Cor Hendriks – De Folklore van het Lieveheersbeestje (10): De Italiaanse volksatlas en het onderzoek van Aebi (with extended English version in PDF)

Bij Aebi vinden we een groot aantal rijmpjes, deels afkomstig van de AIS, de Italiaanse Volkskunde-atlas. Als huwelijksorakel volgt een versje uit Aqua-formosa, dat luidt:

‘Aardbeiboompje en lieveheersbeestje,
wanneer huwt mijn moeder mij?
Huwt de heilige Basilius me
en geeft hij me twee wiegen?’

De tweede groep betreft het zoeken van de geliefde, in één geval gevraagd aan de ‘indovinella’ (waarzegster).
Dan volgt een groep, waarin het lieveheersbeestje wordt gevraagd de weg naar de geliefde te tonen.
Verder is er een groep rijmen, waarin het lieveheersbeestje wordt gevraagd weg te vliegen om iemand (vader) te zoeken.
Uiteraard zijn er de weerorakels, waarin het lieveheersbeestje wordt gevraagd God te bidden om mooi weer of op te vliegen als het mooi weer wordt.
Ook wordt het lieveheersbeestje opgeroepen naar de hemel te vliegen, naar het paradijs of Santa Maria en Sint Nicolaas. Het moet God of een heilige (Sint Michiel met name) gaan roepen.
Het moet de weg naar de hemel of het paradijs tonen, of de weg in het algemeen (wijs me de weg, de goede weg, de weg naar Rome, naar het kasteel, en ik zal je een mes en een kroon geven), of in het bijzonder naar de school (skola), wat natuurlijk makkelijk rijmt met veel lieveheersbeestjenamen (‘cola’, ‘maria vola’, mariola, ‘vyola’, ‘luciola’), maar ook met het bevel tot vliegen (‘vola’). Soms moet het lieveheersbeestje iets brengen. In het ‘tooth-fairy’-rijmpje wordt het lieveheersbeestje, genaamd ‘Santu Nicola’, gevraagd ervoor te zorgen, dat de vrager ‘botten en munten’ vindt. De ‘botten’ (‘ossa’) zijn de tanden en de ‘munten’ het geld, wat meestal door de ouders in plaats van de begraven tand is neergelegd.
In een ander rijm moet het lieveheersbeestje naar ‘de verafgelegen plek’ vliegen en de ring brengen van Cagliari, van Bordigali, de trouwring. Andere dingen waarom gevraagd wordt zijn: een kroon, een (wit) kleed (‘vestitino’), brood, een schotel honing.
Een bijzondere naam is ‘bekertje van de Heer’, wat te verbinden is met de naam ‘brengt olie aan de Heer’ en ‘varkentje, dat de olie naar Christus brengt’. Gezegd wordt tegen de kinderen, dat het lieveheersbeestje het door de vromen gehouden lichtje naar Christus brengt.
Ook wordt het lieveheersbeestje een geschenk beloofd: ‘Ik maak een jakje voor je’, ‘Sint Michiel, die jou in de herfst honing geeft.’
Soms moet het lieveheersbeestje wegvliegen, anders dreigt er gevaar, bijvoorbeeld dat de duivel hem opeet, of de ossen. Ander gevaar is dat de vader op sterven ligt, of de zuster, of de kinderen huilen.
Er blijft nog een restgroep over van rijmpjes, die zich moeilijk laten indelen: ‘Goudhen, die meer weegt dan goud; goud en zilver, dat meer weegt dan de wind, de wind die meer weegt dan de donder.’ Of: ‘Vlieg, vlieg, mariella, je hebt vlooien op je jurkje, één klimt omhoog, één omlaag en één houdt de wacht.’ Of: ‘Katarinera met de kattenogen, je legt nagels aan de deur, je sloeg ze erin, haal ze nu weer eruit.’

