Arthur van Amerongen – ‘Ik huil om jou’

Bang voor stadsbussen, bang voor achtergelaten tassen, bang voor elkaar. En depressief, dat vooral. De inwoners van Israels meest levenslustige stad zijn nog steeds van slag. Tel Aviv, een jaar na de moord op Rabin.

Volgens de joodse traditie komt de Messias als alle joden zich tegelijkertijd aan de sabbat houden. Het is zaterdagmiddag en Tel Aviv gooit voor de zoveelste keer roet in het eten. De woestijnwind blaast over de stad en het is zinderend heet. De meeste cafés en restaurants zijn geopend, het strand is veranderd in een grote robbenkolonie. Luidruchtige families eten zich ongans aan de chommous, radio’s schetteren, gespierde patsers met matjes en bilveters vallen zonnebadende meisjes lastig. Op het strand achter het voormalige dolfinarium zitten tien hippies in de lotushouding. Ze mediteren voor de vrede, bijgestaan door een man in een roze tuinbroek die monotoon op een trommel roffelt. De sportvissers op de pier kijken.
Tel Aviv staat te boek als het seculiere paradijs van Israel. De bewoners reizen makkelijker naar Europa dan naar Jeruzalem, in alle opzichten de tegenpool van Tel Aviv. Sinds het begin van het vredesproces maakte de stad een ongekende bloei door. Buitenlandse investeerders stonden in de rij, dagelijks werden er nieuwe cafés en restaurants geopend, protserige winkelcentra schoten als paddestoelen uit de grond, de welvaart was overal zichtbaar.
Vijftien jaar geleden was Tel Aviv nog een duffe stad. Overdag kon je koffie drinken in Konditoreien waar driftig jiddisch werd gekwekt en waar je regelmatig kon horen dat het Berlijn van voor de oorlog veel beter was. ’s Avonds kon je dansen in de Penguin, een disco die voor punkvriendelijk doorging omdat er onafgebroken platen van U2 werden gedraaid. ’s Nachts kon je couscous eten in de Marokkaanse hoerententen aan de Yarkonstraat en nam je voor lief dat je zwaar getild werd. De inflatie was moordend, in de supermarkten werden de artikelen niet meer geprijsd omdat ze dagelijks veranderden.
Maar sinds de Oslo-akkoorden floreert de economie als nooit tevoren. Een opvallend verschil met vijftien jaar geleden, los van de huidige luxe, is dat je geen Palestijnen meer ziet op straat. Ze zijn geruisloos vervangen door Roemeense, Portugese en Filippijnse gastarbeiders. De kloof tussen arm en rijk is dieper geworden. De verloedering heeft toegeslagen. Dronkelappen, daklozen, uitgemergelde hoeren en bleke Russen die lullige riedeltjes spelen op een elektronisch orgel zijn een vast onderdeel van het straatbeeld geworden. Tel Aviv is een volwassen stad geworden.
Maar de afgelopen twaalf maanden waren traumatisch. De moord op Yitzhak Rabin midden in het veilig geachte Tel Aviv, de zelfmoordaanslag bij het winkelcentrum van Dizengof, de verkiezingszege van Benjamin Netanyahu en het stagneren van het vredesproces hebben een abrupt einde gemaakt aan het optimisme. De illusie van veiligheid is definitief weg. Kort na de aanslag in Dizengof was de spanning te snijden in Tel Aviv. Mensen durfden niet langer met de bus te reizen, bekeken elkaar wantrouwend, liepen niet meer ontspannen over straat. De droom leek voorbij. Tel Aviv bleek een onlosmakelijk deel van het Midden-Oosten, en niet van Europa, zoals de meeste inwoners van de stad denken.
