Anita van Breugel – Rapport: DE WEDEROPBOUW VAN DEN HELDER 1945 – 1970 (1)

PDF:
https://drive.google.com/file/d/0BykV0aKJd5YJMlRYbGY0MmNhczA/view?usp=sharing

∏∏

ADVIESBUREAU CULTUURHISTORIE

1
Pijn verdicht tot een stille schreeuw blijft voorgoed in ons haken. Ik ken die schreeuw. Wie zijn verleden niet kent, begrijpt de toekomst niet. Jana Beranová 2010*

*Dichtregels gemaakt ter gelegenheid van de herdenking in 2010 van het bombardement van Rotterdam op 14 mei 1940

Bij de voorplaat: Huib de Ru, het dienen van de gemeenschap, 1958. Zijgevel gebouw Openbare Werken Sportlaan

2
Inhoudsopgave

Voorwoord 4
Inleiding 5
Leeswijzer 6
1. De wederopbouw in Nederland 7
2. De wederopbouw in Den Helder 14
3. Eerste acties: puinruimen en noodgebouwen 21
3.1 Analyse en waardering 23
3.2 Aanbevelingen 24
4. Nieuw Oud Den Helder 25
4.1 Analyse en waardering 29
4.2 Aanbevelingen 36
Waarderingskaartje 39
5. Geleerdenbuurt en Indische buurt 40
5.1 Analyse en waardering 45
5.2 Aanbevelingen 52
Waarderingskaartje 57
6. Nieuw Den Helder West 58
6.1 Analyse en waardering 64
6.2 Aanbevelingen 71
Waarderingskaartje 75
7. Algemene aanbevelingen 76
Literatuurlijst 77

3
Voorwoord Het onderzoek De wederopbouw van Den Helder 1945-1970 is in opdracht van de gemeente Den Helder gemaakt. In dit rapport wordt in beeld gebracht, welke enorme klus de gemeente Den Helder na de Tweede Wereldoorlog heeft verricht, nadat de stad letterlijk tot diep in haar hart was verwoest en er van het kleinschalige Den Helder nog maar weinig over was. Het is een prestatie van de eerste orde geweest, niet alleen door de omvang van deze opdracht, maar ook door het gebrek aan middelen en bouwmaterialen in die tijd. Het toenmalige gemeentebestuur heeft ondanks de moeilijke omstandigheden, Den Helder een nieuwe vorm kunnen geven. De architectuur uit die wederopbouwperiode wordt nog te vaak afgedaan als niet mooi, saai, koud en seriematig. Soms is dat waar, maar er zijn ook prachtige architectonische creaties en prettige woonwijken ontstaan. De wederopbouwarchitectuur hoort bij Den Helder, past bij haar geschiedenis en door de grote hoeveelheid bebouwing, inmiddels bij haar karakter. De architectuur van de wederopbouw vertelt het verhaal van een moeilijke fase in de geschiedenis van de stad en is alleen daarom al van grote historische waarde. Graag wil ik Mary Laan, beleidsmedewerkster Cultuurhistorie en Frits op ten Berg, stedenbouwkundige van de gemeente bedanken voor hun bijdrage aan het rapport. Door het aandragen van materiaal en literatuur over de wederopbouw én hun algemene meedenken, hebben zij dit onderzoek mede vorm gegeven. Een speciaal woord van dank is er voor architectuurhistoricus en bouwkundige Ronald Stenvert voor het bijstaan in de selectie van waardevolle architectuurtypen in Den Helder. Daarnaast is er een aantal mensen geweest, die ik te allen tijde kon raadplegen als er vragen waren. In dat verband ben ik dank verschuldigd aan Jan Bremer en Rens Schendelaar. Zij zijn met hun grote kennis van Den Helder altijd bereid geweest om onzekerheden weg te nemen. Tenslotte dank ik Ben Mooiman voor het nalezen van enkele hoofdstukken tekst. Ik hoop met dit rapport bij te dragen aan een beter begrip voor de werkelijke impact van deze ingrijpende en moeilijke bouwperiode. Want pas als er begrip is voor de omstandigheden waaronder deze architectuur is gebouwd, kan er ook waardering voor ontstaan. De stad Den Helder verdient het ten zeerste! Anita van Breugel 2 maart 2012

4
Inleiding Nu de wederopbouw meer dan 50 jaar geleden gestart is, worden in heel Nederland de eerste gebouwen en woonwijken al weer gesloopt. Steeds meer ontstaat het besef dat ook de objecten uit deze periode belangrijk kunnen zijn voor het verhaal en de geschiedenis. Een inventarisatie en cultuurhistorische waardering van deze objecten is daarom op zijn plaats. Inventariseren en waarderen van de wederopbouwobjecten vraagt echter een andere manier van kijken dan bij de traditionele monumentenzorg. Het erfgoed van de wederopbouw gaat niet over monumentale, rijk gedecoreerde en imposante gebouwen, maar over herstel van gebombardeerde plekken in de stad, over grootschalige stedenbouw om de woningnood te lenigen, over gebrek aan materialen, over seriebouw, over nieuwe gebouwtypen en over het opnieuw inrichten van het landschap. Het lezen van het historische verhaal van de wederopbouw, vraagt van de beschouwer om zich in te leven in de omstandigheden van kort na de oorlog. Het was een periode waarin de mens weer een nieuw bestaan moest opbouwen, voor wie een normaal huis onbereikbaar was en die leefde in een maatschappij die compleet bankroet was. Met deze kennis wordt het verhaal van de wederopbouw steeds interessanter en het respect voor de prestaties van toen groter. Door meer kennis van de historische achtergronden, kan dit naoorlogse erfgoed beter op waarde geschat worden en kan die kennis bijdragen tot objectieve keuzes inzake behoud of niet.

5
Leeswijzer Het rapport behandelt in het eerste hoofdstuk de algemene historische context van de wederopbouw in Nederland en welke consequenties die had voor de stedenbouw en architectuur van de naoorlogse periode. In het tweede hoofdstuk wordt op Den Helder ingezoomd en wordt duidelijk, dat alle ontwikkelingen die zich landelijk voordeden, ook van toepassing waren op Den Helder. Daarbij wordt kort ingegaan op de eerste prioriteiten van puinruimen en noodgebouwen plaatsen en vervolgens op de bouw van nieuwe woonwijken zowel binnen als buiten de linie. In de volgende hoofdstukken wordt dieper ingegaan op een aantal wijken in Den Helder, die opvallen door bepaalde stedenbouwkundige en architectuurhistorische kwaliteiten. Dit rapport wordt u om praktische redenen in twee fases aangeboden. In de eerste drie hoofdstukken wordt aandacht besteed aan Oud Den Helder, de Geleerdenbuurt / Indische buurt en Nieuw Den Helder (West). In tweede instantie worden de hoofdstukken Vogelbuurt, Stadshart, en de Schooten toegevoegd. De volgorde van de hoofdstukken kan niet als een chronologisch verhaal worden gezien, omdat de ontwikkeling en bouw van de wijken vaak vrijwel gelijktijdig naast elkaar liep. In de beschreven hoofdstukken per wijk, wordt een karakterisering van de wijk gegeven, een korte historie van de wijk geschetst, een stedenbouwkundige en architectonische analyse / waardering van de actuele situatie gegeven en tenslotte volgen aanbevelingen hoe de nog aanwezige wederopbouw kwaliteiten kunnen worden veiliggesteld. Op een bijgevoegd kaartje, worden vervolgens de waardevolle wederopbouwstructuren en architectuur aangegeven. Een klein samenvattend hoofdstuk volgt met algemene aanbevelingen. Als laatste treft u een literatuur- en bronnenlijst aan. Als bijlagen zijn de beschrijvingen van de objecten toegevoegd, die worden voorgedragen voor een status van gemeentelijk monument of van beeldbepalend pand.

6
1. De wederopbouw in Nederland Wat verstaan wij onder wederopbouw? De Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) verricht reeds vanaf eind jaren ‘90 studie naar de wederopbouw en heeft daarbij een begripsomschrijving geformuleerd: “Het erfgoed van de wederopbouw omvat de resultaten van (steden)bouwkunst en landinrichting uit de periode 1945-1965 en sluit daarmee aan op het jongere erfgoed uit de periode 1850-1945. De wederopbouw omvat zowel het feitelijke herstel van de oorlogsschade in de bestaande omgeving als het naoorlogs herstel van de algemene bouwproductie en de daarmee gepaard gaande omvangrijke stads-en dorpsuitbreidingen (vroeg-naoorlogse wijken), aanleg van haven- en industriegebieden, infrastructurele werken, herinrichting van het landelijk gebied en wederopbouw van boerderijen. Ook de interieurs en de toegepaste kunst in en aan architectuur uit de periode 1945-1965 behoren tot het onderzoeksgebied”. In Den Helder werden de grootschaliger wederopbouwactiviteiten pas opgepakt toen in 1949 duidelijk werd dat de Marine terug kon komen naar Den Helder; de wederopbouw begon wat later dan elders in het land en om die reden is het verantwoord om het onderzoeksgebied voor Den Helder niet tot 1965 te beperken maar te verlengen tot 1970. Omstandigheden Zoals ook blijkt uit de definitie van de Rijksdienst betreft het dus niet alleen het letterlijke herstel van oorlogsschade. Ook de bouw van een kleine twee miljoen woningen en hun bijbehorende voorzieningen, die in de periode na het eerste herstel is gebouwd, is een indirect gevolg van de oorlogsperiode en wordt daarom als onderdeel van de wederopbouwperiode beschouwd. Die grote aantallen woningen waren om verscheidene reden nodig:  er was sinds de bouwstop van 1 juli 1942 niet meer gebouwd  het grote gevoel van optimisme en vrijheid na 5 mei 1945 leidde tot veel huwelijken en een geboortegolf  het sterftecijfer daalde  er kwamen veel repatrianten uit Nederlands Indië Het tijdsbeeld van de periode kort na de oorlog werd gekenmerkt door:  een bevolking die zich weer vrij voelde en met veel optimisme een nieuwe start maakte na de ellendige periode van de bezetting  een tot en met de jaren ‘50 bestaande, sterk verzuilde samenleving, waarbij ieder geloof zijn eigen school, kerk, bejaardenhuis ed. had; dit werd minder sterk in de jaren ‘60  een groot gebrek aan materialen en geld, de industrie had vijf jaar stilgelegen en Nederland was compleet bankroet.

