Cor Hendriks – Als ‘t regent en de zon schijnt (4): De duivel bleekt zijn grootmoeder (with English summary)
In Sleeswijk-Holstein slaat de duivel zijn grootmoeder dood (‘de Düwel sleit sein Großmutter dood’), elders vecht hij met haar: ‘Der Teufel rauft mit seiner Großmutter’ of slaat hij haar, waarop ze gaat wenen, hetgeen natuurlijk de regen is:
Wenn’s regnet und die Sonne scheint,
so schläget der Teufel seine Großmutter: er lacht und sie weint.
Dit is ook in Engeland bekend:
If it rains whilst the sun is shining,
the devil is beating his grandmother; he is laughing and she is crying.
Maar in Noorwegen wordt gezegd, dat dan de duivel weent. Ook in Slowakije ranselt hij zijn grootmoeder, evenals in Oostenrijk en de VS. Ook wordt in Sleeswijk-Holstein gezegd: ‘de Düwel hett sien Grootmoder op de Bleek’, terwijl het in Thüringen heet: ‘der Teufel hat seine Großmuter auf die Bleiche gelegt’ en in Mecklenburg: ‘nu is den Düwel sin Großmudder up de Bleik.’ Een versie uit Holstein luidt voluit:
‘Dat regent bî Sünnenschîn,
de Düwel hett sîn Grotmûder up de Blêk.’
In Neder-Saksen luidt het:
‘Wenn dëi Sünn schint und ’t regent,
blëikt de Dübel sin Groutmouder.’
En in Oost-Friesland ‘bleekt de Düvel sien grootmoder’.
Excursus: De duivel en zijn familie (vervolg)
De grootmoeder van de duivel wordt in veel wellerismen (zeispreuken) te grazen genomen door de duivel. In het Engels vindt hij zijn grootmoeder dronken in de goot: ‘“Fundus!” said the devil when he found his grandmother drunk in the gutter.’ Maar hij is zelf natuurlijk geen haar beter, zoals blijkt uit: ‘“Dat Oller jaht vohr,” säh dä Düwel, dou schmäit’e säine Jrousmutter dä Treppen rünner’ (het oude gaat voor, zei de Duivel, toen smeet hij zijn grootmoeder van de trap af). Die grootmoeder moet het ontgelden: ‘“Wat olt is, dat ridd,” sä de Döwel, so red he sine Großmudder dat Ohr af’ (wat oud is dat rijt [scheurt], zei de duivel, toen reet hij zijn grootmoeder een oor af). Hij kan nare grappen met haar uithalen: ‘“Spaß maut ßien,” ßee dei Düwel, dat ketele hei ßiene Großmudder met’r meßchräpe’ (Lol moet er zijn, zei de duivel, toen kietelde hij zijn grootmoeder met de riek), in het Engels: ‘“That might be a joke,” said the devil as he ran his fork through his grandmother.’ Of: ‘“Dat was doch neet heel miß,” see de Düvel, do smeet he sin Grotmoder ’n Oog ut.’ ‘“Krebs,” sät der Düvel, du han er si Grossmodder en der Ham (Netz) gefonge.’ Maar toch kan hij niet buiten haar: ‘“Ik kann der nich mit färtig weren,” sä dei Düwel, do schöll hei üm sien Grootmauder schreien (Ik kan er niet mee klaar komen, zei de duivel, toen begon hij om zijn grootmoeder te schreeuwen).’ Om een onaangename zaak snel te beëindigen zegt men in Gronau: ‘“Wi willt de Sake kuottmaken!” segg de Düwel, dao knepp he siene Beßmoder den Stert af’; en een spreekwoord zegt: ‘Sölws den Düwel sien Beßmoder was en aorig Wicht, as se jung was.’