Rob Exfield (37) woont sinds tweeëneenhalf jaar in Tel Aviv. Hij volgde de Rietveld Academie in Amsterdam, is beeldend kunstenaar en werkt voor de Israelische televisie. Hij is getrouwd met een Israelische vrouw, Amit. Ze hebben twee kleine kinderen. Op het balkon van hun huis in Nachalat Benjamin, vlakbij de Carmelmarkt, hangt een bord van Vrede Nu.
Exfield: ‘Tot die bus in Dizengof ontplofte, was het leven hier betrekkelijk rustig. Ik was op dat moment aan het werk in de televisiestudio, op een steenworp afstand van de explosie. Wij zijn er meteen heen gerend. Mensen waarschuwden ons dat we beter niet konden gaan kijken, zo gruwelijk was het. De lichaamsdelen hingen in de bomen, zelfs op de daken lagen stukken vlees. Het was maar goed dat we moesten werken, door de camera behoud je de noodzakelijke afstand. De volgende dag stonden de Israelische kranten vol met afschuwelijke foto’s, foto’s die in Europa nooit gepubliceerd zijn.
Diezelfde dag was er een demonstratie van rechts in Tel Aviv. De sfeer was opgefokt en agressief. Vooral de televisieploegen waren het doelwit van de demonstranten. Wij heulden immers met de linkse regering van verrader Rabin. Voor mij was die agressie nieuw, ik woonde toen nog niet zo lang in Israel. Ik was een buitenstaander en hield me niet bezig met de politiek. Maar sinds die demonstratie was het me duidelijk dat er Israeli’s zijn die de Arabieren haten, uit het diepst van hun hart.
Kort na die aanslag hoorde ik het verschrikkelijke nieuws over de aanslag op Rob Scholte. Ik ken Rob uit de tijd dat ik nog in Amsterdam woonde. Dat was voor mij een heel vreemde, synchrone ervaring. Ik ging er een symbolische betekenis achter zoeken, het begin van paranoia.
Toen werd Rabin vermoord. We filmden op straat, er waren mensen die het opnamen voor de moordenaar. Ik kon dat niet begrijpen. Alleen al het idee dat een staatsman wordt vermoord!
Daarna kwam de zelfmoordaanslag bij het Dizengofcentrum, begin dit jaar. Rond het tijdstip van de aanslag was ik met de kinderen gaan wandelen. Normaal gesproken loop ik dan richting Dizengof, dat is hier vlakbij. Toevallig nam ik die dag een andere route. We waren net thuis toen ik de klap hoorde. Mijn eerste reactie was: heb ik geen enorme fout gemaakt door naar Israel te gaan, heb ik geen verkeerde beslissing genomen? Tot de aanslagen dacht ik dat Tel Aviv veilig was, een getto binnen een getto. Aanslagen vonden vooral plaats in Jeruzalem. Ineens zag ik overal mogelijke doelwitten. Ik werd bijna paranoïde, was voortdurend aan het speculeren: hoe haal ik de kinderen van school, welke route zal ik vandaag kiezen? Iedere keer als er een bus naast me stopte, beet ik de tanden op elkaar. Vanuit de studio belde ik om de haverklap naar huis.
Het leven in Tel Aviv is ook een stuk harder geworden. Onlangs filmde een televisieploeg hier in de buurt. Aanhangers van rechts begonnen hen te bespugen en uit te schelden. Ze schreeuwden dat het goed was dat Rabin werd vermoord en dat het jammer was dat mijn collega’s ook niet meteen waren vermoord. Daarop brak er een enorme vechtpartij uit tussen de cameraploeg en de rechtse jongens.
Mijn leven is veel realistischer geworden. In Nederland kon ik mij makkelijk afsluiten van de realiteit, hier word ik voortdurend met mijzelf geconfronteerd. Wat ik met al die ervaringen doe als ik ooit weer terug ben in Nederland, weet ik niet. We zitten nog steeds in een tunnel van angst, een opeenvolging van traumatische ervaringen en onverwerkt leed. Je hebt je tijd nodig om je eigen toestand te verwerken, je moet je balans hervinden. Veel mensen gaan een weekend naar de Sinaï om alles even te vergeten. De jeugd vlucht in de MTV-cultuur, drugs, mode, muziek en houseparty’s. Het aan den lijve ondervinden van dingen kan nuttig zijn, ik noem het de Hemingway-ervaring. Maar Hemingway koos bewust voor de uitdaging, ik niet.’