7
Positie van het Rijk De grote woningnood maakte dat de rijksoverheid in ieder geval de eerste 10 jaar na de oorlog het voortouw nam. Zij stelde een Ministerie van Openbare Werken en Wederopbouw in, specifiek voor de bouw van woningen, maar die ook de totale controle en leiding had over de woningbouw:  het Rijk gaf gemeentes woningcontingenten, bepaalde maximale hoeveelheden te bouwen woningen.  om te mogen bouwen moesten gemeenten een wederopbouwplan indienen, dat door het Rijk moest worden goedgekeurd  woningen werden gesubsidieerd, als zij aan door het Rijk ontwikkelde kwaliteitsnormen voldeden  door subsidiering van systeembouw stimuleerde het Rijk kostenbesparende bouwmethodes. De jaren ’40: eerste noodgebouwen In 1946 schonk het Zweedse Rode Kruis Nederland kant en klare bouwpakketten voor diverse functies. Deze pakketten konden worden aangevraagd voor relatief weinig geld bij het Ministerie van Wederopbouw en Volkshuisvesting. Veel gemeenten hebben hiervan gebruik gemaakt, ook Den Helder. Noodwoningen in Huisduinen Herstel van de oorlogsschade in binnensteden had de eerste prioriteit. In heel Nederland werd het herstellen van stedelijke en dorpse structuren op een heel traditionele manier gedaan. Niet alleen was dit traditionele manier van bouwen bekend en daardoor gemakkelijk, maar ook speelde hierbij een gevoel van voorliefde voor de eigen regionale kenmerken mee, voortkomend uit een afzetten tegen de voorafgaande periode van de bezetting. Samengevat bestonden de eerste acties uit:  het plaatsen van noodwoningen en scholen, beschikbaar gesteld door het buitenland;  het kleinschalig herstellen van de binnensteden in de trant van de Delftse School (baksteen, zadeldaken, tuitgevels, Oudhollandse dakpannen, waar mogelijk houten kozijnen, anders betonkozijnen);  het ontwikkelen van de duplexwoning (in 1948), een op het oog normale eengezinswoning, die (tijdelijk) gesplitst werd in een boven- en onderwoning, als oplossing om de eerste nood te lenigen; na de oorlog zijn deze woningen weer verbouwd tot één woning.

8
Voormalige duplexwoningen, gevelindeling boven en beneden gelijk De nieuwe bouwopgave: ontwikkeling van de wijkgedachte Eind jaren ’40 was het door de op gang gekomen Marshallhulp mogelijk om volwaardige woningen te bouwen. Het begon met kleinschalige uitbreidingen in of in de nabijheid van de oude dorps- of stadscentra. Ook voor deze eerste nieuwe woningen werd nog teruggevallen op de stedenbouw en architectuur van de Delftse School, waarbij de stedenbouwkundige aanleg van vóór de oorlog nog werd gehanteerd, namelijk gewone straten, afgewisseld met verspringende rooilijnen en hier en daar een pleintje. Deze vorm van stedenbouw en architectuur bleek niet de juiste vorm te zijn voor de enorme aantallen woningen die nodig waren. Al tijdens de oorlog zag men op Europees niveau in dat de naoorlogse woningopgave zeer groot zou zijn. De toekomstige stedenbouwkundige aanpak moest worden gewijzigd. De internationaal moderne stedenbouw, die reeds in de jaren ’30 door de CIAM (Congres International d’Architecture Moderne) werd ontwikkeld, werd voorbeeld voor een nieuwe manier van naoorlogse stedenbouw. Het concept van de zogenaamde wijkgedachte werd ontwikkeld. Deze manier van bouwen werd het stedenbouwkundige basisconcept voor de talloze wijken, die in heel Nederland in de jaren vijftig en zestig gerealiseerd zijn. Het principe van de wijk biedt namelijk de mogelijkheid grote hoeveelheden woningen te bouwen, op een heel eigen en vooruitstrevende wijze, waarbij met een ferm gebaar afstand werd genomen van de vooroorlogse periode. Het principe van de wijkgedachte was:  in de geplande stedenbouwkundige structuur floreert de inwoner (sociaal en cultureel)  daartoe werden begrensde woonwijken ontwikkeld, los van de stad  de wijken werden geordend aangelegd, met stroken woningbouw en groen  ruimte, licht en lucht is het credo, in contrast met de vooroorlogse woningbouw  in een bepaalde verhouding werden voorzieningen (kerk, winkels e.d.) en groen toegevoegd  de voorzieningen werden op een centrale plek in de wijk gepland  scholen en terreinen voor sport en spel werden in de groenstroken of aan de randen van de wijk gepland  de kerken, winkels e.d. werden opvallend vernieuwend vormgegeven  de hogere bebouwing werd langs de grotere wegen geplaatst; de laagbouw in kleinere woonstraten in de wijken

9
De periode 1950-1955: nog veel baksteen De wijkgedachte werd soms al eind jaren ’40, maar in ieder geval vanaf de vroege jaren vijftig volop uitgewerkt en toegepast, in allerlei verschillende vormen. Daarbij werden de eerste portiekflats van drie of vier bouwlagen gebouwd. De blokken hadden een betonskelet, dat schuilging achter bakstenen gevels. Het traditionele zadeldak werd gebruikt als de standaard afdekking. Ondanks de materiaal schaarste, werd nog vaak geprobeerd de bouwblokken enige vorm van detaillering of ornamentiek te geven; vaak werden in beton gegoten vormen toegevoegd in gemakkelijk te gieten vormen zoals rondjes, kruisjes, vierkantjes e.d. Drie-verdiepingflats met nog traditionele kenmerken en winkeltjes De eengezinswoning werd passend in het concept van de wijkgedachte in stroken gebouwd, waarbij de stilistische verschijningsvormen overeenkomsten vertoonden met de nabije portiekflats. De periode 1955-1960: goedkopere systeembouw Gebrek aan materialen leidde in de tweede helft van de jaren ’50 tot het zoeken naar nieuwe, goedkopere en meer experimentele bouwsystemen. Het Airey systeem van betonnen stijlen en platen (in Den Helder in Jeruzalem gebruikt), maar ook het Welscheinsysteem, KRABO, of PANAGRO ontstonden als bouwsystemen. In deze systemen paste geen pannendak; de woonblokken kregen een platte afdekking. Het baksteengebruik werd minder en het gebruik van geprefabriceerde gevelpanelen van goedkopere materialen nam toe. Door de verschillende bouwsystemen ontstond er een grote verscheidenheid in architectuur, welke steeds soberder werd en waarbij de kwaliteit steeds meer ondergeschikt werd aan de kwaliteit. De eengezinswoning werd vanwege het ruimtebeslag en de kosten in deze periode nauwelijks meer gebouwd. De jaren ’60: toename in hoogte In de jaren ’60 systematiseerde de woningbouw zich verder en de bouwhoogte nam toe. De wijkgedachte bleef als stedenbouwkundig principe steeds gebruikt worden, waarbij op zeker moment zelfs stempelbouw werd toegepast: zich steeds herhalende bouwpatronen. Enorme bouwstromen konden op die wijze gerealiseerd worden. Was er voor een bepaald plan eenmaal goedkeuring, dan werd het steeds weer gebruikt. De wijken uit de jaren ’60 hebben om die reden soms een wat eentonig karakter.

10
Galerijflats, achtergevel en voorgevel ,begin jaren ‘60 In deze periode werd ook de galerijflat geïntroduceerd; in een hoge vorm werden zij vaak langs de randen van nieuwe woonwijken of aan belangrijke doorgaande wegen gebouwd, met veel groen rondom. Door deze bouwexplosie waarbij de huizen steeds hoger en eentoniger werden, ontstond er tegelijkertijd ook verzet tegen de schaalvergroting. Om die reden werden er behalve galerijflats ook weer meer eengezinswoningen gebouwd dan de jaren ervoor. De typische kleine doorzonwoning is een kenmerkend product uit de jaren ’60. Doorzonwoningen uit de jaren ‘60 In onderstaand schema zijn de architectuurkenmerken van de meerlaagse woningtypen weergegeven. Nieuwe architectuurtypen en vormen In de nieuwe woonwijken ontstonden naast de portiekflats en eengezinswoningen, geheel nieuwe, gebouwtypen. Kerken, scholen, bejaardenhuizen, postkantoren, sport- en recreatiegebouwen, winkels en warenhuizen waren volop nodig in de nieuwe leefgemeenschappen. Het fenomeen licht, lucht en groen, zo kenmerkend in de wijkgedachte is zelfs in de nieuwe architectuur zichtbaar: kerken met veel glas en 1945-1950 1950-1955 1955-1960 1960-1970 Portiekflats Portiekflats Portiekflats Galerijflats Zadeldak Zadeldak Rechte afdekking Rechte afdekking Traditionele bouw Traditionele bouw Systeembouw Systeembouw Baksteen en beton Baksteen en beton Baksteen met prefab gevelpanelen Baksteen met prefab gevelpanelen

