Het thema ‘openen van de hemelpoort’, dat ook als ondergroep van het thema ‘hemel’ kan worden gezien, is te verdelen in twee liedtypen, al naar gelang het lieveheersbeestje zelf of een ander voor het lieveheersbeestje de poort opent. Het type ‘doe het poortje open’ zien we in Baden en het aangrenzende Würtemberg. Een voorbeeld uit Oberharmersbach luidt:

‘Heergodskevertje, vlieg in de hemel op
en maak het Moeder Gods deurtje open.’

Toestemming om binnen te mogen wordt gevraagd voor de Moeder Gods, voor de zanger van het lied of voor vader en moeder. Tweemaal verzoekt de zanger mee naar de hemel te worden genomen: ‘Neem mij tot je naar boven’ (?) en uit Straßdorf:

‘Heergodskever, vlieg op,
vlieg in de hemel op,
sluit alle poorten open,
dat wij ook naar boven kunnen.’

Ook wordt tweemaal toegevoegd: ‘Breng mij een vaatje wijn, wat over blijft is dijn.’ In ditzelfde gebied vinden we ook drie opgaven, waarin vader en moeder of opa en oma de hemelpoort openen. In een variant zie we moeder en kind:

‘Moedervrouwtje, vlieg naar de hemel op,
de moeder doet je het deurtje open,
je kindje hangt aan het wiegensnoer,
maak het los.’ (Burgfelden)

Een combinatie van de liedtypen zien we in:

‘Heergodsvogeltje, vlieg naar de hemel op,
de Moeder Gods maakt voor je het deurtje open,
krijg je een vaatje wijn,
wat over blijft, behoort mij.’ (Oberentersbach)

De oproep aan het lieveheersbeestje om olie te geven is geconcentreerd aan de linker Neder Rijn. Een voorbeeld uit Arsbeck luidt:

‘Vlimvlammeke, als je me geen olie geeft,
dan sla ik je kapot.’

De geelbruine stof, die het lieveheersbeestje kan afscheiden, wordt op twee uitzonderingen na (honing, smout) met olie aangeduid, wat ook in de namen voor het lieveheersbeestje doorklinkt: oliekever, oliediertje, olievogeltje, oliemannetje, olielampje, smoutkever. Het lieveheersbeestje geeft deze olie niet zomaar, vanwaar de dreiging het dood te slaan of kapot te maken. Afwijkingen zien we in:

‘Smoutkevertje (2x),
je weegt nog lang geen loot
en als je me geen smout geeft,
dan sla ik je dood.’ (Hillensberg)

En in niet-Rijnlandse versies:

‘Mariakevertje mijn, geef me zalf,
anders laat ik je niet uit mijn hand.’ (Layß, vert. Pools)

‘Muhkiwichen, geef me olie,
of ik sla je dood.’ (Siptenfelde)

‘Heergods-häuneken,
vlieg op het Bäumeken,
geef me gele zalf op mijn vinger.’ (Hoppecke)

Een combinatie met het thema ‘weer’ luidt:

‘Broekwormpje, vlieg over de Rijn,
morgen geeft het zonneschijn,
Broekwormpje, maak olie,
anders sla ik je dood.’ (Honrath)

An English PDF will follow at a later date.