Cor Hendriks – De betoverde steppe (2): De listige man en de dief

In een ver land leefde eens een listige man en een dief. Op een dag verspreidde het nieuws zich in het land dat de Khan van een buurland de hand van zijn beeldschone dochter Malika wilde geven aan degene die haar wist te winnen door zijn scherpzinnigheid en zijn geestigheid. De listige man en de dief kenden elkaar in het geheel niet, maar ze vernamen allebei het nieuws en besloten te gaan meedingen om de prinses te trouwen.

Omdat hij echt listig was, slaagde de listige man erin om binnen te dringen in het inwendige van de hoge muren van het kasteel waar de prinses werd bewaakt door veertig waakzame schildwachten, en bevond zich van aangezicht tot aangezicht met de schone Malika. Hij bekeek haar en bij de aanblik van haar schoonheid hield zijn hart op met slaan. Hij wierp zich aan haar voeten, te zeer van streek om iets te zeggen wat geestig was. ‘O Malika, wil je mijn vrouw worden?’ wist hij tenslotte te stamelen. ‘Ik zal je uit dit paleis ontvoeren onder de ogen zelf van je veertig wachters.’ ‘Bedankt voor uw voorstel,’ antwoordde Malika met een schalkse schittering in de ogen. ‘Maar ge zult eerst de toestemming van mijn vader moeten vragen.’ Ze brak vervolgens een broodje en bood de helft aan de listige man aan. ‘Zie hier iets om op krachten te blijven onderweg,’ zei ze zoetjes glimlachend. De listige man kruiste de armen voor de borst, kromde zich tot op de grond en ging op dezelfde wijze weg als hij was gekomen om zich te presenteren aan de Khan in zijn paleis.

Diezelfde nacht kwam de dief aan bij het kasteel van Malika. Aangezien hij niet voor niets dief was, slaagde de dief erin zonder gezien te worden de veertig schildwachten te passeren en bevond zich in de tegenwoordigheid van de prinses. Toen hij boog voor haar, begon zijn hart sneller te slaan bij de aanblik van haar schoonheid. ‘O Malika,’ zuchtte hij, ‘als je mij als echtgenoot wilt, zal ik je laten ontsnappen uit deze gevangenis.’ ‘Bedankt voor uw aanbod,’ repliceerde Malika lachend, ‘maar ge moet eerst de toestemming van mijn vader verkrijgen.’ Met haar slanke hand reikte ze hem een half broodje aan. ‘Zie hier voor u,’ zei ze. ‘Eet het onderweg want ge zult honger hebben.’ De dief bedankte haar en verliet het kasteel om zich te gaan presenteren aan de Khan.

Het geval nu was dat de listige man en de dief dezelfde weg namen om zich naar de poorten van de stad te begeven. Daar aangekomen leek het de listige man een goed idee om te ontbijten. Hij zocht een beschaduwde plek uit, maakte zijn riem los, die hij op de grond legde en maakte zich gereed om zijn maaltijd te gebruiken. De dief kwam toen naderbij. De listige man nodigde hem uit om te gaan zitten in zijn gezelschap en haalde van onder zijn hemd zijn helft van het broodje tevoorschijn. Toen de dief dat zag, haalde hij ook zijn brood tevoorschijn en plaatste het naast dat van de listige man. Maar wie schetst zijn verbazing toen hij zag dat de twee broodjes zo perfect bij elkaar pasten dat zij één geheel vormden, dat zo uit de oven was gekomen.

Van het tweetal had de listige man de snelste geest en hij zei: ‘Mijn helft is de ware, want zij komt van het brood dat de schone Malika heeft gemaakt met haar eigen handen.’ ‘Ik twijfel niet aan je woorden,’ antwoordde de dief, ‘want jouw helft sluit perfect aan bij dat wat Malika mij zelf afgelopen nacht heeft gegeven.’ ‘Mijn vriend,’ zei de listige man, ‘ik smeek je mij jouw helft te laten. Ik moet de hand van Malika winnen en daarvoor maak ik graag een wereldreis te voet als dat me zou helpen haar gunst te winnen.’ De dief schudde het hoofd en zei: ‘En ik ben bereid de grootste der oceanen over te zwemmen om haar te winnen.’ Ze begonnen met elkaar te disputeren, ieder denkend dat hij in zijn recht stond en proberend de ander te overtuigen, voordat beiden hun geest hervonden en dachten aan de voorwaarde opgelegd door de Khan, te weten dat de prinses slechts gewonnen kon worden door scherpzinnigheid en geestigheid.