11
losstaande torens, scholen met zeer grote vensters, sport en recreatie in transparante gebouwen. Daarnaast ontstonden er sportfaciliteiten, welke voor de oorlog nog nauwelijks aangelegd werden. Winkels en warenhuizen werden groter en transparanter dan voor de oorlog, alles was gericht op groei. Deze groei zette zich in alle aspecten van de samenleving door en dus ook in de infrastructuur, wat leidde tot een toename van havens, wegen, bruggen, industriegebieden, elektriciteitsvoorzieningen andere civieltechnische werken. In tegenstelling tot de woonhuizen, die volgens bouwsystemen in grote getale werden opgetrokken, werden de nieuwe gebouwtypen meestal door architecten ontworpen. Niet zelden maken deze architecten gebruik van de zogenaamde shake-handsarchitectuur: een combinatie van traditionele elementen zoals baksteen met een nieuwer materiaal als beton. Net als in de woningbouw uit die tijd werd detaillering toegepast die gemakkelijk te gieten was in beton, waardoor ook hier ornamenten gezien worden van rondjes, vierkantjes en kruisjes. Straatmeubilair Beton werd ook hét materiaal voor nieuwe types straatmeubilair, zoals bushokjes, fietsenhouders en urinoir. Deze elementen, die in Nederland voorheen van hout of metaal waren, werden vanwege de materiaal-schaarste nu ook in beton gegoten. In heel Nederland werden in de jaren ’50 en ’60 dezelfde typen straatmeubilair geplaatst. De algemeen geldende naam voor alle types van dit in beton gegoten straatmeubilair werd Betonno’s. Kunst Daarnaast ontwikkelde het Rijk na de oorlog (1953) een zogenaamde percentageregeling, die inhield dat tenminste 1% van de bouwkosten moest worden bestemd aan een vorm van kunsttoepassing. De gedachte erbij was, dat kunst de mens verhief, inspireerde en emancipeerde. Zo zien we vaak bij de nieuwe openbare gebouwen beeldhouwwerk, mozaïek-, glas-, of wandkunst in het in- of exterieur van de gevels. Toegepaste kunst aan, in of bij nieuwe architectuur. Links gebouw Openbare Werken (Sportlaan), midden Prins Bernardplein, rechts glas-in-loodraam in de Rooms-katholieke Nicolaaskerk aan de Haringvlietweg

12
Catalogus van Betonno’s van de firma Denker uit Hilversum

13
2. Wederopbouw in Den Helder Het verhaal van de wederopbouw van Den Helder is pas echt goed te begrijpen als er een korte schets van de ruimtelijke ontwikkeling van de ontstaansperiode daarvóór wordt gegeven. Daarom wordt de eerste paragraaf van dit hoofdstuk daar aan gewijd. De historische stedenbouwkundige groei van Den Helder Het prille ontstaan van Den Helder begint vanuit het waddeneiland Huisduinen. Samen met het eiland Callinghe (waarop Callantsoog ontstond), maakte Huisduinen deel uit van de serie waddeneilanden, die wij nu nog kennen. Het dorpje Huisduinen, genoemd naar het eiland, dateert uit de 8e eeuw. Op hetzelfde eiland ontstond ten noordoosten van Huisduinen rond 1500 het gehucht Helder. Helder was evenals Huisduinen een “wandelende” plaats; had de zee weer een deel aan de westzijde verzwolgen, dan bouwde men het oostwaarts weer op. Zo hebben de gehuchten op het waddeneiland Huisduinen zich steeds meer naar het oosten verplaatst tot de technieken zodanig waren, dat een goede bescherming tegen de zee de plek kon stabiliseren. In de 15e en 16e eeuw werden aan de zuid- en oostzijde van het eiland gronden ingepolderd, tegenworodig bekend als de polder Helder en Huisduinen. Tevens werd in 1610 tussen de eilanden Huisduinen en Callantsoog de Oldenbarneveltsdijk aangelegd om de achterliggende zeedijken van de polders Wieringerwaard en Zijpe te beschermen tegen de zee. Kort daarna werden de slikgronden achter deze dijk gekocht door J. Lemaire, een door de handel op Indië rijk geworden koopman uit Antwerpen. Deze gronden werden in het begin van de 17e eeuw drooggelegd en de polder werd naar Lemaire vernoemd. Den Helder circa 1700 In 1781 besloot de toenmalige regering om op het noordoostelijke puntje van het vroegere eiland bij een getijdekreek landinwaarts, een haven aan leggen voor oorlogsschepen. De getijdekreek, die werd voorzien van lei- en vangdam en werd uitgediept, kreeg de naam Het Nieuwe Diep. Er werd in 1817 vanuit het Nieuwe Diep een kanaal aangelegd richting Zijpe, het kreeg de naam kanaal Nieuwediep-Zijpe.

14
Waarschijnlijk is met gebruikmaking van de vrijgekomen grond, een dijk pal er achter aangelegd. Zo kon kort daarna, met behulp van deze dijk in het oosten en de Oldenbarneveltsdijk in het westen, het tussenliggende gebied worden ingepolderd; dit werd de Koegraspolder. Rond 1800 bestond Den Helder door deze ontwikkelingen uit het voormalige eiland Huisduinen, met daar op de twee dorpen Huisduinen en Helder, de inpolderingen ten oosten van het vroegere eiland, een haven in het uiterste noordoosten en in het zuiden de polder Koegras. Door de Engels-Russische inval van 1799 achtte het toen heersende Napoleontische bewind het van belang dat Den Helder ook een landverdediging moest hebben. Daardoor werd begonnen met de Stelling van Den Helder: een gordel van vestingwerken welke vanaf de zuidzijde van de haven met een ruime boog tot aan de kust, aan de westzijde van het dorp Helder werden aangelegd. Helder zelf had in 1803 al een eigen omwalling gekregen. (zie afbeelding) Het dorp Helder begin 19e eeuw Het kanaal Nieuwediep-Zijpe werd in 1824 verbonden met het toen gegraven Noord- Hollandskanaal. Aan de noordkant kreeg het kanaal in 1828 een aftakking naar het dorp Helder, het Helders kanaal, als verbinding tussen het dorp en de haven. Rond de haven ontstond een kleine woonkern met de naam Het Nieuwe Diep. De aanleg van het Helders Kanaal maakte dat Het Nieuwe Diep en Helder langs dit water naar elkaar toe groeiden. Dit verklaart ook de locatie voor het in 1865 in gebruik genomen station, in het midden van de twee woonkernen, ter plekke van het huidige Koningsplein. Situatie circa 1860 na aanleg van de fortenlinie

15
De beide woonkernen groeiden in de loop van de 19e eeuw; echter de leefomstandigheden waren verre van rooskleurig. De huizen waren armoedig, klein en vochtig en er was sprake van speculatiebouw. De Woningwet van 1901 verplichtte de bouwers tot hogere bouweisen en de gemeente tot het maken van gemeentelijke uitbreidingsplannen. Den Helder heeft vanaf 1919 haar eerste uitbreidingsplan binnen de linie gemaakt (zie afbeelding). Om een herziening van dit eerste uitbreidingsplan te maken, werd al in 1933 contact gelegd met de befaamde stedenbouwkundige prof. Wieger Bruin. Vóór de oorlog zou het echter niet meer zover komen, maar na de oorlog wordt, gedwongen en versneld door de omstandigheden, door hem alsnog een groot uitbreidingsplan gemaakt. Uitbreidingsplan 1919 In 1940 was een deel van het stedenbouwkundig plan binnen de linie bebouwd, alhoewel toen wel al de eerste discussies speelden of men in de verre toekomst wellicht toch buiten de linie moest gaan bouwen. Deze discussie werd na de oorlog weer opgepakt. Situatie binnen de linie 1940 Huisduinen bleef al die tijd een klein dorp. Aan de kust werd later in de 19e eeuw nog wel fort Kijkduin aangelegd en werd de vuurtoren Lange Jaap gebouwd. Een klein buurtschapje in de Koegraspolder kreeg in 1909 de naam Julianadorp, ter gelegenheid van de geboorte van de latere Koningin Juliana.

16
De wederopbouwperiode In hoofdstuk 1, het verhaal van de landelijke wederopbouw, zijn gegevens vermeld, die van grote invloed zijn op het Helderse verhaal van de Wederopbouw. Deze zullen in dit hoofdstuk soms aangehaald worden, maar niet altijd meer uitgebreid beschreven worden. Duidelijk is, dat alle componenten die landelijk speelden, ook het verhaal van Den Helder bepaalden. Den Helder is, samen met andere havenplaatsen zoals IJmuiden, Vlissingen en Rotterdam gedurende de Tweede Wereldoorlog hard getroffen. In Den Helder werd het oude dorp afgebroken vanwege de aanleg van de Atlantik Wall. Door het verliezen van haar historische kern, het gedwongen creëren van een nieuw stadshart en de naoorlogse groei van de stad buiten de linie, veranderde Den Helder na de oorlog compleet van gedaante. Situatie 1945 In 1945 was Den Helder, – vóór de oorlog nog een beperkte stad met kleinschalige bebouwing- , compleet kaalgeslagen; het historische hart was weg, de bebouwing langs het Helder Kanaal afgebroken, overal bomkraters in de stad en een vernielde haven. Veel mensen zijn in de oorlogsperiode weggetrokken en hebben hun heil elders gezocht. Zicht op Den Helder 1945 Feiten en getallen op rij bij de start van de wederopbouw  Er zijn 117 bombardementen geweest  Daarbij waren 179 doden gevallen, 59 zwaar- en 112 lichtgewonden  Er zijn meer dan 100 Joden weggevoerd  Er zijn 20 verzetsstrijders omgebracht  Oud Den Helder is (vrijwel) geheel afgebroken