Van de Italiaanse namen van het lieveheersbeestje op Corsica is een kaart opgenomen in deel VII van de ‘Atlante Linguistico Etnografico Italiano della Corsica’. Meest voorkomend is de naam ‘kippetje van de Heer’ (‘galinella’). Andere meermaals genoemde namen zijn ‘bulabulella’ en ‘buledda’, die duidelijk verwant zijn en een serie vormen met eenmalige namen als ‘bulellu’, ‘ulella’, ‘buledu’, ‘ruanellu’ en ‘bulabuled(d)a’. ‘Vlieg’ is in het dialect ‘bola’, ‘vola’ of ‘biola’, maar misschien ook ‘bula’.
Een tweetal namen is gewijd aan ‘Santa Lucia’, die ook in een rijmpje wordt bevolen te vliegen, de boeken mee te nemen en naar school te gaan. Ook in de andere rijmpjes wordt het lieveheersbeestje verzocht naar school te gaan, maar ook naar de hemel.

Van hetzelfde eiland is ook een Franstalige atlas verschenen als aanhangsel bij de ‘Atlas linguistique de France’. Daarop zien we deels dezelfde namen, zoals ‘bulabulella, -edda’ en ‘bulella, -eda’, ‘bulateda’, ‘bara-, bala-, bulabuleda’, ‘bogabulella’, ‘bakadtella’. Ook hier zien we tweemaal ‘santa lucia’. Maria zien we in ‘madonella’, de Heer in ‘moska du siñor’ en ‘siñurella’, het paradijs in ‘paradizu’, een waarzeggertje in ‘divinellu’, tweemaal een koetje in ‘vadjinella’, een mantel in ‘mantellu’ en ‘zakumantellu’ en sint Jan in ‘pidzoni di santu yuanni’. Verder zijn er: ‘kardelina’, ‘mummu’ en ‘tefmola’.

In het Rheto-Romaans, op de grens van Zwitserland en Italië, werden de namen van het lieveheersbeestje onderzocht door Gunhild Hoyer. De namen zijn vrijwel allemaal uit meer delen samengesteld. Het eerste element wordt door Hoyer in drie groepen gedeeld.
De eerste groep is ‘beestje’, door Hoyer geïnterpreteerd als ‘koetje’, want het lokaal veel gebruikte woord voor ‘beestje’, bau = bo, kan gezien worden als stam van bovin ‘os, rund’, dat we in diverse vormen tegenkomen (bovet(s), bovs, bovign). Ook andere rundnamen komen we tegen (vacca, vatga, vatgina, vaschina) en Hoyer telt ook alle beestnamen mee (bescha, beschina en tiars van het Duitse tier). De tweede groep zijn kipnamen: ‘kip(petje)’ (jalinas, giallina, giallinetta, pul(l)a, ‘puline’, bibale) en ‘kuikentje’ (pigliatt(in)a). Als derde zien we ‘Margareta’ (magreata).
Het tweede element van de benamingen is verdeeld over 1. God (Niessegner, Nossegner, Nasegner, Segner), 2. Jezus (= ‘heertje’) (Segneret, Segnerin), 3. Maria (Nossadunna, -donna), 4. Sint Jan (sogn Gion) en op basis van twee rijmpjes voegt Hoyer als 5. Sint Nicolaas toe:

‘Bau, bau, sontga Clau,
va sin tschiel e fa clavau.’
[Lieveheersbeestje (Beestje van Sinterklaas), ga naar de hemel en maak een schuur.]

‘Bau, bau, sontga Clau
va sin tschiel e fa bi bi,
porta giu ina petta a mi.’
[Lieveheersbeestje (Beestje van Sinterklaas), ga naar de hemel en maak leut (?), breng (jij) een koek aan mij.]