Plotseling klinken er buiten sirenes. We lopen naar het balkon en zien hoe binnen een paar minuten de Allenbystraat wordt afgezet. Een vertrouwd beeld voor iedereen die Israel kent, maar na de gebeurtenissen van het afgelopen jaar beklemmender dan ooit. Even later klinkt een luide knal. Exfield lacht en zegt: ‘Weer een tas met brood opgeblazen, opspattende pindakaas.’
Exfield woont vlak bij de Sheinkinstraat, het mekka van hippies, linkse intellectuelen en Vrede Nu-aanhangers. Sheinkin geldt als de hipste buurt van Tel Aviv. De huren van appartementen zijn wanstaltig hoog. Tussen de talloze cafés met terrassen duikt hier en daar het oude Tel Aviv nog op: stokoude horlogemakers uit Rusland die een nis in de muur als werkplaats hebben, kappers en schoenlappers uit Polen, bakkertjes uit Duitsland.
Maar de diaspora is aan het uitsterven en maakt plaats voor de nieuwe cultuur: een vrouwvriendelijke seksshop, patchouli uitwalmende winkels met zinloze snuisterijen uit India, tatoeagezaken, peperdure meubel- en kledingzaken en videotheken. In de cafés liggen flyers voor cybersexparty’s, houseparty’s en gay party’s. Iedereen doet verwoede pogingen om hip te zijn. De pitbull is reuze modern, er loopt een jongen met een gigantische python rond en er is een jongen die een gifgroene leguaan op zijn schouder draagt, keurig voorzien van een halsband en een riem.
Halverwege de straat staat een synagoge. Een lichtreclame kondigt aan dat de Messias gewis zal komen. Voor het begin van de sabbat, op vrijdagmiddag, staan orthodoxe joden bij de ingang van Sheinkin. Voorbijgangers wordt vriendelijk gevraagd of ze de tefilin, de gebedsriemen om willen doen. Het parkje voor de synagoge wordt bewoond door zwervers, junken, hippies en vuurvreters.
Aviv Geffen wordt op handen gedragen in Sheinkin. Tijdens zijn optredens is de Israelische megaster steevast zwaar opgemaakt; hij lijkt een kruising tussen Prince en Michael Jackson. Een jaar geleden stond hij samen met Rabin op het podium in Tel Aviv, minuten voor de aanslag. Het ontroerende nummer dat hij toen zong, ‘Ik huil om jou’, werd na de moord grijsgedraaid op MTV. Geffen is een uitgesproken duif, hij haalt met zijn opruiende uitspraken regelmatig de pers. Een maand na de verkiezingsoverwinning van Netanyahu zei hij in een televisieprogramma dat alle jonge Israeli’s het land moesten verlaten omdat er voor hen geen toekomst meer was onder Bibi.
Aviv is moeilijk te bereiken. Hij slaapt overdag en bovendien stond er afgelopen vrijdag een onthullend verhaal over hem in het dagblad Yediot Achronot: Aviv zou pertinente leugens hebben verspreid over zijn carrière in het leger. Hij is een dag onvindbaar, zelfs zijn manager kan hem niet bereiken. Na veel getelefoneer komt het toch tot een interview.
In espressobar Buenos Aires zit een schuw, bleek en heel klein jongetje op blote voeten. Hij draagt een zwarte broek en een zwart T-shirt, drinkt sloten espresso en rookt als een ketter. Zonder make-up is hij zo goed als onherkenbaar. Als het interview nog maar net begonnen is, wordt hij gebeld door zijn moeder, een van de weinige personen in Israel die het nummer van zijn mobiele telefoon heeft. We praten over de bewuste avond in Tel Aviv.