17
 Het totale aantal verwoeste of afgebroken woningen is circa 4000  In 1946 zijn er 30.00 inwoners in Den Helder ingeschreven  Er komen vele repatrianten terug uit Nederlands Indië Wie voerde de wederopbouw uit in Den Helder? Vanuit het Ministerie van Openbare Werken en Wederopbouw werden overal in het land Streekbureau ’s opgericht met de taak de gemeentes te assisteren bij hun taak van de wederopbouw. In Den Helder werd het Streekbureau Den Helder en Texel opgericht. De streekbureaus waren traditioneel gevormd: zij wilden het eigene en het karakteristieke van een locatie terugbrengen. Dit in tegenstelling tot veel gemeenten die de noodzakelijke nieuwe bouwfase tevens als een kans zagen om de veelal verouderde vooroorlogse woningen gelijktijdig te vernieuwen. De gemeente Den Helder wist het initiatief van het Streekbureau over te nemen en hervatte het vooroorlogse contact met de befaamde en vernieuwend denkende stedenbouwkundige Wieger Bruin om hen te begeleiden bij de ingrijpende klus van de wederopbouw. De Helderse Woningstichting, die in 1922 was opgericht, had sinds jaar en dag veel woningbezit in Den Helder en voelde vanuit die positie een grote verantwoordelijkheid om ook aan de wederopbouw mee te werken. Echter de gemeente was in opdracht van het Rijk gebonden aan allerlei regels en contingenten, waardoor zij de leidende rol op zich moest nemen en de rol van de Woningstichting bij de wederopbouw naar de achtergrond schoof. Enige bouwcomplexen werden door de gemeente opgepakt, en vervolgens in later tijd weer aan de Woningstichting overgedragen. Een langzame start In Den Helder verliep de wederopbouw enigszins traag. Er was een aantal discussiepunten en onzekerheden, die een ferme aanpak bij de start in de weg stonden.  De discussie omtrent traditioneel of modern bouwen (tussen Rijk en gemeente)  De discussie omtrent buiten de linie bouwen of niet; bij raadsbesluit december 1948 werd hiervoor een akkoord gegeven  In 1948 was een tentoonstelling nodig om aandacht te vragen voor de wederopbouw, de bevolking had er aanvankelijk niet veel vertrouwen in  De discussie omtrent hoogbouw of niet (portiekflats); raadsbesluit 28-2-1949  Pas in 1949 besloot het Rijk dat de Marine in Den Helder mocht blijven  Pas toen kon ingeschat worden voor hoeveel mensen er gebouwd moet worden.  Rond die periode werd ook duidelijk dat een relatief groot aantal repatrianten uit Indië in Den Helder zou worden geplaatst Eerste prioriteiten na de bevrijding Tussen 1946 en 1950 werden als eerste de volgende zaken aangepakt:  puin ruimen en zoveel mogelijk hergebruiken  het plaatsen van noodgebouwen  herstel van de gaten in de bestaande stedelijke structuur

18
Aan het puinruimen en het plaatsen van noodgebouwen wordt in hoofdstuk 3 dieper ingegaan. Bij het bombarderen van de Rijkswerf had een aantal bommen het doel gemist en was ten westen van de Rijkswerf, in de stedelijke structuur terecht gekomen. Het merendeel van deze “missers” was ontploft tussen de Rijkswerf en de spoorlijn, maar ook de van Galenbuurt en Tuindorp zijn daarbij niet ongehavend gebleven. Op de bommenkaart is te zien waar zij schade hebben aangericht. Bommenkaart In Den Helder zijn, vooral in het gebied van het huidige centrum herstelwerkzaamheden gerealiseerd. Zie hiervoor het hoofdstuk Centrum Den Helder. Het aanhelen van stedelijke en dorpse structuren werd, net als in heel Nederland mede nog onder invloed van de Streekbureaus Wederopbouw, ook in Den Helder op een traditionele bouwwijze gedaan. Dat was stedenbouwkundig verantwoord, omdat het historische beeld in feite gerestaureerd werd. Het betrof zowel woningen als openbare gebouwen. Bij de bouw werd zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de typisch vooroorlogse materialen zoals baksteen, Oudhollandse dakpannen, waar mogelijk houten kozijnen en anders betonkozijnen, en werd gekozen voor tuitgevels en zadeldaken. Wieger Bruin maakt een ontwerp voor Groot Den Helder Op aandringen van Rijk en Provincie werd Wieger Bruin in 1946 gevraagd een ontwerp te maken voor Groot Den Helder.

19
Uitbreidingsplan Wieger Bruin 1946 Binnen de linie werden de nog niet bebouwde locaties aan weerszijden van het spoor alsnog ingevuld. Dit betrof de Geleerdenbuurt, de Indische buurt en de Vogelbuurt. Daarvoor werd gekozen voor een strakkere vormgeving, dan het eerste uitbreidingsplan uit 1919 liet zien. Waar sprake was van gebogen straten, werden zij zoveel mogelijk rechtgetrokken om zo efficiënt en modern mogelijk te bouwen. Het meest moeilijk was om de stad weer een “hart” te geven. Bruin bedacht om het station en de spoorlijn terug te leggen tot een plek, waar het nieuwe hart van de stad zou moeten komen. Daarbij wilde hij een doorbraak naar de haven hebben vanuit dit nieuwe hart, door de Beatrixstraat aan te leggen. Voor het gebied buiten de linie creëerde Wieger Bruin een plan geheel volgens de wijkgedachte (zie inleiding Den Helder algemeen). Vanuit de historie onbebouwd, – de linie moest aan de buitenzijde nog altijd een ruim schootsveld hebben-, zag Bruin de linie vanwege de ruimte en de rust ideaal voor sport- en recreatievoorzieningen, én voor scholen. Op ruime afstand van de linie, ten oosten van de duinen, bedacht Wieger Bruin Nieuw Den Helder een ruime, groene en frisse wijk. Hij creëerde een patroon van enkele noord-zuidwegen, waarbij de vroegere Strooweg, de weg naar Alkmaar, Jan Verfailleweg werd. De Marsdiepstraat ten oosten daarvan en haaks daarop de Waddenzeestraat. De woonwijk in het westen werd Nieuw Den Helder West. Tussen Verfailleweg en Marsdiepstraat bedacht Wieger Bruin een ruim, groen park (het Kennedypark), met ten noorden en noordoosten daarvan een kleine woonwijk (de Rivierenbuurt). Het gebied ten oosten van de Verfailleweg zou in zijn geheel als Nieuw Den Helder bekend worden. Helemaal in het oosten, tussen de spoorlijn en het Noord-Hollandskanaal, bedacht hij de wijk De Schooten.

20
3. Eerste acties: puinruimen en noodgebouwen De eerste belangrijke acties na de bevrijding waren:  puin ruimen en zoveel mogelijk hergebruiken  het plaatsen van noodgebouwen  herstel van de gaten in de bestaande stedelijke structuur Deze acties vonden plaats grofweg tussen 1946 en 1950. In dit hoofdstuk komt het puin ruimen en het plaatsen van noodwoningen en noodgebouwen aan de orde. Het herstel van de stedelijke structuur wordt behandeld bij de desbetreffende hoofdstukken, in dit geval voornamelijk in het hoofdstuk over het nieuwe centrumgebied. Puin ruimen De hoeveelheid puin in de stad bedroeg kort na de oorlog duizenden kubieke meters. Dit puin was afkomstig van:  het afbreken van de bebouwing in Oud Den Helder, van de bebouwing aan de Kanaalweg, de Hoofdgracht en de Weststraat, alle uitgevoerd op last van de bezetter.  het slopen (vanaf juni 1945) van gemetselde en betonnen schuilgangen voor de bevolking bij luchtaanvallen  het slopen van de door het Duitse leger gebouwde kazematten in de stad  de afbraak van zwaar beschadigde gebouwen Eind 1945 besloot de gemeenteraad een deel van het puin te storten op de bermen van het Noord-Hollandskanaal. Dit werd uitgevoerd, maar bij raadsbesluit van 30 september 1946 weer verboden. Daarna werd voor dit doel een stuk gemeentegrond, achter het toenmalige terrein van de gemeentereiniging, aan de Rijksweg beschikbaar gesteld. Begin 1946 maakte de Reinigingsdienst een werkschema, over de volgorde van puinruimen in de stad. Het puinruimen in Oud Den Helder kreeg voorrang, omdat daar al in 1947 de eerste woningen zouden worden herbouwd. In juni 1946 werden daarom de werkzaamheden in zowel het noordelijke als het zuidelijk deel van Oud Den Helder reeds aanbesteed. Voor het puinruimen werden gedetineerden uit het “Bewaringskamp” Fort Erfprins ingezet, met instemming van zowel het “College van Algemeene Commissarissen voor den Wederopbouw”, als van het Gewestelijk Arbeidsbureau. De gedetineerden werden ingezet bij het puinruimen aan het Molenplein, en bij het vervoeren, bikken en optassen van alle “hele” stenen afkomstig van Oud Den Helder. De gemeente heeft geprobeerd puin te verkopen, maar daar was niet veel belangstelling voor. Om die reden heeft zij zelf ook zoveel mogelijk puin hergebruikt. Een mooi voorbeeld is het gymnastieklokaaltje aan de Pasteurstraat dit gebouwtje wordt vanwege ook andere kwaliteiten nader behandeld in het hoofdstuk omtrent de Geleerdenbuurt.

21
Lijst rond entreedeur van gymnastieklokaaltje aan de Pasteurstraat, gemaakt van oorlogspuin. Rechts detailopname. Noodgebouwen plaatsen Woningen: Het Rijk kon 800 woningen in natura kopen bij de Oostenrijkse systeembouwfirma Thermobau en gemeenten konden deze vervolgens weer van het Rijk kopen. Den Helder kocht in 1948 48 van deze montagewoningen. Daarvan werden er 38 in Huisduinen geplaatst en 10 aan de Borneolaan. Huisduinen kreeg er in verhouding veel, omdat deze houten huizen, ”geen wonderen van schoonheid” genoemd, “daar in de toekomst in ieder geval nog als seizoenwoningen zouden kunnen worden gebruikt”. Daarnaast was in Huisduinen vrij veel ruimte beschikbaar, want de houten huizen moesten vanwege de brandveiligheid ruim uit elkaar worden geplaatst. De noodwoningen aan de Badhuisstraat Overige noodgebouwen: In 1946 schonk het Zweedse Rode Kruis Nederland kant en klare bouwpakketten voor diverse functies. Deze pakketten konden worden aangevraagd bij het Ministerie van Wederopbouw en Volkshuisvesting en voor relatief weinig geld worden gekocht. Den Helder kocht een aantal van deze barakken. Zij werden in 1947 geplaatst aan de Hoofdgracht (als noodlokaal kweekschool), eveneens in 1947 aan de Hector Treubstraat (als school voor Voortgezet Lager Onderwijs) en in 1948 aan de Pasteurstraat (als lagere school; dit was de latere Groene Poolster). Voor de functie van ziekenhuis was een vijftal Zweedse barakken aan de Huisduinerweg geplaatst; in de jaren ́60 zijn die veelal hergebruikt ten behoeve van sportvelden en de Marine.