In Isabel C. Chamberlains artikel in de ‘Journal of American Folklore’ (1900, 278-80: hier 279 nº3): ‘“Fundus!” Said the devil, [when] he found his grandmother drowned [dit moet zijn: drunk] in a gutter’, of (ID., nº4): ‘“That might be a joke,” said the devil as he ran his fork through his grandmother.’ Andere gezegden zijn: ‘Der Teufel und seine Großmutter sind zu Gaste im Haus, wenn’s Spektakel gibt’ [nº17: The devil and his grandmother are the best guests in the house (said when loud quarreling takes place)]. En: ‘das Licht schneuzen, wie der Teufel seine Großmutter schneuzte; er riß ihr nämlich gleich dabei die Nase ab.’ De Fransman zegt: ‘Moucher la chandelle comme le diable mouche sa mère.’ In het Nederlands is de grootmoeder vervangen voor een boer: ‘“Practica est multiplex!” zei de duivel, en hij sneed een’ boer de ooren af, en gebruikte het vel tot achterlappen voor zijne schoenen.’
Door Götze wordt het gebruik van de uitdrukking ‘de grootmoeder van de duivel’ aangetoond in de 13e eeuw in het gedicht van Alexander en Antiloie van een Thüringse dichter, waarin wordt gezegd:
‘Geit hir der tufil vmme den ring
Adir sin eldirmuter
Vnd gibt mit slegin futer?
(Waart hier de duivel rond of zijn grootmoeder en geeft met slagen voeder?)’
Vanaf het midden der 18e eeuw treffen we alleen nog de uitdrukking ‘grootmoeder van de duivel’ aan. De Duivel en zijn Grootmoeder zijn de namen van twee beelden van boze engelen, die met monnikspijen, vleermuisvleugels en bokkenhoorns, die tot 1700 tot het keurmerk van Dresden hoorden. ‘Der Teufel und seine Großmutter! was für eine Bagage!’ roept Weise (‘Komische Opern’ 2, 139) uit en ook Lessings andere jeugdvriend Christlob Mylius ligt het in de mond bestoven: “Freud’ über Freud! Wir haben das verleuerte Schäflein, das unsre allerhehreste Herrinn schon so lange suchen thut; den grossen Fakkardin!” “Den Teufel und seine Großmutter,” antwortete die andre; en in een sprookje uit 1777: ‘Versteh’ das der Teufel und seine Grossmuter’, dat we al met de moeder zagen. En ook Jan Paul kan er niet buiten als hij opsomt: ‘mit dem Naturrecht, mit dem roemischen Recht, mit dem Landesrecht, mit dem Lehnrecht, mit dem Dorf- und Bauerrecht, mit dem Faust- und Kolbenrecht, mit des Teufels und seiner Grossmutterrecht’ of zegt: ‘frage nichts nach dem Teufel und dessen Grossmutter.’
In het begin van de 19e eeuw zien we de uitdrukking bij Tieck: ‘“Hier, mein Freund, wohnt wohl ein Musikus und eine Sängerin?” “Der Teufel und seine Großmutter wohnt hier!” erscholl eine kräftige Stimme.’ En wat verder: ‘“Wo ist die Sängerïn?” Der Graf: “Ich habe sie schon am Morgen neulich gehört.” Der Kapelmeister: “Als Ihr mir sagtet, es sei des Teufels Grossmutter.”’