Bij de ‘kip’ merkt Hoyer op, dat het lieveheersbeestje in de mythologie van de kinderrijmpjes op zoek gaat naar verre machten (God, paradijsbewoner, koning) voor geschenken (echtgenoot, of gebak, of vaker mooi weer) voor de mensen. Het woord ‘bibi’ is een kinderwoord voor kip, vanwaar ‘bibale’. Nog niet verklaard is de benaming ‘margreata ca sgola’, die we tegenkomen in kinderrijmpjes, reeds vertaald door Hoyer als

Margriet, vlieg,
vlieg hier- of daarheen,
haal dit of dat cadeau
en breng het bij mij.

of dwingender: Magreata masgola ‘Margriet, vlieg dan!’

Door Aebi zijn een aantal rijmpjes uit Wallonië opgenomen, onderverdeeld naar
A. Weerorakel: het lieveheersbeestje wordt gedreigd met het doorsnijden met een mes of in honderdduizend stukken breken van de hals als het niet mij of God zegt, dat het morgen mooi wordt. De gebruikte namen zijn: ‘beestje van Sint Maarten’, ‘Margriet’, ‘pupyo’, ‘bibo’ en ‘clarinette’.
B. Tijdsaanduiding. Dit is een spel, waarbij de ‘pisjo’, ‘pèpèn’, ‘pipo’ of ‘pipion’ gedreigd wordt met de dood als het niet zegt hoe laat het is, waarna er geteld wordt: één uur, twee uur, etc., tot het beestje wegvliegt.
C. Het lieveheersbeestje (‘koe van de Lieve Heer’) moet iets brengen, n.l. goud, anders wordt het gedood.
D. Gevaar: Het lieveheersbeestje wordt gedreigd met het afnemen van zijn mooiste kleed als het niet opvliegt.

De benamingen van het lieveheersbeestje in Wallonië zijn door Marie-Guy Boutier opgenomen in het achtste deel van de ‘Atlas linguistique de la Wallonie’ uit 1994.
Meest voorkomend is (zoals te verwachten) ‘bête à bon Dieu’ (55[1]), ook ‘bête au …’ (4), ‘bête de …’ (34), ‘bête du …’ (49), ‘bête d’au…’ (14), soms voorafgegaan door ‘pètite’ (2).
Een tweede eveneens hoog scorende naam is ‘marguèrite, -guẻ-, -ga- (margèrit)’ (94), ook ‘margryète’ (2).
Dan krijgen we een associatieserie rond ‘Katrien’: ‘(sinte-)catrine, …catèrine, …catẻrine (sẽt katrin)’ (28), ‘(sinte-)catrinète, …catèrinète, …catẻrinète (sẽt katrinèt)’ (47), ook ‘catelinète (katlinèt)’ (3) en ‘clarinète, clâ-, clå- (klarinèt)’ (16), of ‘cassinète’ (1), of ‘cascarinète’ (1).
Zo’n serie zien we ook bij ‘costri’, ook ‘coustri’ (12), ook ‘co(u)stîre’ (49), waarvan sommige met een toevoeging: ‘… de saint Martin’ (4), ‘… du/d’au bon Dieu’ (2), ‘… di leû’ (1), ‘… à boligna’ (1) en ‘costîrète’ (2).
Ook rond Sint Maarten hebben zich diverse namen gevormd: ‘bête à saint Martin’ (1), of ‘… de …’ (3), of ‘tchèrète de …’ (1), of ‘bikète / plukète de …’ (1), of ‘tch’fô d’a …’ (1), ‘martin’, ‘mârtin’ (6), ‘p’tit mártin’ (2), ‘môrtintin’ (2), ‘mârtin-kinkin, -kècaye’ (3), ‘môrticot’ (1), ‘pèpin-martin’ (11), ‘mârtin-salè’ (1) en ‘martin-vole-èt-vole’ (1).

The attached PDF is a more extended English version of this chapter, as well as chapters 3, 8 and 9.

[1] De getallen tussen haakjes zijn schattingen van het aantal keer, dat de naam is genoemd in de enquête, gebaseerd op de plaatsaanduidingen van Boutier.

PDF:
Cor Hendriks – The Folklore of the Ladybird (4)