22
3.1 Analyse en waardering nog bestaande stedenbouw en architectuur De noodgebouwen die als woning voor een periode van 40 à 50 jaar zijn geplaatst, zijn alle in particuliere handen gekomen. Ze zijn allemaal nog aanwezig en in goede staat. De noodgebouwen voor openbare functies daarentegen zijn door de jaren heen allemaal verdwenen. De enige, die nog lang dienst heeft gedaan, was bekend onder de naam de Groene Poolster aan de Pasteurstraat. Het gebouwtje heeft na de functie van school nog dienst gedaan als natuur-en milieu-educatief centrum, maar werd in 2011 gesloopt. Stedenbouw en architectuur De noodwoningen in Huisduinen zijn geplaatst op een smalle, lange bouwkavel die ligt tussen de Badhuisstraat en de Duinweg. Enkele dwarsstraatjes verbinden genoemde wegen. Het aantal van 38 woningen is met hun gevels noord/zuid gelegen en in een lineair patroon met veel ruimte rondom geplaatst. Het inmiddels volwassen groen rondom de woningen is een positieve kwaliteit. Door hun ligging aan twee belangrijke toegangswegen, zijn de houten woningen zeer bepalend voor de mooie entree van Huisduinen. De noodwoningen aan de Borneolaan zijn geplaatst op een licht gebogen kavel die gelegen is tussen de Middenweg en de Timorlaan. Zij liggen aan de zuidelijke kant van de Borneolaan op een rustige plek, nabij de linie. Ook hier is de plaatsing ruim en is er veel groen rondom. De lichte buiging van de straat geeft de beleving van de huizen een extra kwaliteit. Zowel de woningen in Huisduinen als aan de Borneolaan uit 1948/1949 hebben een grote historische waarde als tijdsbeeld van een belangrijke fase in de Helderse geschiedenis. Het materiaalgebruik hout en de nog aanwezige eenheid in architectuur geven de woningen een natuurlijke en prettige uitstraling. Vroegere noodwoningen aan de Borneolaan

23
3.2 Aanbevelingen stedenbouw en architectuur Waardevol genoeg voor een plaatsing op de lijst van beeldbepalende panden  De houten woningen aan de Badhuisstraat in Huisduinen (geschied)  De houten woningen aan de Borneolaan uit 1948/1949 met de volgende beschrijving: De karakteristiek van de houten woningen uit 1948/1949 wordt gevormd door de separate hoofdvorm per woning, maar vooral door het materiaal hout, dat op de begane grond meestal staand en in de top liggend is toegepast. De rode Oudhollandse dakpannen, maken deel uit van het vriendelijke karakter van de woningen. Daarnaast is de dikte van het kozijnhout belangrijk voor de karakteristiek. De ruime opzet van de woningen is eveneens van essentieel belang voor de karakteristiek van deze woningen. Veiligstellen middels het bestemmingsplan  De ruime, groene opzet (geen grote uitbouwen toestaan, geen afsplitsingen van kavels toestaan en de tuinen de bestemming “groen” geven).  Bestaande goot-en nokhoogtes vastleggen Overig advies  In de Welstandsnota bepalen om bij aanbouwen zoveel mogelijk te kiezen voor gebruik van hout in een niet contrasterende vormgeving.  Goede voorlichting beschikbaar hebben omtrent de kwaliteit van de stedenbouw en architectuur van de noodwoningen (bijvoorbeeld informatie op de website of middels folders)

24
4. Nieuw Oud Den Helder Karakteristiek Nieuw Oud Den Helder wordt gekenmerkt door een naoorlogs stedenbouwkundige aanleg, binnen een historische omwalling. Omdat de herbouw van het oude dorp één van de eerste naoorlogse acties was, is de wederopbouwarchitectuur op traditionele manier uitgevoerd. Her en der zijn nog voormalige buurtwinkeltjes, ambachtelijk gemetselde tuinpoorten, een hofje, een wijkgebouw, een school, alles rond een centraal groen gebied. Opmerkelijk zijn twee opvallende vooroorlogse gebouwen aan de J. van Heemskerkstraat, die in de oorlog niet zijn gesloopt, omdat zij in gebruik waren genomen door de Duitsers. Detaillering van tuinmuur aan de St. Van de Hagenstraat

25
Historie De hoofdvorm en begrenzing van het oude Den Helder is sterk bepaald door de ligging van het allereerste dorp Helder, op de noordwestelijke punt van het voormalige eiland Huisduinen. Zie hiervoor ook het inleidende algemene verhaal over de wederopbouw in Den Helder. De Prins Willem Alexander Singel, die in de jaren ’30 van de 20ste eeuw tegen het oude dorp werd aangelegd, benadrukt door zijn vorm duidelijk de oude dorps omwalling aan de zuidzijde. Aan de westzijde van het oude dorp lag Fort Erfprins en aan de noordzijde de zeedijk. Om de Atlantik Wall te realiseren heeft de Duitse bezetter tijdens de jaren ’40 vrijwel de hele buurt Oud Den Helder afgebroken, evenals de bebouwing langs het Helders kanaal. Men wilde een vrij zicht hebben op de kust vanwege mogelijke geallieerde invasies. De oude artilleriekazerne uit 1860 aan de Jacob van Heemskerckstraat is blijven staan, omdat zij door de Duitsers zelf in gebruik was genomen. Geldgebrek na de oorlog was er de oorzaak van dat deze vooroorlogse gebouwen er nu nog staan. Den Helder 1946 In rood is aangegeven welk deel van Den Helder werd afgebroken voor de Atlantik Wall Nieuw Oud Den Helder kon vrijwel in zijn geheel binnen de nog herkenbare historische omwalling worden herbouwd. Het oude dorp kreeg vorm in de eerste helft van de jaren ’50. Het westelijk deel van de bebouwing langs het Helders Kanaal is vrijwel gelijktijdig herbouwd en het oostelijk deel (het dichtste richting de haven) werd in de jaren ‘70 bebouwd. Kort na de oorlog werd er tussen het Streekbureau Den Helder-Texel en de gemeente een flinke discussie gevoerd over de wijze van herbouwen van Oud Den Helder. Het Streekbureau wilde een traditionele, intieme buurt terugbouwen, maar de gemeente en Wieger Bruin wilden een duidelijk vernieuwende stedenbouw. De overtuigingskracht van de laatsten was groter dan die van het Streekbureau, en in plaats van het oorspronkelijke organische stratenpatroon van oud Den Helder kwam er een nieuw rationeel plan volgens de nieuwste stedenbouwkundige ideeën. Na veel over en weer gepraat, waarop het plan helaas wel in kwaliteit inboette, werd het nieuwe plan in 1950 door het Rijk goedgekeurd en vastgesteld.

26
Wieger Bruin gebruikte voor zijn eerste plan exact de oorspronkelijke begrenzingen van de vroegere omwalling: aan de zuidzijde de singel, aan de westzijde de grens met Fort Erfprins en aan de noordzijde de dijk. Het eerste stedenbouwkundig plan van Wieger Bruin Bruin ontwierp aanvankelijk een plan met een duidelijke oost-westas (de huidige Willem Barentszstraat), die begon bij de Kanaalweg. Rond het midden van deze as wilde hij een ruime, centrale groene plek, met aan de zuidzijde van die groene plek, een kerk. Haaks op de as werden aan de zuidzijde, aan weerszijden van de kerk, dwarsstraatjes gedacht met blokjes eengezinswoningen. Aan de zijde van Fort Erfprins werd een drietal parallelle, geknikt noord-zuid lopende straten geprojecteerd met eveneens eengezinswoningen en aan de noordzijde van het wijkje, tegen de dijk, werd een drietal hofjes getekend (het latere Dorus Rijkershofje). Dit hofje was het enige traditionele element in de nieuwe stedenbouwkundige plattegrond. Aan de zuidzijde, in de C. de Houtmanstraat en J. Hoogerwerfstraat bedacht had Wieger Bruin kleine bedrijven. De belangrijkste structuren werden in het plan voorzien van dubbele bomenrijen. Dit eerste plan haalde het niet. De provincie vond het aantal woningen te gering en verplichtte de gemeente het plan aan te passen. De groene ruimte ten zuiden van de as werd verkleind en ten noorden van de as werd het stratenpatroon dichter. De dubbele bomenrijen moesten in het noordelijk deel daardoor verdwijnen; het werd gecompenseerd door wat extra groen in de vorm van plantsoentjes aan de Willem Barentszstraat te projecteren. Ook werden er drie hoge flats ten oosten van het Dorus Rijkershofje gepland, welke uiteindelijk nooit zijn gerealiseerd. Omdat het Hervormde kerkbestuur op het laatste moment afzag van de bouw van een kerk op de centrale plek in nieuw Oud Den Helder, en liever in het Nieuw Den Helder West bouwde, werd het plan bijgesteld en werd op die plek langs de Willem Barentszstraat de eerste “hoogbouw” van drie-verdieping portiekflats ontworpen, een

27
vorm van bouwen waar kort daarvoor, na veel discussie in de gemeenteraad in 1949 mee was ingestemd. In 1952 werden deze portiekflats ontworpen en in circa 1954 gereed. Het tweede plan van Wieger Bruin na wijziging

28
4.1 Analyse en waardering nog bestaande stedenbouw en architectuur Hoewel het nieuwe Oud Den Helder door de vastomlijnde structuur van de vroegere omwalling een bepaalde beslotenheid heeft, is het door de noodzakelijke aanpassingen aan het stedenbouwkundig plan van Bruin, met name door de grote woningdichtheid, het weinige groen en het wegvallen van een bindend centraal accent (de kerk), geen opvallende stedenbouwkundige eenheid geworden. Stedenbouw Hoofdstructuur in samenhang met bebouwing: Hoewel de hoofdstructuur van de Willem Barentszstraat nog intact is, is de as qua architectuur minder representatief geworden dan bedoeld. Het centrale accent, dat voor de kerk in de plaats kwam, -het bejaardenhuis aan de Willem Barentszstraat-, is door zijn later gewijzigde voorkomen een contrasterend object in relatie tot de omliggende bebouwing geworden. Dit gebouw aan de Willem Barentszstraat vormt door contrasterend kleur- en materiaalgebruik geen eenheid meer met zijn omgeving. De architectuur aan de westzijde van de Willem Barentszstraat heeft door meerdere, niet harmonische verbouwingen in de loop van de tijd, aan kwaliteit ingeboet. De oorspronkelijke eenheid van woningen met hoekwinkeltjes, is nauwelijks meer herkenbaar. De westzijde van de Willem Barentszstraat (foto links en rechts) heeft zijn eenheid verloren door zeer divers gebruik en vele individuele verbouwingen

