Arjan Peters – De gelaarsde kraker Natasha Gerson vult roman met kromspraak en gezwets + Natasha Gerson – ‘PLAATSTAAL GAAT OVER AFHAKEN’

De gelaarsde kraker Natasha Gerson vult roman met kromspraak en gezwets

Het is ‘heel interessant om in de linguïstiek te duiken’. Een van de personages uit de roman Plaatstaal waagt het deze opmerking te maken, twaalf bladzijden voor het langverbeide einde…

De jonge Natasha Gerson (1969) is in de afgelopen weken her en der aan de tand gevoeld over haar eerste boek. Het gesprek ging steevast over haar eigen rolletje in de kraakbeweging, omdat haar roman verwijzingen bevat naar de zaak Hans Kok en de aanslagen op de Centrumpartij in Kedichem, op het huis van staatssecretaris Aad Kosto en die op de kunstenaar Rob Scholte. In veilig bedekte termen allemaal, dus zonder dat er bekende namen vallen of schuldigen worden aangewezen. Vooraf verklaart de schrijfster dan ook: ‘Ik pretendeer in dit boek op geen enkele wijze de werkelijkheid weer te geven.’ Zij bedoelt, dat zij op geen enkele wijze pretendeert de werkelijkheid weer te geven. Ik wed, dat zij tussen deze twee formuleringen het verschil niet ziet. Natasha Gerson kent namelijk de waarde van het woord niet. Een romancière is iemand, die een pak papier vol krabbelt, heeft het kind gemeend.
Ze voert een aantal wereldvreemde lieden op. Ellen Schoenmakers, een naïeve kraakster, die zich ontwikkelt tot seriemoordenares en dealer, die om onduidelijke redenen almaar niet wordt gearresteerd; Chris de Goede, een actievoerder met blond haar en laarzen, die ineens in een wijkcentrum gaat werken; Gaby van Soolingen, een beeldhouwster, die door ziekte voortijdig sterft; Jo, een zigeunerin, die zomaar met een corpulente galeriehouder gaat samenwonen en vervolgens kindermeubeltjes gaat maken; Ruth, een advocate, die plotseling met Chris naar Ibiza vertrekt en daar xtc leert gebruiken.De plompverlorenheid, waarmee deze mensen relaties beginnen en beëindigen of het roer van hun leven omgooien, schijnt Natasha Gerson niet te verbazen. De schrijfster heeft een vergelijkbaar onnadenkende omgang met de taal. Die is in haar handen een wegwerpartikel, een noodzakelijk kwaad ten behoeve van de menselijke communicatie. Het lijkt voor haar louter een middel, onesthetisch, murw en gebruiksklaar als een heroïnehoer op een afwerkplaats.
Gerson denkt de jaren 1985-’95 in kaart te brengen door haar figuren in contact te brengen met fenomenen als de 06-lijn, aids en xtc. Zij heeft niet in de gaten, dat ze in plaats daarvan zichzelf aandient als registrator van de trendjes en taaltjes onder jonge mensen in het afgelopen decennium. Mij leek de markt met één Jan Kuitenbrouwer wel verzadigd, maar wellicht is er ook een plaatsje voor deze jongere en vrouwelijke versie. Laat een weekblad, dat bij de tijd wil zijn, haar vlug een taalcolumn geven, de geurvlag, die ons behoedt voor lezen.
In Plaatstaal uit geen levend wezen een gedachte, die de moeite van het lezen verdient. Iedereen praat lelijk en dom. Stuk voor stuk zijn het onechte types. Vreemd is de mildheid, waarmee Natasha Gerson hen tegemoet treedt. Geen van de genoemde personages krijgt een ongenadige behandeling.
Omdat Gerson er een hele pil voor uit trekt, doet dat zelfs sympathie voor dit zootje ongeregeld vermoeden, en dat is een verontrustend sentiment. Al deze lui, die maar wat aan kraken en blowen, bestaan alleen in zoverre ze zich door een (gewelddadige) actie manifesteren. De blonde gelaarsde Chris de Goede laat zijn kinderen aan hun lot over, maar blijft een vrouwenmagneet, omdat hij bij dubieuze zaakjes is betrokken (en omdat hij blond en laarsdragend is natuurlijk). Geen enkele uitspraak van betekenis rolt er uit zijn mond. Het deert Gerson niet merkbaar. Als hij na het Schaepmanstraat oproer in de gevangenis zit, schrijft hij zijn vriendinnetje: ‘Ik kijk de hele dag Music Box’ En díe domoor zouden wij over een periode van tien jaar moeten willen volgen!?
‘Een paar mensen uit de kroeg hebben medelijden met het kind Nino, maar deze gooit letterlijk en figuurlijk zijn eigen glazen in door dingen kapot te maken en constant mensen en dieren te schoppen.’
‘Ze is geknakt onder een soort stille, sluipende pressie, die onuitgesproken en onofficieel door het huis waart, duistere vibraties, die Chris van bovenaf praktisch langs de muren doet sijpelen.’ (Het staat er echt, en voor alle duidelijkheid: Gerson bedoelt niet dat Chris in vloeibare vorm langs wanden drupt.)
‘Ze spreekt langs een schroef, die ze tussen haar lippen houdt, omdat ze met beide handen een andere aan het indraaien is.’
‘Het lijk van Jurriaan is boven water. Niemand, die haar ermee kan associëren, maar voor Ellen is het een groot psychologisch verschil.’
‘Vaag heeft hij in zijn achterhoofd zijn nooit afgemaakte studie geschiedenis.’ (Iemand met dergelijke zorgwekkende symptomen moet met gillende sirenes worden afgevoerd naar het dichtstbijzijnde hospitaal, is je eerste reactie. Gerson doet of er niets aan de hand is. Terzijde: iemand, die neutraal kijkt, heeft bij haar ‘een vanzelfsprekende blik’).
’Ze zou de pan uitflippen’, wordt ergens over Ellen gezegd. Wat betekent dat? Ik denk dat het ‘uit je dak gaan’ is, zij het zonder instemming van de betrokkene. Als dat klopt, ben ik de pan uitgeflipt bij het lezen van deze wanprestatie. De personages snateren en handelen hersenloos, de verbindende teksten zijn om in snikken uit te barsten. In niemands drijfveren krijgen we enig inzicht, want Natasha Gerson zelf heeft geen flauw idee. Op kistjes de taal uitwonen, alsof het een vermolmd kraakpand betreft; we kunnen in gemoede constateren, dat het geen gezicht is.