Toen hernamen ze samen hun weg en kwamen aan bij de dierenmarkt. Op de markt vonden ze een zeer dikke man – zijn buik had de omvang van een grote trommel – die zojuist de verkoop van tweehonderd schapen had gesloten. Hij stopte het geld in een beurs, die hij aan zijn riem hing, en begaf zich flanerend naar de winkel van een kledinghandelaar, om de prijs van de artikelen in de etalage te vragen. De dief sloop achter de dikke man aan en ontnam hem, tot de verbazing van de listige man, zijn beurs, die hij verving door het gewicht van een pond.

Toen de dikke man zijn geld wou nemen en in de plaats daarvan een gewicht aantrof, zette hij ogen zo groot als schoteltjes op van afschuw. ‘Help!’ riep hij, ‘iemand heeft mijn beurs gestolen!’ En hij rende naar de Khan om te klagen, zich onderweg luidruchtig beklagend. In het paleis vertelde hij de Khan precies wat er gebeurd was, maar de Khan geloofde hem niet. ‘Waar is dat gewicht van een pond?’ vroeg hij met een achterdochtige houding. ‘Hier is het, heer,’ zei de dikke man, die zijn hand in zijn zak stak en daaruit de beurs vol met geld trok! De dief was hem namelijk gevolgd en had bij de poorten zelf van het paleis de ruil in omgekeerde zin bedreven. De dikke man keerde terug naar de kledinghandelaar, beschaamd en in de war.

Maar toen hij een stuk doek wilde betalen en weer het gewicht in zijn zak aantrof in plaats van zijn beurs, ontplofte hij bijna van woede. Hij rende opnieuw naar de Khan, terwijl hij de stad liet weergalmen van zijn jammerklachten. Deze keer beval de Khan zijn hovelingen zich te verzekeren dat de man wel de waarheid vertelde. Toen ze na hem te hebben gefouilleerd zijn beurs in zijn zak ontdekten, behandelden ze de dikke man als leugenaar. De Khan kreeg een zware woedeaanval: hij liet het geld van de koopman confisqueren en hem met stokslagen uit zijn paleis jagen.

Trots dat voor elkaar te hebben gekregen, wendde de dief zich vrolijk naar de listige man met de woorden: ‘Nu dat je mijn handigheid hebt gezien, twijfel je nog dat Malika voor mij is bestemd?’ De listige man stelde zich tevreden met te lachen.

Toen de nacht was gekomen, nam de listige man de dief mee naar het paleis van de Khan. Ze beklommen ieder op zijn beurt de muur: de listige man als eerste omdat hij de dapperste was, de dief als laatste omdat hij beefde van angst. Alles was rustig in de tuin van het paleis, men hoorde slechts het geklapper van de vleugels van zwanen op een meertje. De dief keek van links naar rechts als een bang konijn.

De listige man sprong in het meertje en ving een zwaan. Hij doodde de vogel met één klap en plukte hem. Hij ledigde en hakte het karkas in kleine stukjes. Een dode boom bemerkend brak hij kleine takjes af waarmee hij een vuur maakte. Hij sneed een aantal populierstokken en reeg aan deze stokken de stukken vlees, die hij had gesneden. Tenslotte wendde hij zich naar de dief: ‘Nu ga jij deze spiezen braden,’ beval hij hem. ‘De Khan slaapt achter het raam dat je hier ziet,’ verklaarde hij wijzend op een van de ramen van het paleis. ‘Ik ga die kamer in en ik zal je daar mijn andere instructies geven. Doe precies wat ik je zal zeggen!’

Toen begon de dief de spiezen te braden en de listige man drong binnen in het paleis. In de antichambre van de Khan stonden veertig schildwachten, gehuld in stalen wapenuitrusting en leunend op enorme knotsen, te slapen, hoewel rechtop, zo diep als maar mogelijk. De listige man haalde hun knotsen onder hen vandaan, die hij verving door stukken hout, en sloop de kamer van de Khan in.

