Carel Peeters – De kip zonder kop als bron van de beschaving

Al zo’n vijfendertig jaar specialiseert Matthijs van Boxsel zich in de domheid. Zijn driedelige Encyclopedie van de domheid is in zeventien talen vertaald, omdat men overal alles wil weten over het domme blondje, de domheden van de grote denkers en hoe de domheid de motor van de beschaving is geworden. Nu is er de domheid in één deel: De draagbare encyclopedie van de domheid.

Als er één woord in Matthijs van Boxsels Encyclopedie van de domheid boven alle andere uitsteekt, dan is het ‘greep’. Greep op de domheid proberen te krijgen, houvast vinden, niet langer achter de domheden aanlopen, dat is, waar het op aankomt. Maar tegelijk is domheid noodzakelijk om intelligent te kunnen zijn en te worden: ‘alle pogingen greep te krijgen op de domheid vormen bij elkaar onze intelligentie’, schrijft hij. Dus is dat verlangen greep te krijgen op de domheid maar een slag in de lucht, niet serieus. Domheid heeft de mens gedwongen zijn intelligentie te ontwikkelen. Om iets intelligenter te worden is het dus zaak steeds weer domheden te begaan. Dat wil zeggen: geen greep op de domheid te krijgen om de domheid toch maar de ruimte te geven. De wanhoop neemt toe, wanneer Van Boxsel steeds maar terugkomt op zijn stelling, dat de mens niet intelligent genoeg is om zijn eigen domheid te begrijpen. En dat met een lachend gezicht. Het is dwaas om greep te krijgen, maar het moet wel steeds weer geprobeerd worden.

Na drie delen van de Encyclopedie, De encyclopedie van de domheid, Morosofie en Deskundologie, vond Van Boxsel het tijd worden voor De draagbare encyclopedie van de domheid: een handzame uitgave in één deel, waarin de kern van de drie boeken te vinden is. Dat Van Boxsel met de domheid een gevoelig onderwerp aansneed, toen hij er vijfendertig jaar geleden mee begon, blijkt uit de zeventien vertalingen, die er inmiddels van zijn verschenen (tot en met het Chinees, Grieks en Russisch). Dat is opmerkelijk, omdat de Encyclopedie helemaal geen simpele alfabetisch gestructureerde Encyclopedie is, maar een fascinerende, komische en soms hartverwarmende verzameling kennis opgediend in kortere en langere essays. Voor het krijgen van echt ‘greep’ op de domheid en dus op het bestaan (want voor Van Boxsel in de domheid ‘de grondslag van de beschaving’) had die alfabetische aanpak goede diensten kunnen bewijzen, maar zo braaf en ordelijk wil Van Boxsel niet te werk gaan.

Sterker nog: Van Boxsel houdt er van om mystificerend te schrijven, alles zo om te draaien, dat je er duizelig van dreigt te worden. Zoals in het hoofdstuk ‘De geslaagde missers’, waarin hij pesterig voorstelt: ‘Stel nu eens, dat al onze blunders miskende successen zijn! En stel nu eens, dat al onze successen miskende blunders zijn!’ Lijkt dit niet verdacht veel op sofisterij, hebben we er iets aan om ons dat voor te stellen? Hou je je niet eenvoudig voor de gek als je blunders voor successen houdt? En doe je jezelf niet tekort als je successen voor blunders houdt?

Door zijn enthousiasmerende manier van schrijven ben je geneigd Van Boxsel al gelijk te geven voor hij het verdiend heeft. Hij geeft een reeks anekdotische domheden (van het genre: keelkankerpatiënt, die bij het aansteken van een sigaret zichzelf in brand steekt, maar geen hulp meer kan roepen, omdat zijn stembanden zijn verwijderd; de bungee jumper, die de lengte van zijn koord had vergeleken met de diepte van het ravijn maar vergat dat het koord elastisch was) en zegt dan aan het slot, dat deze voorvallen op tragikomische wijze illustreren, dat ‘de domheid onze cultuur draaiende houdt.’ Dat klinkt leuk, maar is een boutade, want regel zijn zulke voorvallen niet. Alles wat Van Boxsel over de alomtegenwoordigheid van de domheid zegt is eigenlijk boutadisch van karakter. Als je het om zou draaien, dat intelligentie onze cultuur juist draaiende houdt, heb je minstens zo’n groot gelijk. Soms stelt hij domheid gelijk aan onwetendheid, en dan heeft hij meer gelijk. Uit onwetendheid komt weten voort en door kennis begint de wereld te draaien.