Natasha Gerson: Plaatstaal. Van Gennep, ƒ. 44,90.

De Volkskrant, 5 juli 1996, 00:00

https://www.volkskrant.nl/archief/de-gelaarsde-kraker-natasha-gerson-vult-roman-met-kromspraak-en-gezwets~a443771/

‘PLAATSTAAL GAAT OVER AFHAKEN’

Ravage, Nr. 215-216, 9 augustus 1996

Ravage #215/216, 9 augustus 1996

Het artikel “Je bent vaag en je doet maar wat” ontlokt ook Natasha Gerson een reactie. Haar onlangs verschenen roman Plaatstaal, afspelend in de Amsterdamse kraakbeweging van de jaren tachtig, zou het volgens Johan en Jolanda ontbreken aan “waar het allemaal om ging. Dat er een politiek idee achter de kraakbeweging schuilging, dat het een bedoeling had.” Plaatstaal een a-politiek boek? Natasha legt uit.

Beste Johan en Jolanda,

Met interesse heb ik jullie stuk “Je bent vaag en je doet maar wat” gelezen. Ik begon aan een, met kanttekeningen, op zich uitstekend stuk over Frank en Erik en stuitte toen tot mijn opperste verbazing op de strofe over Plaatstaal. In deze voel ik mij uiteraard min of meer persoonlijk aangesproken. “Na lezing”, schrijven jullie, “blijft er iets knagen, klopt er iets niet” – en wat jullie missen, blijkt dan, zijn de motieven van de hoofdpersonen – in het bijzonder Chris – om zich bezig te houden met de, en de term neem ik van jullie over bij gebrek aan een grotere algemeenheid, anti-imperialistische strijd.

Ah. Allereerst zou ik natuurlijk te berde kunnen brengen, dat een schrijver een romanpersonage geen motivatie mee hóeft te geven. In dit geval heb ik gemeend, dat ook in het midden te kunnen laten, omdat ik het zonder meer logisch vind, dat iemand in verzet komt tegen een maatschappelijke ontwikkeling – of maatschappelijke regressie -, die hem of haar niet bevalt. Dat niet iedereen in verzet komt, is een tweede, dan had ik een boek moeten schrijven over diegenen, die niks doen, en hún motivatie, maar, haha, die ken ik niet.

Voor zover de actiebeweging het thema van Plaatstaal is, naast het persoonlijke verhaal van vijf mensen – individuen – kan ik wél schrijven over de motivaties van iemand, die afhaakt, en de beweging, tot zijner eigen frustratie, achter zich moet laten, en die overwegingen heb ik Chris toch echt wel mee gegeven.