De Khan lag uitgestrekt op tien dekens en vijf donzen dekbedden, terwijl een dienaar, gezeten op de grond, de zolen van zijn voeten masseerde. De Khan dommelde, op een gegeven moment met een slaperige stem vragend: ‘Vertel me een geschiedenis.’ Gehoorzaam begon de dienaar een of ander sprookje te vertellen, waarop de Khan zachtjes weer in slaap viel. Het proces herhaalde zich enige malen, totdat de dienaar op zijn beurt in slaap was gevallen. De listige man nam hem zachtjes in zijn armen, stopte hem in een grote kist, die open stond, en naderde de Khan op de punten van zijn voeten.

Op dat moment zei de Khan met een slaperige stem: ‘Waarom ben je opgehouden met het masseren van mijn voeten? Ik wil dat je me een andere geschiedenis vertelt.’ Daarop begon onze held de voeten van de Khan te masseren en begon zachtjes te praten net als de dienaar: ‘Luister, illustere heer, naar de geschiedenis die een listige man en een dief overkwam. De een zowel als de ander had de schone dochter van de Khan gezien en waren meteen verliefd geworden.’ ‘Het begin is veelbelovend, ga door,’ mompelde de Khan zonder de ogen open te doen.

‘Toen begonnen de twee mannen ruzie te maken om te weten wie van hen het verdiende uiteindelijk de prinses te trouwen,’ vervolgde handig de listige man. Op dat moment wierp hij een blik door het raam en zag dat de dief zich terugtrok tegen de muur voor een kleine boodschap en ondertussen de spiezen liet verbranden. ‘Hé, daar!’ riep hij, ‘keer de spiezen om, ze gaan verbranden!’ De Khan merkte dat de zaak niet klopte en vroeg: ‘Welke spiezen? Waar heb je het over?’ Zonder zich van de wijs te laten brengen legde de listige man meteen uit: ‘Let niet op mijn woorden, o heer, en toch zonder hen zou mijn geschiedenis zijn als pilaf zonder kruiden.’

‘Oké, ga door met je geschiedenis,’ mompelde de Khan beminnelijk. De listige man vervolgde: ‘De dief en de listige man besloten met elkaar een wedstrijd aan te gaan om met zekerheid te weten wie van de twee de meeste scherpzinnigheid en geestigheid toonde. De verliezer moest ophouden met pretenderen de prinses te trouwen. Daarop gapte de dief een beurs vol geld van de riem van een beestenverkoper en verving die door een gewicht van ijzer. Toen hij dat zag, ging de beestenverkoper naar de Khan om te klagen, maar vóór de poort zelf van het paleis verwisselde de dief de beurs met het gewicht. Hij deed dat nog twee maal en de Khan liet tenslotte de koopman met stokslagen verjagen.’

Op dit punt van het verhaal gekomen keek de listige man nogmaals in de tuin en riep de dief dat hij de spiezen moest draaien opdat ze niet zouden verbranden. De Khan gaapte luidruchtig. ‘Dat was een mooie streek geleverd aan de beestenverkoper,’ merkte hij op.

De listige man vervolgde: ‘Daarop was de listige man aan de beurt om te tonen waartoe hij in staat was. Diezelfde avond, na het vallen van de nacht, nam hij de dief bij de hand en bracht hem in de tuin van het paleis. Daar doodde hij een zwaan, plukte die en sneed hem in stukken, waarvan hij uitstekende spiezen maakte. Hij beval de dief daar te blijven om het vlees te braden, terwijl hij in de kamer van de Khan sloop.’

Opnieuw riep hij uit het venster: ‘Draai de spiezen om, ze gaan verbranden!’ ‘Je geschiedenis wordt met de minuut interessanter,’ becommentarieerde de Khan met een goedkeurende air.

‘Welnu, alvorens in de kamer binnen te dringen, verving de listige man de pieken van de schildwachten door dunne schertszaken … Draai de spiezen! … en, aangekomen bij het bedhoofdeind van de Khan stopte hij de page, die zijn voeten masseerde, in een kist. Dat alles doende begon hij hem een geschiedenis te vertellen … Draai de spiezen!’