Geffen: ‘Op die vreselijke avond ben ik volwassen geworden, heb ik mijn onschuld verloren. Het was aanvankelijk een heel vrolijke avond. Ik was de enige die een treurig lied zong, iedereen was daar verbaasd over. Eigenlijk weet ik nog steeds niet waarom ik uitgerekend op die avond “Ik huil om jou” zong. Toen ik het podium verliet klampte Rabin mij aan en zei tegen me dat ik een dappere jongen was. Seconden daarna verliet ook hij het podium. Toen ik bij het busje van de band was aangekomen hoorde ik drie schoten. Ik rook de kruitdamp maar had niet door wat er gebeurd was. Op de radio hoorde ik later dat Rabin vermoord was. Het was een horrorfilm. Ik was totaal kapot, kon het niet bevatten. Diezelfde nacht ben ik teruggegaan naar het plein en heb ik “Ik huil om jou” gezongen, samen met honderden jongeren. Niet alleen Rabin werd die avond vermoord, maar ook de vrede. De droom werd aan flarden geschoten.
Ik was woedend op de religieuze joden die verantwoordelijk zijn voor de moord. Als mensen zeggen dat er het afgelopen jaar niets veranderd is, liegen ze. De religieuzen hebben veel meer macht gekregen. In Tel Aviv is de sfeer totaal veranderd, er hangt een donkere wolk boven de stad. Een jaar geleden zaten de pubs, de cafés en de disco’s iedere avond vol, nu is het een stuk rustiger. Yigal Amir, de moordenaar van Rabin, heeft gewonnen. Het vredesproces is voorbij, de vrede is gestorven. Dat is precies wat Amir wilde.
Ik denk niet dat de moord helemaal zinloos was. Steeds meer jongeren weigeren het leger in te gaan, ze willen niet langer doden. Ze vinden net als ik dat de bezette gebieden een kankergezwel in het lichaam van Israel zijn. Maar de helft van de Israeli’s haat me. Ik krijg dagelijks dreigbrieven, telefoontjes dat ze me gaan vermoorden. Op straat word ik uitgescholden: hé vuile homo, rot gauw op naar het leger. Ik kom bijna niet meer buiten. Als ik nu over de Carmelmarkt zou lopen, werd ik gelyncht. Het gevoel van veiligheid was bij mij al verdwenen na de zelfmoordaanslag in Dizengof. Nu is het definitief weg. Het was een verschrikkelijk jaar.
Binnenkort ga ik in Londen wonen, helemaal opnieuw beginnen. Israel heeft voor mij geen avontuur meer te bieden. Ik heb in alle mogelijke steden en dorpen opgetreden, ken het publiek door en door. Alles is voorspelbaar geworden. Het succes interesseert me niet meer. Liever speel ik voor tien mensen in Londen. Dan maar weer bij nul beginnen. Liedjes schrijven zonder opruiende teksten. Voor mij is het hier allemaal te veel geworden. En Sheinkin doet mij ook niets meer. De hippies doen hier hun uiterste best om de Village in New York en Soho in Londen te imiteren. Maar het is allemaal nep. Het zijn nepartiesten, die de hele dag ouwehoeren en op terrassen koffie drinken, meer niet.’
Sarah, de oude eigenaresse van café Tamar in Sheinkin, is ook depressief. Het café, dat al 35 jaar bestaat en vroeger de ontmoetingsplaats van linkse Israeli’s was, loopt niet goed meer. De muren hangen vol met posters van Rabin. Sarah wijt haar misère aan Bibi, die ze als zefet, zevel en chara omschrijft: teer, afval en stront. Dat het café hopeloos verouderd is en alleen nog bezocht wordt door een verdwaalde dichter of schilder uit de provincie, wil ze niet weten. Sarah: ‘Sinds die vreselijke Bibi aan de macht is, heb ik chronische hoofdpijn. Mensen maken geen geld meer op, ze gaan niet meer uit. Iedereen is pessimistisch, iedereen verwacht binnenkort een oorlog.’