Ik ben verbaasd, dat twee mensen die, naar oordeel van jullie artikel, de achtergrond, waartegen Plaatstaal zich afspeelt, goed kennen, het boek niet anders lezen, dan waarschijnlijk het door jullie opgevoerde grachtengordel voyeuristje. Want die zegt het waarschijnlijk niets als Chris een half jaar van zijn leven opoffert om in de bak te gaan zitten, naar zijn oordeel in het belang van de beweging, en de redenen die Chris daarvoor – in het boek, heel specifiek, aan zijn advocate – geeft, vallen hem niet eens op. Het grachtengordel voyeuristje vindt hem, net als jullie blijkbaar, maar een oningevulde zwijgzame pantoffelheld.

Ik heb ervoor gekozen om een verhaal te schrijven en daar een persoon in neer te zetten, die ik gedestilleerd heb uit drie bestaande personen, één in het bijzonder, en het grappige is, dat die in werkelijkheid nog veel zwijgzamer en botter en geheimzinniger deed, dan Chris in het boek. Nooit heb ik van die persoon enige verantwoording voor politiek of persoonlijk handelen gekregen, maar hem daar ook nooit naar gevraagd. Voor mij was die persoon sowieso al een held, omdat ik, ja, heel soft, gewoon verliefd op die persoon was.

Als Johan en Jolanda daarom het personage Chris – en daarmee mij – maar een lege dop vinden, omdat de hoofdpersonen niet bladzijden lang over Berger of de syndicalisten of de invloed van Unilever op de bevolking van Zarachbai Pollanië loopt te teuten – en doe normaal zeg, hoeveel mensen doen dat eigenlijk in de dagelijkse gang van zaken -, jammer dan. Dat doet er niet toe, maar wel dit: als ik Plaatstaal geschreven had vóór de, zoals jullie het mij aanrekenen ‘chique van de grachtengordel’, ja, dan had ik ook het een en ander moeten uitleggen over wat het is, dat iemand in de eerste plaats doet besluiten om zich in het actieleven te storten, wat die persoon in godsnaam beweegt en hoe hij dat vervolgens ideologisch invult.

Maar dat heb ik niet, want naar mijn idee heb ik het boek geschreven voor mensen, die ik daarin niet hoef te onderwijzen. Een heimwee boek voor mensen, die nou net die tijd hebben meegemaakt? Misschien. Grappig genoeg zijn, dat al een hele hoop mensen, en op een groter lezerspubliek heb ik eerlijk en oprecht waar, geen moment gerekend. En, maar dat terzijde, ik betwijfel, of het boek ooit een groter lezerspubliek dan dat zal hebben.

Want jullie halen, als jullie mijn boek, en bedankt hoor, ‘succesvol’ noemen, een paar dingen door de war: media aandacht, verkoop, en daadwerkelijke lezers. Ja, ik heb een hoop in de krant gestaan, maar als jullie weten, dat ik een bestseller geschreven zou hebben, waar elke snoevende rode wijndrinker in een verbouwd pakhuis op gedoken is om es te lezen, wat die viespeuken in het zwart toch altijd aan de overkant uitspookten, weten jullie meer, dan ik. Vertel het mijn uitgever, vertel het ’t Boekhuis, vertel het in godsnaam de Postbank, die mij de dreigbrief stuurde, die samen met deze Ravage arriveerde, want de grap wil, dat ik op het moment blutter ben – gratis de vegetarische prak mee vretend uit gaarkeukens in mijn pandje met een bij elkaar ge-vals-adressen-kwitantie-te volledige uitkering – dan ik ooit ben geweest, en dat is geen politiek correct grapje.

Soit. Zes jaar geleden kwam A.F.Th.J.K.L. van der Heijden’s boek Advokaat van de Hanen uit, wél bestseller en wél door ieder grachtengordelfiguur gelezen. Daarin waren de krakers een soort buitenaardse wezens, die alleen maar door middel van reusachtige hanenkammen hun stemming over brachten, een soort geluidloos bubbelende tropische vissen, die ook nog es een baby ontvoerden. Als ik jullie naïeve ideeën had gedeeld en ook verondersteld had, dat het lezerspubliek na zoiets zat te wachten op een pil vol loodzwaar ‘anti-imperialistisch’ dogma, had ik dat boek niet eens uitgegeven gekregen, maar dat idee had ik niet, dus ik heb geroeid met de riemen, die ik had.