29
De oostzijde van de Willem Barentszstraat daarentegen vormt voor wat betreft het middendeel nog een eenheid doordat de 3-verdieping portiekflats een uniform beeld geven geven. Doordat zij, geheel volgens de wijkgedachte, langs de belangrijkste verkeersader zijn geplaatst, geven zij een harmonisch, maar tegelijkertijd markant accent aan deze belangrijke stedenbouwkundige structuur. Aan de oostzijde van de Willem Barentszstraat (1952-54) staan portiekflats; zijn als type gebouw destijds vernieuwend, maar nog afgedekt met het traditionele zadeldak Groen in samenhang met bebouwing Het centraal gelegen plantsoen tussen de IJsbrand Kuiperstraat, Klaas Duitstraat en Jan Bijlstraat, geeft nieuw Oud Den Helder kwaliteit, temeer daar er ook nog reliëf in aanwezig is dat doet denken aan het duinlandschap rondom. Enkele functies zoals het wijkcentrum, een jongerensoos en een appartementencomplex hebben in dit groengebied een functie gekregen. De centrale groene ruimte is een geliefde speelplek Het wijkgebouw Het Kraaiennest uit 1953 (met nog gave architectuur) en het jongerencentrum (een voormalige gymnastiekzaal), welke in dit plantsoen liggen, bezitten beide kenmerkende wederopbouwarchitectuur. Het wijkgebouw laat nog zeer traditionele kenmerken zien, zelfs de oorspronkelijke kleur groen is nog aanwezig. De gymnastiekzaal daarentegen bezit de “latere jaren vijftig architectuur”. Er is bij dit

30
gebouw een meer structurele opbouw zichtbaar, er zijn modernere materialen gebruikt en de kenmerkende kleuren blauw en wit zijn ook nu nog aanwezig. De panden vormen als een cluster van voorzieningen nog steeds een nuttige functie in de nieuw Oud Den Helder als samenbindend element. In het groen gelegen voorzieningen (wijkgebouw en vroegere gymnastiekzaal) spelen een rol als bindend element Van de aanvankelijk door Wieger Bruin geplande groenstroken is alleen die aan de Cornelis Ditostraat en de Willem Barentszstraat nog aanwezig. De Ditostraat is door de ruimere opzet en het midden plantsoen met bomen één van de mooiere woonstraten van Oud Den Helder. Architectuur Dorus Rijkershofje Een groen plantsoen met bomen geeft kwaliteit aan de C. Ditostraat Het Dorus Rijkershofje, aanvankelijk bestaand uit drie hofjes, dateert van circa 1950. Het meest westelijke hofje werd halverwege de jaren ‘70 gesloopt vanwege de noodzakelijke dijkverhoging. Het hofje is vanwege de traditionele plattegrond een interessante invulling binnen een moderne stedenbouwkundig plan. Het oogt vriendelijk, met name het westelijke hofje, vanwege de eenheid in architectuur, terwijl bij het oostelijke hofje de eenheid in architectuur is verdwenen.

31
Winkeltjes Het westelijke Dorus Rijkershofje In nieuw Oud Den Helder zijn oorspronkelijk meerdere (hoek)winkeltjes gebouwd, die helaas hun functie als zodanig hebben verloren. De winkeltjes zijn nog wel goed herkenbaar, hetgeen het stratenpatroon verlevendigt en het verhaal van de eerste aanleg nog herkenbaar houdt. Zij hebben nieuwe bestemmingen gekregen als woning, kantoor, dienstverlening, opslagruimte of kinderdagverblijf . De oorspronkelijke buurtwinkeltjes zijn nog herkenbaar, maar allemaal van een nieuwe bestemming voorzien

32
Eenheid in architectuur Door de seriematige bouw van de wijk in een relatief korte periode, was aanvankelijk heel nieuw Oud Den Helder een architectonische eenheid. Belangrijke rol daarin was weggelegd voor de Helderse Woningstichting, omdat de woningen veelal na de bouw aan hen werden overgedragen. Bouwkundige ingrepen werden onder hun beheer in zijn totaliteit en op een eenvormige manier uitgevoerd. Deze eenvormige aanpak was en ís nog steeds van groot belang voor de ruimtelijke kwaliteit in nieuw Oud Den Helder. Een deel van de woningen is inmiddels door de Woningstichting aan particulieren verkocht. De woningen worden hierdoor individueel onderhouden, waardoor het eenvormige beeld nu langzaam aan het verdwijnen is. Tegenwoordig is vooral nog ten noorden van de Willem Barentszstraat nog een eenheid in de architectuur te zien. In de straten ten zuiden van de Willem Barentszstraat is inmiddels een grote variatie aan kleuren, dakhoogtes, dakopbouwen, dakkapellen, voordeuren, kozijnen en erfafscheidingen zichtbaar. Eenheid in de IJsbrand Kuiperstraat(links) en individualiteit in de straten ten zuiden van de Willem Barentszstraat (rechts) Architectuur: bijzondere details De woonstraten met eengezinswoningen hebben soms bijzondere details. Zij zijn voorzien van gevarieerde betonnen of bakstenen voordeuromlijstingen, of er zijn aan de gevel metselwerkaccenten zichtbaar. Aan de korte zijgevels zijn, om de binnentuinen af te sluiten op enkele plaatsen nog ambachtelijk gemetselde bakstenen tuinmuren met poortachtige elementen daartussen. Verder zijn van oorsprong vaak kleine, traditionele schuurtjes met een zadeldakje in de tuinen geplaatst of zijn opslagruimten bij elkaar geplaatst. De genoemde elementen zijn opmerkelijk traditioneel te noemen in de moderne plattegrond van de buurt. Daarmee zijn zij een voorbeeld uit een tijdvak waarin men nog stoeide met de overgang tussen traditioneel en modern bouwen.

33
Er is een grote variatie aan aardige deuromlijstingen in nieuw Oud Den Helder Karakteristieke bakstenen muren schermen de tuinen af als poorten met mooie hoekdetails Metselwerkaccenten op de hoeken en halfronde venstertjes en vriendelijke schuurtjes

34
Vooroorlogse bebouwing Het niet afgebroken kledingmagazijn (1911), aan de Jacob van Heemskerkstraat 1, is in verband met de wederopbouw noemenswaard vanwege het feit dat het Streekbureau Wederopbouw hier was gevestigd. Het pand is reeds beschermd als gemeentelijk monument. De beide gebouwen van de voormalige artilleriekazerne (1860 en circa 1910) zijn als relicten van het vooroorlogse hart van oud Den Helder eveneens van historische waarde. Zij herinneren nog aan de periode dat Den Helder een landmacht garnizoen had. De Duitse bezetter heeft deze gebouwen in gebruik genomen. Met name het meest zuidelijke gebouw (linker foto) van deze twee bezit nog een grote architectonische kwaliteit. Gebouwen van de voormalige artilleriekazerne bezitten een historische waarde voor nieuw Oud Den Helder

35
4.2 Aanbevelingen nieuw Oud Den Helder Op bijgevoegde waarderingskaart zijn de waardevolle stedenbouwkundige structuren en/of architectuur aangegeven. Waardevol genoeg voor een status als gemeentelijk monument:  Het kledingmagazijn uit 1911 aan de Jacob van Heemskerkstraat (geschied)  Het wijkgebouw Het Kraaiennest met bakstenen hekpilaren ervoor met de volgende redengevende omschrijving: Wijkgebouw uit 1953 van algemeen cultuurhistorisch belang als voorbeeld van wederopbouwarchitectuur. Het pand bezit een architectuurhistorische waarde vanwege de traditionele stijlkenmerken van de vroege wederopbouw, het baksteengebruik, het flauwe zadeldak en het (groene) kleurgebruik. Als nieuw type gebouw, in een typische wederopbouwwijk heeft het wijkgebouw ook een typologische waarde. De bakstenen hekpilaren dragen bij aan de verbijzondering van de entree van het gebouw. Waardevol genoeg voor plaatsing op de lijst van beeldbepalende panden:  Het westelijke Dorus Rijkershofje (geschied) met de volgende beschrijving: U-vormig hofje dat bestaat uit woningen van één bouwlaag en een doorlopend zadeldak. In het midden staat een borstbeeld van Dorus Rijkers. De karakteristiek bestaat uit de eenvormigheid. Alleen als kleur en materiaalgebruik eenduidig zijn, behoudt het hofje zijn waardevolle karakter. Waardevolle bakstenen afscheidingsmuren, bij de hoekpanden en aan de straat.  De gemetselde tuinmuren met poorten en hoekaccenten aan de S. van de Haghen en H. Hudsonstraat met de volgende beschrijving: Waardevolle bakstenen tuinmuren als afsluiting van de binnentuinen van de panden aan de C.Botstraat en de Linschotenstraat uit 1948 van architect Joh. A. peters uit Den Helder.