Amnon Dankner (50) is schrijver en een van de meest invloedrijke journalisten in Israel. Zijn bijtende columns in het dagblad Ha Aretz zorgen altijd voor de nodige opwinding. Tevens werkt hij mee aan het veelbekeken Popolitika, een dicussieprogramma op de Israelische televisie. Hij groeide op in Jeruzalem en woont in Tel Aviv.
Dankner: ‘Er is helemaal niets veranderd na de moord op Rabin, ook al roept iedereen dat nu in Tel Aviv. Wel merk ik dat de culturele elite van Tel Aviv uiterst depressief is geworden na Bibi’s zege. De mensen rond Bibi zijn Russen, Amerikanen en orthodoxen, ze maken geen deel uit van mainstream-Israel. In de ogen van de elite in Tel Aviv zijn Bibi en zijn mensen bezetters, afkomstig van een andere planeet. Het land is voor hun gevoel overgenomen door buitenaardse wezens.
Veel mensen in Tel Aviv denken dat er ieder moment een oorlog met Syrië kan uitbreken. Maar de kritiek van de linkse elite op de nieuwe regering is hysterisch. We moeten kalm blijven, oorlogen ontstaan niet zomaar. Syrië moet zich voorbereiden op een oorlog. Zelfs als de Syriërs daar nu mee bezig zijn, duurt het een jaar, anderhalf jaar voordat ze kunnen aanvallen. En Syrië kan zo’n oorlog alleen maar verliezen.
Jarenlang werd in Israel gezegd dat het sluiten van vredesverdragen met de Arabieren zinloos was. Want zo’n verdrag sloot je met een dictator die vervolgens vermoord werd, waarna zijn opvolger zijn kont zou afvegen met het verdrag. Zinloos dus. Maar treurig genoeg is Israel het enige land in het Midden-Oosten waar een staatshoofd werd vermoord en waar vervolgens een man aan de macht kwam die eerder gesloten vredesverdragen volkomen negeerde.
Netanyahu heeft trouwens geen schijn van kans. Hij heeft vier maanden geprobeerd de Oslo-akkoorden te negeren met als enig resultaat dat er bijna honderd doden zijn gevallen, Israeli’s en Palestijnen. Netanyahu is gedwongen om in de voetsporen van Rabin te blijven. Een akkoord over Hebron is erg dichtbij. Dan krijg je de grappige situatie dat extreem-rechts Bibi gaat vervloeken en de linkse elite vervolgens Bibi gaat verdedigen.’
Voor Dankner zijn de verschillen tussen Tel Aviv en Jeruzalem duidelijk: ‘Tel Aviv ligt aan de kust, Jeruzalem in de bergen. In veel culturen heb je het verschil tussen de bergbewoners en de kustbewoners. De bergbewoners zijn koppiger, religieuzer, fanatieker. Ze leven dichter bij de hemel, groeien op tussen de stenen en de rotsen. De kustbewoners zijn toleranter, minder fanatiek. Ze staan open voor andere culturen. Als je in de winter van Tel Aviv naar Jeruzalem reist zie je meteen het verschil. In Jeruzalem dragen ze dan de dubonim, dikke groene jassen met capuchons. De mensen zijn nors en ontevreden, iedereen is met religie bezig.
In Tel Aviv heb je weinig orthodoxen. Tien jaar geleden werd er in het Bima-theater op sabbat een toneelstuk opgevoerd. De religieuzen in de buurt wilden daartegen demonstreren. Ze werden overrompeld door een enorme tegendemonstratie van seculiere Tel Avivnikim die allemaal hun hond hadden meegenomen. Sindsdien heb ik niets meer van ze gehoord. Maar ze vormen dan ook een absolute minderheid.
