Cees Straus – Voor Fuchs is het land van zijn jeugd in kabaal opgegaan

Op 8 november 1997 verscheen in Het Parool de laatste dagblad column van museumdirecteur Rudi Fuchs. Vier jaar lang had hij in die krant wekelijks een column geschreven. Daarvoor was hij columnist in NRC Handelsblad. De museumdirecteur liet voortaan zijn pen rusten, omdat “hem het gevoel bekroop langzamerhand alle onderwerpen, die hem belang inboezemen wel te hebben gehad”, aldus de Amsterdamse galeriehouder Milco Onrust, die met Fuchs bevriend is. Onrust maakte daarop een keus uit de stukjes, die zowel in de NRC als in Het Parool verschenen.

Dat heeft een niet onaardig boekje opgeleverd. Fuchs blijkt, als je zijn bijdragen allemaal op een rijtje leest, een cultureel getinte vrijdenker van een welhaast uitgestorven ras te zijn. Hij wordt door hoog oplopende gevoelens van heimwee naar de tijd van vroeger gekweld, gevoelens, die hij graag met zoveel mogelijk andere mensen wil delen.

Tegelijk weet hij, dat het om zulke particuliere opvattingen gaat, dat ze alleen geldigheid hebben voor zijn generatiegenoten. En dat is juist de categorie lezers, die hij niet hoeft te bereiken. Fuchs heeft een boodschap voor de wereld van het type ‘vader ziet het zo goed, kijk nu eens wat er allemaal verloren is gegaan en wat daarvoor in de plaats is gekomen‘. Een op de twee columns, die in de bundel niet groter zijn dan twee paginaatjes, gaat over de teloorgang van de wereld, het verdwijnen van de goede smaak, het lawaai, dat daarvoor in de plaats komt.

Inmiddels de vijftig gepasseerd, komt Fuchs tot de ontdekking, dat het land van zijn jeugd is verdwenen, of hooguit in het kabaal is opgegaan. Zijn kinderen, die hij zijn jeugdervaringen voorhoudt, moeten er niets van hebben. ‘Oude zak‘ hoor je ze denken als vader Fuchs naar de plek rijdt, waar hij is opgegroeid.

Een op de twee columns van Fuchs gaat, zoals gezegd, over het verleden en dat betekent, dat die andere vijftig procent over het nu gaat. Het nu van Fuchs is de kunst, het veld, waarin hij als directeur van Nederlands belangrijkste musea van moderne kunst de laatste decennia werkzaam was: eerst in het Stedelijk Van Abbemuseum in Eindhoven, vervolgens het Haags Gemeentemuseum en tegenwoordig het Stedelijk Museum in Amsterdam. Tussendoor organiseerde hij in Kassel de documenta van 1982 (met die van 1987 van Jan Hoet de interessantste van de laatste twintig jaar) en was her en der gastconservator.

Hoewel dus sterk betrokken met het organiseren van kunstevenementen, vind je daarover niet zo heel veel in zijn bespiegelingen terug. Het Stedelijk Museum wordt zelfs nauwelijks genoemd en dat daar bepaalde tentoonstellingen worden gehouden, merk je alleen als een kunstenaarsnaam extra veel valt.

Het siert Fuchs,  dat hij zijn column, waarin hij toch optimale vrijheid geniet, niet gebruikt om zijn favorieten te pousseren. Als je nagaat welke namen van kunstenaars het meest vallen, dan zitten daar zelfs allerlei verrassingen bij, die je niet snel aan Fuchs zult toeschrijven. Natuurlijk, zijn hart ligt bij het werk van Jan Dibbets en Donald Judd (wiens naam een tiental keer valt), maar even vaak of nog meer noemt hij Vincent van Gogh, Rembrandt, Mondriaan en Jan Steen, terwijl Rob Scholte, Malevitsj, Beuys en Appel er evenmin bekaaid van afkomen. Over hen praat Fuchs met grote liefde.

Wordt zijn toon kritischer, dan noemt hij niet man en paard, en dat wreekt zich nogal eens, omdat je als lezer snel gaat gissen. Zo irriteert Fuchs zich mateloos aan sommige vormen van nieuwe architectuur. Op een reisje naar het zuiden des lands ziet hij even ten noorden van de Van Brienenoordburg in Rotterdam lelijke gebouwen, die hij ook aan de rand van sommige provinciesteden heeft opgemerkt. Maar om welke architectuur het gaat, daarover doet hij het zwijgen. Dat is een beetje laf.

Eigenlijk zou Fuchs helemaal niet over negatieve aspecten van de cultuur moeten schrijven. Hij houdt zich liever bezig met de wonderwerking van de kunst, die niet genoeg gerespecteerd kan worden. “Serieuze kunst is een hoge vorm van herinnering. In hun koppigheid houden kunstenaars waarden overeind, waarover elders in de wereld al gelachen wordt.” En: “Kunstwerken worden langzaam gemaakt. Maar terwijl iedereen weet, dat het lezen van een boek een langzaam proces is, letterlijk het wegen van woorden, heeft de manier, waarop wij met kunstwerken omgaan, in de media maar ook in de tentoonstellingen, de mensen doen geloven, dat kunst een kwestie van een oogopslag is.” Fuchs vraagt aandacht voor de kunst, niet meer, maar zeker ook niet minder.

Trouw, 27 maart 1999, 0:00

https://www.trouw.nl/nieuws/voor-fuchs-is-het-land-van-zijn-jeugd-in-kabaal-opgegaan~b5b2abac/

Meer informatie:
https://robscholtemuseum.nl/?s=Rudi+Fuchs
https://robscholtemuseum.nl/?s=Milco+Onrust
https://robscholtemuseum.nl/?s=Van+Abbemuseum+Eindhoven
https://robscholtemuseum.nl/?s=Haags+Gemeentemuseum
https://robscholtemuseum.nl/?s=Stedelijk+Museum+Amsterdam
https://robscholtemuseum.nl/?s=documenta+Kassel

Plaats een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*


CAPTCHA ImageChange Image