Het boek gaat dus over afhaken, en wel, heel dualistisch, afhaken van iets wat heel dicht bij je hart ligt. Waarom heb ik dat willen schrijven? En nu word ik serieus. Want in dat opzicht heb ik Plaatstaal als meer dan een heimwee boek, of liefdesgeschiedenis, of als, weet ik veel wat, tijdsdocument, geschreven. Jullie merken zelf al op, Plaatstaal schetst de beweging in de tachtiger jaren, maar die zijn voorbij, afgelopen.

Gelukkig wel, zou ik daar aan willen toevoegen. Hebben jullie die jaren mee gemaakt? Waren ze zo leuk? Nou dan. Dat die periode uit ‘de beweging’ voorgoed achter ons ligt, blijkt veel meer uit jullie eigen artikel, dan uit het vermeende succes van mijn boek, in welke context jullie mij erbij slepen. Denk er serieus eens even over na of je tien jaar geleden, laten we zeggen, in Bluf!, even over twee pagina’s verspreid uiteen had kunnen zetten, hoe klunzig je andere actievoerders – actievoerders, die vast zitten nota bene – wel vindt. Als jullie pas van de laatste jaren zijn, zoek es een tien jaar ouwe Bluf! op en lees hem door.

Vind je zoiets? Nee. Waarom? Niet, omdat Bluf! gecensureerd werd, 0 nee, maar omdat niemand in die tijd zoiets zou hebben geschreven, zonder dat er woedende vergaderingen, waarschijnlijk met jullie uitstoting ten gevolg, van waren gekomen. Wat ik daarvan vind? Die gemengde gevoelens vind je terug in mijn boek. De heimwee kun je vertaald zien in mijn notie, dat het toch wel fijn zou zijn als twee mensen, die nou, hoe stom ze ook geweest zijn, toch stom in de juiste richting zijn geweest onvoorwaardelijke support zouden krijgen (ze hadden tenslotte ook gewoon stom met hun leeftijdsgenoten kunnen lopen pillen slikken in een brij van gabberhouse of stom met hun neus in ‘Hoe word ik een kapitalist’ kunnen zitten), waarbij me ook het idee bekruipt, dat als zij beter geïnformeerd zouden zijn geweest, bijvoorbeeld door mensen, die beter weten, zoals jullie, of goddomme misschien mij, ze helemaal niet vast zouden hoeven zitten.

Maar in de verbazing over de houding van Frank en Erik tijdens hun proces al bespeur ik bij jullie weinig kennis van zaken of inlevingsvermogen wat betreft de omstandigheden van deze knaapjes sinds hun arrestatie en waar ze overduidelijk mee geconfronteerd zijn geweest. Uit hun acties bleek inderdaad al, dat sommige details bij hen een beetje onderbelicht gebleven waren – waarom gebruik ik steeds dezelfde obscure frisdrankfles, laat ik mijn stickertje es niet met de hand schrijven, zal ik wel een slagerij in de hens steken, terwijl erboven een gezin met kinderen, die even onschuldig zijn als de kalfjes, waar ik zo mee te doen heb, liggen meuren, wat zeg ik als ik opgepakt wordt en mijn Conflict t shirt nogal naar benzine en wierook ruikt, Jezus, hadden jullie nou echt verwacht, dat die nog sterk in hun schoenen staan als daar de stoomwals van geschrokken ouders, simpele piketadvocaten, strenge officieren, nog strengere rechter commissarissen, stuurse bewakers en sarrende medegevangenen overheen is geweest?

Maar al kowtowen zij voor de president, al dansen zij de sirtaki in het beklaagdenbankje, het simpele feit blijft, dat zij met hun kwajongens acties tienmaal zo hard aangepakt worden als een of andere dronken lul, die iemand op een kermis neersteekt en diens vriendin verkracht, ik noem maar wat, alleen en uitsluitend omdat het bij de Ratjes naar politiek riekt, en bij justitie houden ze niet van die lucht, opgefrist met wierook of anderzijds. En dat is heel erg, en daarom dien je ze te steunen, niet af te zeiken vanuit je leunstoel. Jongens, bij deze.

Dat vind ik, maar de kritiek, die ik in mijn boek, en passant, tegenover de gang van zaken in ‘de tachtiger jaren’ aangebracht heb, het ‘waarom’ van ermee ophouden, heb ik expliciet gedaan om diegenen achter de verheugende wederopstanding van het actiegebeuren – en je kunt van me aan nemen, dat ik dat oprecht meen – iets mee te geven, namelijk, zo en zo was het toen, ik hoop, dat het niet weer in zoiets verzandt. Ik geloof, dat ik dat niet al te opoe vertelt achtig gedaan heb.