Toch valt de kloof tussen Jeruzalem en Tel Aviv politiek gezien wel mee. In Jeruzalem stemde dertig procent op Peres, in Tel Aviv veertig procent op Netanyahu. Het verschil is dus minder groot dan je denkt. In Tel Aviv, en vooral in wijken zoals Sheinkin, vind je veel duiven, extreem seculiere jongeren. Ze willen een normaal westers leven leiden. Maar ze imiteren vooral. We hebben natuurlijk een eigen cultuur, een mengeling van westerse en Hebreeuwse invloeden. Maar de wortels van die cultuur zijn niet erg diep. Bij veel jongeren in Tel Aviv zie je dat ze juist aan de Hebreeuwse cultuur willen ontsnappen, waardoor alles wat oppervlakkig wordt.
We leven nu in het tijdperk van het bijgeloof, een nieuw fenomeen in Israel. De officiële religie heeft het bijgeloof omhelsd. Kijk naar Shas, de partij van de religieuze oriëntaalse joden. Rabbijn Kedouri gedraagt zich als de sjamaan van de kabbala. Je kreeg zijn zegen als je op hem stemde, aanhangers denken dat zijn foto geluk brengt. Allemaal bullshit. Die personencultus is streng verboden in het jodendom, net als het vereren van heiligengraven. Toen ik een kind was had je al die dingen nog niet. Het ergste is dat het bijgeloof hand in hand gaat met chauvinistische en nationalistische sentimenten. Het appelleert aan de onderbewuste angsten van de mens. Het ergste van de orthodoxen is nog dat zij over onze zonen in het leger beslissen, terwijl ze zelf tegen de dienstplicht zijn.’
Toch is de schrijver/journalist, als een van de weinigen, optimistisch over de toekomst van Tel Aviv en Israel. Dankner: ‘Sinds de moord op Rabin worden er heel veel groepjes gevormd door mensen die bezorgd zijn over de ontwikkelingen. Religieuze en seculiere joden in Tel Aviv discussiëren over hoe het nu verder moet.
Ik zelf ben ook een groep begonnen, met journalisten en schrijvers. David Grossman en A.B. Yehoshua doen eraan mee. Onze groep heet Schachariet. De shachariet is het joodse ochtendgebed, het betekent voor ons zoiets als een nieuwe dageraad. In de groep zitten ook rabbijnen en religieuze intellectuelen uit Jeruzalem. We willen de kloof overbruggen. De scheiding tussen seculiere joden en religieuze joden vormt de grootste bedreiging voor de toekomst. De kwestie van de bezette gebieden is binnen vijf jaar geregeld, dan moeten we samen verder.
Er is een grote behoefte aan deze uitwisseling van ideeën, ook de religieuze joden beamen dat. Ik kan goed met ze overweg. Ik heb in Jeruzalem tot mijn achttiende op een nationaal-religieuze school gezeten. Veel van de huidige kolonisten ken ik uit mijn schooltijd. Er is wederzijds vertrouwen. Een maand geleden hebben we ons manifest uitgegeven. We willen dat er meer aandacht aan het judaïsme wordt besteed in het gewone onderwijssysteem en dat het religieuze onderwijs meer aandacht besteedt aan humanistische ideeën. We praten daarover met het ministerie van Onderwijs. Zelf was ik twintig jaar geleden voorlichter van dat ministerie, dus die ervaring blijkt nu erg nuttig.
Natuurlijk worden we vervloekt door extreem links en extreem rechts. Maar we krijgen gelukkig heel veel positieve aandacht in de media. Voor mij was het een grote stap, het is de eerste keer dat ik zoiets doe. Maar ik voelde de noodzaak, zeker na de moord op Rabin. Ik weet ook zeker dat we zullen slagen.’

De Groene Amsterdammer, woensdag 6 november 1996

http://www.groene.nl/artikel/ik-huil-om-jou