36
Karakteristiek zijn de gemetselde velden in de muur, de ezelsrug als afdekking, de ronde openingen in de kwartronde verbindingsmuren en de betonnen bollen op de overgangen.  De portiekflats aan de Willem Barentszstraat met de volgende beschrijving: Vijf 3-verdiepingflats met zadeldak. De karakteristiek wordt gevormd door de hoofdvorm, het zadeldak, het baksteengebruik, de kleuren groen en beige en de eenvormigheid in materiaal- en kleurgebruik. Beschermen middels het bestemmingsplan  De vroegere buurtwinkeltjes (goothoogte, nokhoogte en hoofdvorm)  De centrale groene ruimte met haar reliëf (groenbestemming)  De aanwezige voorzieningen zoals wijkgebouw en het jongerencentrum (bestemming)  De groenstrook in de Cornelis Ditostraat en aan de Willem Barentszstraat (groenbestemming)  De plattegrond en hoofdvorm van het Dorus Rijkershofje (bouwvlak, goothoogte, nokhoogte en bestemming)  De portiekflats aan de Willem Barentszstraat (goothoogte, nokhoogte en bestemming) Overig advies  Verhoogde toetsingseisen bij verbouwingen voor objecten aan de Willem Barentszstraat vanwege de representativiteit als belangrijke doorgaande weg.  Nauw overleg opstarten met de Woningstichting in geval van wijzigingen aan de genoemde bouwkundige waarden. De Woningstichting is een belangrijke partner om afspraken mee te maken inzake behoud van de ruimtelijke kwaliteit.  Stimuleren van het oprichten van Verenigingen van Eigenaren (VVE’s) bij verkoop van woningblokken aan particulieren.  Voorlichting geven aan de bewoners van nieuw Oud Den Helder, hen wijzen op de aanwezige kwaliteiten zoals de tuinmuren en de deuromlijstingen, en op het

37
belang van een eenheid in de architectuur, bijvoorbeeld door een tentoonstelling in het Kraaiennest hier over in te richten. Herdenkingssteen aan de Planciusstraat afbeelding van de uit de as herrijzende Phoenix Ontwerp M. Beekhuis van Till

38
Waarderingskaart nieuw Oud Den Helder LEGENDA Stedenbouwkundig Lijn geel: Lijn oranje: Lijn groen: Architectuur O geel: O oranje: O rood: X rood: X zwart: stedenbouwkundige aanleg uit wederopbouwperiode stedenbouwkundige aanleg met gave architectuur uit wederopbouwperiode stedenbouwkundig waardevol groen in relatie tot wederopbouwperiode wederopbouwarchitectuur beeldbepalende wederopbouwarchitectuur waardevolle wederopbouwarchitectuur met kenmerkende typologie waardevolle wederopbouwarchitectuur gesloopt verstorende architectuur binnen wederopbouwconcept

39
5. Geleerdenbuurt en Indische buurt Karakteristiek Dit hoofdstuk gaat over de Geleerdenbuurt en de Indische buurt, beide binnen de linie westelijk gelegen van het spoor en beide vóór de oorlog nog niet volgebouwd. De Indische buurt was in 1940 al verder ingevuld dan de Geleerdenbuurt. De open ruimten zijn daar na de oorlog ingevuld met enkele interessante projecten uit de wederopbouwperiode, met name scholen. De Geleerdenbuurt wordt vooral gekenmerkt door het contrast tussen bestaande vooroorlogse, kleinschalige rijtjes bebouwing in gebogen straten (het typische tuindorp) én de naoorlogse, lineaire, hogere bebouwing in rechte straten. De hogere nieuwbouw gaat soms een duidelijke confrontatie aan met de bestaande jaren ’30 architectuur. Een kleine zijsprong maken we in dit hoofdstuk naar de Florastraat in Tuindorp vanwege een herstelactie van de historische structuur door een bominslag tijdens de oorlog. De Opstandingskerk als markant voorbeeld van wederopbouw in de Geleerdenbuurt

40
Historie Het grondgebied waarop de Geleerdenbuurt en de Indische buurt zijn ontstaan, maakt deel uit van het nieuwe ingepolderde land en lag er in de 19e eeuw nog geheel onbebouwd bij. Op een kaart uit 1890 is het rationele verkavelingspatroon te zien van deze rond 1500 drooggelegde polder. Het zuidelijk gedeelte werd vanuit een middenlijn (de latere Middenweg) verkaveld. Situatie Den Helder 1890 Begin 20ste eeuw werden gemeenten vanuit het Rijk gestimuleerd om meer planmatig te gaan denken. De Woningwet van 1901 verplichtte hen om uitbreidingsplannen te maken. De gemeente Den Helder had rond 1920 haar eerste uitbreidingsplan voor de gehele stad binnen de linie gereed. Uitbreidingsplan van 1919 Voor het gebied grofweg tussen Brakkeveldweg en Prins Willem Alexandersingel, is te zien dat de Middenweg in dit eerste uitbreidingsplan gebruikt is als centrale as en dat straten aansluiten op de haakse verkaveling. Echter, het stratenpatroon in het zuidelijk

41
deel van de stad, ter plekke van Tuindorp is ingevuld met een kenmerkende vooroorlogse aanleg met gebogen of geknikte straten met veel groen en bomen. De gedachte dat iedere burger een eigen tuintje had en daar welzijn van ondervond, was een uitgesproken tuinstadgedachte. Het vooroorlogse uitbreidingsplan liet verder een flinke groenstrook zien langs de linie, met in de meest westelijke punt het Timorpark. Bij het uitbreken van de oorlog in 1940 was het Tuindorp bebouwd ten oosten van de huidige Lorentszstraat. Als enkele losse straten waren de Erasmusstraat, Prof. Zeemanstraat en Hugo de Grootstraat al bebouwd, alsmede de Hector Treubstraat, Buys Ballotstraat en van Leeuwenhoekstraat. In de Indische buurt waren nog open stukken oostelijk van het Timorpark. Situatie Den Helder in 1940 Het Uitbreidingsplan van 1919 werd na de oorlog door de omstandigheden aangepast. De tuindorpachtige stedenbouw moest men verlaten, want het was niet efficiënt genoeg om grote aantallen woningen te halen. Een uitzondering werd gemaakt voor het herstel van een klein stukje Tuindorp aan de Florastraat, waar een bominslag het fraaie arbeidersbuurtje ten westen van de Brakkeveldweg een gat in de bebouwing had geslagen. Voor de nieuwbouw koos men voor de inmiddels noodzakelijke “hoogbouw”. De plattegrond van de oorspronkelijke polderverkaveling werd weer opgepakt: een rationele verkaveling die uitging van de Middenweg als centrale as: goedkoop en efficiënt grondgebruik. De Pasteurstraat en Sportlaan met daartussen in de Prof. Blokstraat, werden als nieuwe oost-westlijnen in de Geleerdenbuurt gerealiseerd; de Lorentszstraat stond als verbindend element haaks daar op. Van deze laatste straat was reeds het oostelijk deel, richting Boerhavestraat, gerealiseerd vóór de oorlog. Op de snijlijn van de Pasteurstraat en de Lorentszstraat, werd als stedenbouwkundige markering in 1959 de Opstandingskerk met pastorie en bijbehorende Prinses Marijkeschool daarachter gebouwd. De nieuwe haakse structuur van de Pasteurstraat en Lorentszstraat werd aan respectievelijk de noordzijde en oostzijde ingevuld met portiekflats van drie verdiepingen (1954). Enige plantsoenen rondom moesten de hoogte van deze bebouwing

42
compenseren. Aan de overzijde van de Lorentszstraat werden eengezinswoningen met op de hoeken duplexwoningen gebouwd (welke later weer tot één woning zijn gewijzigd). Op de kruising van de Pasteurstraat en de Lorentszstraat, werd een flink plantsoen bedacht, waarin een gymnastiekgebouwtje met sportveld werd gebouwd. Westelijk van dit gymnastiekgebouwtje werd aan de Pasteurstraat één van de noodscholen van het Zweedse Rode Kruis gebouwd, toen bekend onder de naam School 4. Dit verwees naar de gesloopte school 4 in Oud Den Helder, die hier een noodonderkomen kreeg. Deze noodschool werd later het milieu-educatief centrum De Groene Poolster. Anno 2012 wordt op deze plek de Brede School gebouwd. De aansluiting van de Lorentszstraat op de linie werd zodanig gemaakt dat de linie visueel zichtbaar bleef. Er werd een open ruimte gecreëerd, welke aan beide zijden werd begrensd door twee markante gebouwen, namelijk het gebouw van Openbare Werken aan de oostzijde (1955) en de Technische school (1955) aan de westzijde. Geheel passend in de visie van Wieger Bruin om de scholen in de mooie, rustige liniezone aan te leggen, werd verderop aan de Sportlaan de Sint Cecilia ULO gebouwd in 1958/59 en de huidige Verrekijker aan de Lupinestraat (1956). De gehele Prof. Blokstraat en delen van de zuidelijke Middenweg (tussen Sportlaan en Pasteurstraat) werden vanaf 1949 bebouwd met eengezinswoningen naar ontwerp van de Helderse architecten J.A. Peters en J.J. van der Leek. Dezelfde architecten bouwden ook de huizenblokjes aan de Billitonstraat (1948) ten noorden van de Middenweg. In 1953 werd aan de westzijde van de Middenweg, nabij de linie eveneens een drie- verdiepingportiekflat gebouwd, met traditionele elementen zoals het zadeldak, de baksteenbouw en de bakstenen tuinmuren, vergelijkbaar met die in nieuw Oud Den Helder. Het ontwerp was van de Helderse architect H. Visser. Er tegenover aan de Middenweg, hoek Sportlaan werd in 1967 een galerijflat gebouwd voor “onvolledige gezinnen”. De galerijflat bezit bijzondere erkerraampjes aan de Sportlaanzijde. Ook op de nog niet ingevulde plekken in de Indische buurt werden meerdere scholen gebouwd. De school is een van de belangrijkste gebouwtypes van de wederopbouw. De enorme naoorlogse groei van jonge kinderen (babyboom), maar ook de uitgesproken verzuiling van die periode (iedere godsdienst had zijn eigen school) waren daar oorzaak van. De meest prominente, maar in 2009 afgebroken school, was het lyceum met muziekkoepel aan de Molukkenstraat, een ontwerp van Wieger Bruin uit 1956. Alleen de bijbehorende muziekkoepel resteert nog van dit imposante schoolcomplex.

43
Afbeelding voormalig lyceum aan de Molukkenstraat, gebouwd door Wieger Bruin Achtereenvolgens werd in 1953/54 aan de Lombokstraat de Kluft gebouwd, in 1954 aan de Celebesstraat de Comeniusschool gebouwd, de Meester Ruderschool aan de Bankastraat 49 (1949) en de Julianaschool met gymnastieklokaal aan de Lombokstraat (1955).