Ook heb ik nooit eerder, zoals nu dan tijdens de hele publiciteitsronde, zoveel ruimte gekregen om te zeggen, wat ik te zeggen heb, zowel maatschappelijk als persoonlijk, althans niet voor zo’n breed publiek. Ik heb daarin geen moment afstand van mijn ideeën, vroeger en nu, gedaan. Wel heb ik tot in den treuren antwoord gegeven op vragen als: “Maar die krakers zijn toch helemaal niet zo gemotiveerd als in jouw boek, dat zijn toch meestal maar een stel meelopers en uitvreters? Die roepen toch maar wat?”

Na de – even – grove generalisatie, wat betreft mijn verondersteld lezerspubliek als zouden dat grachtengordel trutjes zijn, maken jullie het even daarop trouwens wel erg bont: “Voor mensen, die nooit de stap naar Amsterdam hebben gemaakt”. Ik wist niet, dat er alleen in Amsterdam actie wordt gevoerd of stuff gerookt of geneukt. Leuk voor iedereen van Utrecht tot Asmara, Tji-Jha of Wellington: Johan en Jolanda zien het als één grote provincie, waar ze alleen de kippen tellen. En ik die een anti-imperialistische lifestyle als een leuke media gimmick genomen zou hebben om mijn boek te verkopen. Nou wordt er best over publiciteit nagedacht hoor, maar op die manier wordt er niet geknoeid, en zeker niet door een uitgever als Van Gennep.

En dan, ik ben er eerlijk gezegd nogal van geschrokken, hoe de media-aandacht zich op mij persoonlijk richtte (“Gooide u nou ook met stenen, mevrouw Gerson en was ie nou echt zo goed in bed, die jongen, waar u Chris op gebaseerd heeft en wie is dat trouwens, is dat uw vriend?”) omdat ik gedacht had, dat het meer over het boek, qua stijl en zo, zou gaan. Ik vond die kraakbeweging eerlijk gezegd niet eens zo’n spectaculaire achtergrond, dacht veel meer na hoe ik me moest opstellen als ik vragen zou krijgen over drugs of Rob Scholte of zo.

Ten slotte nog een overweging. Als ik met een ideologische uiteenzetting had moeten komen in Plaatstaal, had dat automatisch betekent, dat ik het actieleven van Chris helemaal uit de doeken had moeten doen. Anders was er weer het verwijt gekomen, ja, hij denkt of vind dat nou allemaal wel, maar wat ie er mee doet, dat weten we nog altijd niet. Had ik Chris nu, in detail, allerlei subversieve handelingen moeten laten verrichten?

Afgezien van het feit, hoe afschrikwekkend dik en dus afschrikwekkend duur dat boek – wat al dik en duur is – geworden was, wat voor kritiek had me dat op geleverd, denk je, misschien wel van jullie? En kritiek van jullie in dat opzicht zou ik nog het minst bang voor zijn, want op welk punt in het boek had ik, dat moeten aanbrengen? Kedichem? Nuth? Vergeet niet, jullie kunnen in Ravage een stuk schrijven, ondertekenen, zoals jullie gewend zijn, alleen met jullie voornamen, en hell, misschien kennen jullie mij zelfs wel persoonlijk, ik zou het niet weten.

Waarom zet je je achternaam er niet onder? Je schrijft toch niks wat verboden is? Nee, laat maar, ik snap het heus wel. Maar ik schrijf niet onder een of ander pseudoniem en het is mijn porem, niet een bivakmuts of een PLO sjaal of een masker van Pietje Puk, dat achterop dat boek en in het Achterhoekse sufferdje en Vrij Nederland en Ravage staat en ik woon één hoog in de Pijp. Ik heb net zo min zin in een Haagse Eliot Ness of de Centrumpartij of de verzekeringsmaatschappij Van Bigshot B.V. voor hun bloemenperk in ’84 of zo op mijn dak als jullie. Kunnen jullie je een beetje voorstellen, wat ik meegenomen heb in mijn motivatie om sommige dingen buiten beschouwing te laten?

Hoe dan ook, ik bestrijd, dat ik een a politiek boek geschreven heb. Alleen het kan heel goed, dat jullie politiek de mijne niet is en vice versa. Ik denk, dat dat het zal zijn.

Vriendelijke groeten,
Natasha Gerson

Ravage #215/216, 9 augustus 1996

http://www.ravagedigitaal.org/1996/215-216/Het_is_natuurli215.htm

http://www.ravagedigitaal.org/1996/215-216/koppen215.htm

Meer informatie:
https://robscholtemuseum.nl/?s=Natasha+Gerson