Gezegd moet worden dat de Khan nogal dom was en niet lette op zijn herhaalde roepen, hoewel ze steeds luider werden. En de geur van de spiezen die gebraden werden kwam naar binnen door het open venster, zijn paleis aangenaam strelend. ‘Je hebt me een goede geschiedenis verteld,’ zei de Khan die uitgebreid geeuwde zonder zelfs zijn ogen te openen. [In waarheid… ]

‘Merci, o koning der koningen!’ zei de listige man. ‘Maar zeg me nu wie naar uw mening de scherpzinnigste en geestigste van de twee mannen was, de dief of de listige man? Wie heeft gewonnen en wie moet zich terugtrekken?’ Aldus sprak de Khan: ‘Als het inderdaad waar is, dat de listige man binnendrong in het paleis en al datgene deed dat je me zojuist verteld hebt, dan heeft zijn vader waarlijk geluk zo’n zoon te hebben voortgebracht. Hij heeft gewonnen en de hand van het jonge meisje komt hem met recht toe.’

Bij het beëindigen van deze zin sliep de Khan in als een blok. De listige man sprong uit het venster en voegde zich bij de dief in de tuin. ‘Heb je zijn woorden gehoord?’ vroeg hij hem. ‘Ja, ik heb het gehoord en ik heb genoeg van dit hele gedoe,’ kaatste de dief terug die van angst bibberde. ‘Laten we zo snel mogelijk hiervandaan gaan. Malika is voor jou en ik laat haar je goedmoedig. Wat mij betreft, ik ben half dood van angst.’ ‘Kom, kom, mijn vriend,’ antwoordde met een zachte stem de listige man. ‘Je ben gewoon uitgeput van de honger. Laten we nu onze spiezen eten, ze zien er klaar uit.’ Maar de dief weigerde dit aanbod en zei dat hij zich een flink eind daarvandaan wilde bevinden. Daarop ging de listige man zitten en at in zijn eentje. Hij consumeerde zijn spiezen met genot en verliet de tuin van het paleis niet voordat hij helemaal klaar was.

De volgende morgen werd de Khan wakker en toen hij niet de dienaar aan zijn voeten zag, begon hij hem te zoeken en vond hem tenslotte opgerold in de kist. Toen ging hij naar de antichambre en zag zijn veertig schildwachten diep in slaap, zo goed en kwaad mogelijk neergevallen op de dunne schertsartikelen. Zijn nieuwsgierigheid was gewekt en hij ging naar de tuin en vond er de resten van een vuur, waarnaast verspreid populierstokken lagen, waaraan nog resten vlees kleefden. Geheel als in de geschiedenis…

De Khan trok zich de haren uit zijn bol, want zelfs met zijn bekrompen geest zag hij duidelijk dat hij was beetgenomen … als bij de punt van de neus. Hij riep zijn vizier en beval hem de dief en de listige man op te sporen. Even later verspreidden omroepers zich door de stad en maakten bekend: ‘De Khan beveelt de dief en de listige man zich te komen presenteren voor hun soeverein!’

Toen de listige man deze boodschap hoorde, fluisterde hij tegen de dief: ‘De zeer machtige Khan roept ons, mijn vriend, laten we gehoorzamen!’ ‘Ga zelf, jij,’ antwoordde de dief, ‘ik heb er niet zo’n trek in te worden stukgehakt om spiezen van te maken…’ De listige man vertrok dus in zijn eentje om de Khan het hoofd te bieden. Deze laatste ontving hem zeer beminnelijk, gaf hem de ereplaats en zei: ‘Malika is voor jou, mijn vriend. Waarlijk je hebt wel haar hand verdiend door je scherpzinnigheid en tegenwoordigheid van geest!’

Literatuur: Tichý, Jaroslav, La steppe enchantée, Paris 1968 (= Prague 1968), 23-31.

Dief (foto Easyway1234)

Dief (foto Easyway1234)