Hebel gebruikt in zijn ‘Schatzkästlein’ uit 1811 de wending: ‘der … bestellte spottweise bei ihm einen Gruss an den Schwarzen und seine Grossmutter’, terwijl het bij Chamisso heet: ‘Er fragt und forscht, und hoert im Volke schelten: Der Tag wird heiss, der Teufel ist mit seiner Grossmutter los,’ en bij Zimmerman in zijn ‘Münchhausen’ uit 1839: ‘So möge … der Teufel und seine Grossmutter … heranrücken, mir sol das Herz nicht … sinken,’ zoals bij de dappere edelman. De mensenvriendelijke behulpzame grootmoeder komt voor het eerst voor in Hauffs ‘Memoiren des Satans’ uit 1826 en wordt dan heersend in de volkssprookjes. Op haar verjaardag is in het vagevuur een algehele zielenvrijheid, de duivel vervult daarmee een dubbel doel: ‘einmal fühlt sich chère Grande-Maman ungemein geschmeichelt durch diese Aufmerksamkeit, zweitens gilt er unter den Seelen für einen honetten Mann.’ Op de avond van de feestdag wordt theater gespeeld en op het theaterkaartje staat de lieve oude met haar volle titel: ‘Heute als am Geburtsfeste der Grossmutter, diabolischen Hoheit, Einige Szenen aus dem Jahre 1826.’ Maar al eerder was de vriendelijke grootmoeder te zien bij de Kieler Studenten Reyher, die in 1743 in het universiteitsstrafkamertje klaagde:
‘Hier in diesem Pfuhl und Wiedehopfen Haus
Guckt des Teufels Gross Mama zum Fenster aus.’
Uit het rijke spreekwoordenbestand licht Götze de volgende: ‘er isch mit des Tüfels Grossmutter verwandt’; ‘er würde den den Teufel und seine Grossmutter hineinfressen, wenn sie nicht zappelten;’ ‘wenn der Tüfel regiert, so ist d’Grossmutter gewiss au[ch] derbi;’ ‘wenn man den Teufel zum Vetter hat, ist mit seiner Grossmutter gut umspringen;’ ‘wer den Teufel zum Freunde hat, kann leicht mit seiner Grossmutter zur Hölle fahren;’ ‘den Teufel bei seiner Mutter verklagen.’ Ook: ‘Wenn der Teufel nicht schon eine Grossmutter hätte, die müsste es werden’, en: ‘Der Teufel hat das Suchen erfunden und seine Grossmutter das Warten.’
Götze vervolgt met het Deense spreekwoord: ‘at slippe fanden og tage ved hans oldemoder ([opdat de duivel loslaat en zijn overgrootmoeder meeneemt] niet bedstemoder = grootmoeder, ook far-, mormoder resp. -fader),’ terwijl in het Zweeds ‘fanen och hans mor (de duivel en zijn moeder)’ ‘Jan en alleman’ betekent; in deze betekenis gebruikt Ibsen in het Noors ‘fanden og hans oldemor (de duivel en zijn overgrootmoeder).’ In Engeland heeft men het over ‘the devil’s grandmother’, dat in de plaats is gekomen van ‘the devil and his dam’, dat is terug te volgen tot 1393, in Marlowe’s ‘Faust’ voorkomt en heel vaak bij Shakespeare.
Dat de vriendelijke grootmoeder voor het eerst in 1826 opduikt, is niet correct, want in de collectie Grimm komen twee sprookjes voor met de behulpzame grootmoeder van de duivel: nr. 29: ‘De duivel met de drie gouden haren’, in 1819 gepubliceerd, uit Zwehrn nabij Kassel, en nr. 125: ‘De duivel en zijn grootmoeder’, in 1815 als nr. 39 gepubliceerd, eveneens uit Zwehrn in 1814 opgetekend. Het is duidelijk dat dit beeld van de vriendelijke grootmoeder al een tijdje dominant is voordat Hauff zijn ‘Memoires van Satan’ publiceerde.
English summary
In Schleswig-Holstein the devil kills his grandmother, elsewhere he fights with her or beats her, upon which she starts crying, which is of course the rain. The same proverb is known in England: ‘If it rains whilst the sun is shining, the devil is beating his grandmother; he is laughing and she is crying.’ But in Norway they say that then the devil is crying. Also in Slovakia he is thrashing his grandmother, like in Austria and the USA. In Schleswig-Holstein they also say: ‘The devil has his grandmother on the bleaching-field, while in Thüringen it is said: ‘The devil has put his grandmother on the bleaching-field’, and in Mecklenburg: ‘Now the devil’s grandmother is on the bleaching-field. In Lower Saxony and in East Frisia the devil is bleaching his grandmother.