Standbeeld van 'domoor' Guus Flater in Brussel (foto Pinterest)

Standbeeld van ‘domoor’ Guust Flater in Brussel (foto Pinterest)

Ook al is het boek niet als een encyclopedie opgezet, er staat wel encyclopedisch veel in. Zoals over allerlei categorieën dom. Dom was bijvoorbeeld de Tulpomanie in zeventiende eeuw, toen er op de beurs werd gespeculeerd op zeldzame soorten tulpen. Dom is ook de struisvogel, wanneer hij zijn kop in het zand steekt. En de gans natuurlijk, al wordt dat tegenwoordig uit compassie met minder animo gedaan. De stad Kampen schijnt in de categorie ‘Topografie’ een willig object te zijn om domheid aan toe te schrijven. Guust Flater en Olivier B. Bommel komen in de categorie domoren natuurlijk in aanmerking. De domkop is weer iets anders, daartoe behoort bijvoorbeeld Batavus Droogstoppel. En je hebt de ‘verhaspelaars’: mensen, die gezegden en spreekwoorden veranderen (‘Kunt u mij uit de branding helpen’; ‘Ze vechten op het scherp van de schede’). Er bestaat ook een hele iconografie van de domheid: zie je een pauw, ezel en een papegaai, dan zien je ijdelheid, koppigheid en napraten bij elkaar. Die vormen samen de blaaskaak. Dat is te zien aan de blaasbalg die erbij staat (in het engels ‘fool’).

Zoveel domheid prikkelt natuurlijk de intelligentie, vandaar dat ik het bedenkelijk vind, dat Van Boxsel de tragedie Oedipus van Sophocles ‘de tragedie van de logos’ noemt. Alsof de rede hier tekort schiet en Oedipus dom is. In wat Oedipus doet of overkomt speelt de rede (logos) nergens een rol: hij doet alles zonder kennis te hebben van de gevolgen. Er is bij Oedipus sprake van tragische onwetendheid. Het drama gaat niet over ‘de grenzen van de logos’, maar over ongewilde onwetendheid.

Tegenover de schat aan domheden die Van Boxsel heeft opgegraven, vallen vragen, of dit of dat nu wel zo dom is weg. Maar toch vroeg ik mij af, of de verhalen die Van Boxsel vertelt over Nasreddin, de leider van Derwisjen (ca.1208-1285), niet veel meer voorbeelden zijn van zijn intelligentie. Hij begaat zelf nooit een domheid. Een student, die hem vraagt wat geluk is, geeft hij een draai om zijn oren en daarna een kus. ‘Waarom is dat?’, vraagt de student. Omdat de vraag een einde aan Nasreddins geluk maakte, maar het nadenken over de vraag maakte hem weer gelukkig. Zodra iemand naar geluk vraagt, is het geluk zelf weg. Maar volgens Aristoteles maakt nadenken over gelúk weer gelukkig.

Matthijs van Boxsel beleeft genot aan al de ‘nutteloze eruditie’ in zijn Encyclopedie van de domheid. De paradox is, dat al die eruditie helemaal geen nutteloze uitwerking heeft. Het is zelfs, alsof je greep hebt gekregen, op alles.

De draagbare encyclopedie van de domheid, door Matthijs van Boxsel, is uitgegeven door Querido.

Vrij Nederland, 25 januari 2016 14:49

https://www.vn.nl/de-kip-zonder-kop-als-bron-van-de-beschaving/

Meer informatie:
https://robscholtemuseum.nl/?s=domheid
https://robscholtemuseum.nl/?s=stupidity