Commentaar. Het verhaal is een samenstelling van meerdere thema’s uit het verzameltype ATU 1525: The Master Thief, wat weer een onderdeel is van het algemene thema ‘The Clever Man’. (Zie http://www.mftd.org/index.php?action=atu&act=select&atu=1525). Het type 1525Q ‘The Two Thieves Married to the Same Woman’ komt in aanmerking voor het geheel. Twee dieven zijn getrouwd met dezelfde vrouw of proberen haar te verkrijgen. Ze belooft de vrouw te worden of te zijn van degene die de slimste dief is, waarna een wedstrijd in dieverij plaats heeft. Dit verhaal komt voor in India. (Thompson 1961, 435) Voor een deel van het verhaal komt 1525L in aanmerking: ‘Theft Committed While Tale is Told’: de ene partij steelt, terwijl de andere het gebeuren vertelt, in de vorm van een sprookje, aan de heer die wordt bestolen. Dit verhaal komt voor in het Litouws, Servokroatisch, Russisch en in India (ID., l.c.). Het meerdere malen stelen van hetzelfde ding wordt door Marzolph gemeld in ‘Typologie des persischen Volksmärchens’ (Beirut – Wiesbaden 1984, 216) bij type *1525H: ‘Dieven bestelen elkaar’: ‘Indem sich der Bestohlene in Dunkeln als Komplize ausgibt, stiehlt er zweimal den gestohlenen Korb mit Datteln zurück’. De situatie is niet vergelijkbaar, omdat hier van twee kanten wordt gestolen, terwijl in ons verhaal de dief zelf telkens de gestolen geldzak retourneert, zodat de eigenaar voor aap staat voor de koning, om hem vervolgens opnieuw om te ruilen voor het gewicht, zodat de man weer naar de koning gaat om te klagen. Ik heb het typenummer hiervan (nog) niet kunnen vinden. Overigens komt het hele sprookje voor in de ‘Typen türkischer Volksmärchen’ van W. Eberhard en P. Boratav (EB) (Wiesbaden 1953, 372) als type 340: ‘Der Dieb und der Taschendieb’, waarin een dief en een zakkenroller zonder het te weten met dezelfde vrouw getrouwd zijn: de dief is overdag bij haar, de zakkenroller ’s nachts. Op een keer gaan ze samen op reis en hebben allebei dezelfde proviand bij zich (inclusief de passende broodhelften, door EB niet vermeld). Ze gaan naar een rechter, die verklaart dat de beste dief de vrouw moet krijgen. De zakkenroller besteelt de dief meermaals. Dan breekt de dief in in het paleis en terwijl hij de zakkenroller een gans laat braden, ruimt hij de verhalenverteller naast het bed van de padisjah uit de weg (door hem in een kist te stoppen, door EB niet vermeld) en vertelt in zijn plaats zijn eigen geschiedenis, i.e. dit sprookje. Voordat hij inslaapt, verklaart de padisjah nog dat de dief de slimmere is en de vrouw moet krijgen. Pas de volgende morgen ontdekt de padisjah, dat de laatste geschiedenis niet van de verhalenverteller afkomstig was; hij wijst de vrouw toe aan de dief en geeft de zakkenroller geld zodat deze zich ook een eigen vrouw kan kopen. Het meermaals omwisselen wordt gemeld bij de Varianten. De zakkenroller (die overeenkomt met de dief in ons verhaal) neemt de bode op weg van de goudsmid naar huis al het goud uit de zak en verwisselt het voor koper (i.e. een gewicht, gemaakt van koper); hij ruilt het weer terug wanneer de bode naar de goudsmid teruggaat om zich te beklagen. Dit herhaalt zich meermaals. Ook in 1001-nacht is een versie te vinden, samengevat door Victor Chauvin (zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Victor_Chauvin) in zijn ‘Bibliographie des ouvrages arabes’, deel 5, nr. 151: ‘Les deux maris’, waarin een vrouw uit Cairo twee echtgenoten heeft: de een is een zakkenroller (escamoteur), die alleen ’s nachts thuis is, de ander een dief, die alleen overdag er is. Op een keer gaan ze ieder afzonderlijk op reis en krijgen als proviand een half broodje mee. Toevallig ontmoeten ze elkaar in een caravansérail en het broodje doet vermoedens opkomen, die weldra tot zekerheden worden, en samen terugkerend besluiten ze dat degene die de beste streek weet te leveren met haar getrouwd zal blijven. De zakkenroller steelt van een Jood een beurs met 100 goudstukken (sequins) en retourneert die heimelijk na er 10 goudstukken uitgehaald