Excursus: The devil and his family (continuation)
The grandmother of the devil is the but of many a wellerism by the devil. In English: ‘“Fundus!” said the devil when he found his grandmother drunk in the gutter.’ But he himself is of course not a jot better, as can be seen from: ‘“The old goes ahead,” said the devil and threw his grandmother down the stairs.’ His grandmother has to suffer a lot. ‘“What is old, that tears,” said the devil and tore off his grandmother an ear.’ He can play nasty jokes with her. ‘“There has to be fun,” said the devil. and he tickled his grandmother with the dung-fork.’ In English: ‘“That might be a joke,” said the devil as he ran his fork through his grandmother.’ Other sayings: ‘“That was not much of the mark,” said the devil, as he threw his grandmother out an eye (he was aiming for the dog).’ ‘“Cancer [crayfish (also a curse)],” said the devil, and he had captured his grandmother in his net.’ But he cannot do without her also. ‘“I can’t get done with it,” said the devil, and he began to cry for his grandmother.’ To finish an unpleasant turn of the conversation, they say in Gronau: ‘“We will make a short ending!” said the devil, and he cut off his grandmother’s tail.’ And a German proverb has: ‘Even the devil’s grandmother was a cute child, when she was young.’ A lot of these wellerism and proverbs can be found in the article by Isabel C. Chamberlain (JAFL 1900, 278-80) and need not be repeated.
The expression ‘grandmother of the devil’ was indicated by Götze in the 13th-century poem of ‘Alexander and Antiloie’ by a anonymous poet from Thüringen (see above) which translates to: ‘Is this place haunted by the devil or his grandmother and gives food with beatings?’
From the middle of the 18th century onward only the expression ‘grandmother of the devil’ is used. The Devil and his Grandmother are the names of two statues of evil angels that up to 1700, complete with monk’s habits, bat wings and goat horns, were part of the hall-mark of Dresden.
The friendly human-loving helpful grandmother can for the first time be seen in Hauff’s ‘Memoiren des Satans’ from 1826 and becomes then dominant in folktales. On her birthday there is a general liberty for the souls in purgatory, the devil fulfils a double purpose: one dear Grand Maman feels flattered beyond bounds by this attention, and two, he is counted among the souls as an nice man. On the evening of the holiday there is a theatre production and on the ticket there is the dear old lady with her full title: ‘Today for the birthday of the grandmother, diabolical Highness, some scenes of the year 1826. But already earlier the friendly grandmother could be seen with the student from Kiel, Reyher, who complained in the little University penal room: ‘Here in this pool and hoopoe house [which means that it is smelling very badly in there] / the devil’s grandmother looks out of the window.’ [Why this would make her friendly, I can’t tell.] Götze also has a lot of proverbs with her: ‘He is related to the devil’s grandmother’, or ‘When the devil reigns, then the grandmother will certainly be there also.’ Etc.
In Danish they do not speak of the grandmother (‘bestemoder’) of the devil, but of his great-grandmother (‘oldemoder’). Also Ibsen in Norwegian speaks of ‘fanden og hans oldemor’ (the devil and his great-grandmother) in the sense of ‘everybody’ (Tom, Dick, and Harry), which in Swedish is ‘fanen og hans mor’ (the devil and his mother). In England the expression ‘the devil’s grandmother’ has replaced ‘the devil and his dam’ that can be traced back to 1393, appears in Marlowe’s Faust and very often in Shakespeare’s works.
That the friendly grandmother for the first time appears in 1826 is not correct, because in the collection of the brothers Grimm there are two tales with the helpful grandmother of the devil: nr. 29: ‘The devil with the three golden hairs’, published in 1819, and nr. 125: ‘The devil and his grandmother’, published in 1815 as nr. 39, both from Zwehrn near Kassel. It is clear that this picture of the friendly grandmother was already a while dominant before Hauff published his ‘Memories of Satan’.
Plaats een reactie