te hebben, die hij bij zich steekt. Vervolgens neemt hij de Jood mee naar de kadi (rechter) en deze, overtuigd door de exacte beschrijving van de beurs, wijst die aan hem toe. Op zijn beurt dringt de dief met de zakkenroller binnen in het paleis. Hij vindt een page, die geheel ingesluimerd de voetzolen van de koning masseert. Hij laat hem inslapen met een flesje met slaapmiddel, hangt hem op aan het plafond en neemt zijn plek in bij de koning, die hij twee verhaaltjes vertelt, dat van de zakkenroller en van hem, en vraagt wie het meest gedurfd was. De koning kiest voor de dief. Dan laat deze hem ook inslapen en ontsnapt met zijn gezel. Als de koning de volgende morgen de opgehangen page ziet, begrijpt hij dat over hem werd gesproken. Hij benoemt hem (i.e. de dief) tot luitenant van politie en de zakkenroller verklaart zich de verliezer. In deze samenvatting was geen plaats voor het verhaal van het braden van de vogel, dat ongetwijfeld al in deze oudste versies voorkwam. We zien ook dat het begin nieuw is en hierin zit een ‘fout’: gezegd wordt dat de dief, ‘aangezien hij niet voor niets dief was’, ongezien langs de schildwachten kwam. Nu weten we dat de dief een zakkenroller is en de ander, die ook een dief is, is de inbreker en het is deze, die zonder problemen tot Malika weet door te dringen, terwijl dit voor de zakkenroller geheel ‘out of character’ is, zoals wel blijkt wanneer er wordt ingebroken in het paleis en hij het bijna in zijn broek doet van angst. Van één Turkse versie heb ik ooit een samenvatting gemaakt; het betreft de versie uit de collectie ‘Türkische Volksmärchen aus Stambul’ van Ignaz Kúnos (Leiden 1905, 290-296) met de titel ‘De bedrieger en de dief’. Een vrouw heeft twee mannen zonder dat ze dat van elkaar weten, heeft hen allebei het dieven geleerd: de een is dag- de ander nachtdief. Op een dag wordt hen allebei de grond te heet onder de voeten en beiden vertrekken met een half brood en een half hamelstaartje, komen elkaar tegen bij een rivier, waar ze willen gaan eten en ontdekken dat hun lunchpakketten identiek en aan elkaar passend zijn, constateren met dezelfde vrouw samen te wonen en gaan terug om haar te laten kiezen. Zij wil de handigste. De bedrieger [= dagdief, zakkenroller] gaat op de markt, steelt iemands beurs met 1000 goudstukken, haalt er 9 uit, stopt zijn ring erin, stopt de beurs weer terug, grijpt de man in de kraag, sleept hem voor de rechter, die vraagt wat er in de beurs zit en deze toewijst aan de bedrieger. De dief gaat ’s avonds met een touw naar het paleis van de padisjah, klimt met de bedrieger naar binnen en ze stelen zoveel goud als ze kunnen dragen. Dan pakt de dief een gans uit de stal, laat zijn gezel die braden en gaat naar de slaapkamer van de padisjah om deze naar zijn mening te vragen (wie de vrouw verdient). Hij steelt met een haar de kauwgum uit de mond van de slapende slaaf, [die de padisjah moet onderhouden met het vertellen van verhalen, ondertussen zijn voeten masserend,] houdt hem een flesje met geest [= ether] onder de neus, zodat hij bewusteloos is, en hangt hem in een korf aan een balk, vertelt de padisjah zijn verhaal (terwijl hij zegt: ‘Draai, draai!’ tegen zijn verontruste makker). De padisjah wijst de vrouw toe aan dief [i.e. de inbreker]; de bedrieger gaat ermee akkoord (als ze maar weggaan [doet het in zijn broek van angst]). De vrouw is ermee ingenomen en trouwt de dief. ’s Morgens ontdekt de padisjah de opgehangen slaaf, denkt aan de afgelopen nacht, roept zijn vizieren bijeen en laat omroepen voor de dief zich te melden (gratie en maandgeld). De dief meldt zich, krijgt gratie, geld en vrouw en belooft nooit meer te zullen stelen.

Voor wie meer sprookjes wil lezen over slimme dieven is hier een link: https://en.wikisource.org/wiki/Folk-tales_of_Bengal/The_Adventures_of_Two_Thieves_and_of_their_Sons.

Lees het vervolg: De betoverde steppe (3): Het oordeel van Baltekei

Meer informatie:
https://robscholtemuseum.nl/cor-hendriks-de-betoverde-steppe-1-de-drie-dappere-broers/