44
5.1 Analyse en waardering nog bestaande stedenbouw en architectuur De Geleerdenbuurt is een mengeling van voor- en naoorlogse bouw. De naoorlogse (steden)bouw is direct herkenbaar door het strakkere, meer lineaire stratenpatroon en de functionelere architectuur van eengezinswoningen en portiekflats. Uiteraard is deze bebouwing ook hoger. De ontmoetingen van voor- en naoorlogs zijn op enkele plekken markant en vertellen zo hun eigen verhaal. De contrasten tussen voor-en naoorlogs en hoog en laag Stedenbouw Hoofdstructuur met bijbehorende bebouwing De Pasteurstraat en Lorentzstraat vormen de basisstructuur van deze invullocatie binnen de linie. Waar zij elkaar ontmoeten is een stedenbouwkundige markering gebouwd in de vorm van de Opstandingskerk. Deze kerk vormt enerzijds de verbinding tussen de belangrijkste hoofdstraten van deze naoorlogse invulling en anderzijds een verbinding tussen het voor- en naoorlogs bouwen. Door deze belangrijke spilfunctie, is de Opstandingskerk het meest toonaangevende wederopbouwgebouw van de Geleerdenbuurt. Daarnaast is de architectuur van de kerk een uitgesproken en gaaf voorbeeld van de naoorlogse kerkbouw, voorzien van een losstaande klokkentoren. De Opstandingskerk vormt een belangrijk markeringspunt in de Geleerdenbuurt. De kerk vertoont bijzondere wederopbouwkenmerken, zoals de betonnen ornamentiek van rondjes en kruisjes en de losstaande klokkentoren.

45
Een belangrijke stedenbouwkundige tegenhanger van de Opstandingskerk wordt gevormd door de gebouwen van Openbare Werken en de vroegere Technische School aan de Sportlaan. De ruimte tussen deze gebouwen in biedt zicht op de groene linie daar achter. Het gebouw van Openbare Werken is een uitgesproken exponent van de Wederopbouw, gebouwd als kantoor van waar uit de gehele wederopbouw van Den Helder werd aangestuurd. De vroegere functie wordt verbeeld in het reliëf aan de noordgevel van het gebouw. Daarnaast is de architectuur kenmerkend voor het functionalisme uit de periode van de wederopbouw en van een zodanige gaafheid dat het gebouw als zeer waardevol beoordeeld wordt. Gebouw van Openbare Werken uit 1955. Rechts “Het dienen van de gemeenschap” kunstwerk aan de zijgevel van het gebouw van Openbare Werken van Huib de Ru 1958. De voormalige Technische school tegenover het gebouw van Openbare Werken is door haar massa als tegenhanger van dit gebouw stedenbouwkundig van belang. De architectuur is nog in de trant van de wederopbouw met een sterke erkerachtige, betonnen uitbouw aan de Sportlaanzijde. Helaas is de school zelf door toevoegingen uit later tijd (trappenhuis en entreeportaal) architectonisch niet meer gaaf. Behoud van het gebouw is voor de totale context van de architectuur en stedenbouw op deze locatie in de Geleerdenbuurt zeker van belang. Ook de bijbehorende gymnastiekzaal aan de Sportlaan bezit nog interessante wederopbouwkenmerken, met name het siermetselwerk in de gevel van de Sportlaankant is van ambachtelijke waarde. De vroegere LTS aan de Sportlaan met bijzondere betonnen erker.

46
Groen met bijbehorende bebouwing De bij de technische School behorende gymnastiekzaal Het plantsoen over de lengte van de Lorentszstraat is van wezenlijk belang als compensatie van de hoogbouw aan de oostzijde. Het accentueert de as en biedt zicht op zowel de Opstandingskerk als op de linie. Van een groter stedenbouwkundig belang is het plantsoen aan de Pasteurstraat met het gymnastiekgebouwtje. De open, groene ruimte is als belangrijke open plek in een sterk verstedelijkt gebied noodzakelijk. Het groen en het gymnastieklokaaltje is als eenheid aangelegd en daarom samen stedenbouwkundig van waarde. Het gymnastieklokaaltje is niet van een zodanige grootte, dat zij de groene ruimte verstoort. Het gebouw is, zij het in een wat verwaarloosde staat, een opmerkelijk gaaf voorbeeld van wederopbouwarchitectuur. Meest bijzonder is de betonlijst rond de hoofdentree, welke is samengesteld van gemalen oorlogspuin (zie ook hoofdstuk 3). Het gymnastiekgebouwtje aan de Pasteurstraat uit 1953

47
Herstel stedenbouwkundige structuur Florastraat In het nabijgelegen vooroorlogse “Tuindorp” van stadsarchitect S. Krijnen, is aan de Florastraat een opmerkelijke naoorlogse, typische wederopbouwinvulling zichtbaar, die daar werd gebouwd vanwege de beschadigingen door een bominslag uit 1940. Het contrast tussen de gedetailleerde vooroorlogse woningen en de sobere naoorlogse, is opmerkelijk. In dit wijkje vertelt deze “aanheling” een deel van het verhaal van de oorlog en de herstelwerkzaamheden aan de stedelijke structuur. Architectuur Eenvormigheid in architectuur Florastraat, herstelde structuur na bombardement De portiekflats aan de Pasteurstraat en de Lorentszstraat, zijn als vroege voorbeelden van “hoogbouw” binnen de linie waardevol. De flats laten vanwege de relatief vroege naoorlogse bouw nog traditionele kenmerken zien: gebruik van baksteen, het zadeldak en deuromlijstingen. Bij de flats is sprake van een architectonische eenheid en daardoor van ruimtelijke kwaliteit. Portiekflats aan de Lorentszstraat Dezelfde vroege traditionele portiekflatbouw is zichtbaar bij de flat aan de Middenweg, in dit geval nog voorzien van bakstenen afscheidingsmuren van het binnenterrein zoals die ook in nieuw Oud Den Helder nog zijn. Genoemde flat vormt nog een gave architectonische eenheid.

48
Flatgebouw aan de Middenweg uit de vroege jaren ’50; de binnentuin wordt gemarkeerd met bakstenen muren De eengezinswoningen aan de Prof. Blokstraat (1949) bezitten ook nog steeds een eenheid, die zelfs in de tuinmuurtjes (bij restauratie) is doorgevoerd. De straat biedt hierdoor een eenvormig, rustig beeld, hetgeen leidt tot ruimtelijke kwaliteit. Ook de woningen aan de Billitonstraat (1948) en nabij gelegen Madurastraat bezitten nog deze harmonieuze eenheid. Billitonstraat: nog een eenheid in bebouwing De eenheid in architectuur is bij deze straten van cruciaal belang. Komen de woningen in particuliere handen, dan is de eenvormigheid weg en daarmee de kwaliteit binnen een aantal jaren verdwenen. Typologie: scholen Het grote aantal scholen in de Geleerden buurt en Indische buurt vertellen het interessante verhaal van de bevolkingsgroei van na de Tweede Wereld oorlog. Interessante wederopbouwarchitectuur is nog te zien bij:  Het restant van het lyceum / HBS aan de Molukkenstraat (1956): de muziekkoepel  De Comeniusschool (1953/1954)  De Kluft (1954)  De gymnastiekzaal van de voormalige Julianaschool (1955)  De voormalige de Meester Ruderschool (1949)  De voormalige LTS aan de Sportlaan (1955)  De school aan de Lupinestraat (1956)  De voormalige Prinses Marijkelaan achter de Opstandingskerk (1953)

49
Van het lyceum aan de Molukkenstraat is de muziekkoepel nog bewaard gebleven De meeste scholen zijn in meerdere of mindere mate aangepast aan de eisen van de tijd. Vele hebben nog gave wederopbouwkenmerken. De meest interessante worden voorgesteld voor een status van beeldbepalend pand Links de Marijkeschool aan de Pasteurstraat met originele kleurstelling. Rechts de Comeniusschool aan de Celebesstraat. Het oudste gedeelte van de Kluft aan de Bankastraat. Rechts het gymnastieklokaal van de Julianaschool. Beide nog in de originele wederopbouwkleuren blauw en wit. Galerijflat voor onvolledige gezinnen Het flatgebouw aan de oostzijde van de Middenweg is uit later tijd dan de rest van de wijk (1967) en laat een andere fase en typologie van architectuur zien. In deze wijk is

50
vormt de galerijflat een aanvulling op het verhaal van de latere wederopbouw. Het feit dat de flat voor “onvolledige gezinnen” werd gebouwd, schetst een tijdsbeeld. Galerijflat aan de Middenweg (1967)

51
5.2. Aanbevelingen Geleerdenbuurt en Indische buurt Op bijgevoegde waarderingskaart zijn de waardevolle stedenbouwkundige structuren en/of architectuur aangegeven. Waardevol genoeg om aan te wijzen als gemeentelijk monument:  Opstandingskerk met pastorie met de volgende motivering: De Opstandingskerk met bijbehorende pastorie is van algemeen cultuurhistorisch belang als voorbeeld van wederopbouwarchitectuur. Het complex heeft een grote architectuurhistorische waarde vanwege de typische wederopbouw vormgeving en materiaalgebruik. De losstaande, opengewerkte toren van beton, is daarbij kenmerkend. De markante ligging van de kerk op de kruising van straten in een wederopbouwinvulling binnen de linie maken de kerk tot een belangrijk stedenbouwkundig element. Hierdoor staat zij letterlijk en figuurlijk op de overgang tussen de vooroorlogse en de naoorlogse stedenbouw. De combinatie met de naastgelegen pastorie geeft de gebouwen een ensemblewaarde.  Gymnastiekgebouwtje aan de Pasteurstraat 6a met de volgende motivering: Het voormalige gymnastiekgebouwtje met bijbehorend sportveld is van algemeen cultuurhistorisch belang als nog gaaf voorbeeld van een gebouw uit de wederopbouwperiode. Het gebouwtje is typologisch van waarde als vroeg gebouwd sportgebouw. Omdat het geplaatst is op een essentiële plek van een stedenbouwkundige eenheid is er ook sprake van een stedenbouwkundige of markeringswaarde. Bijzonder is het lijstwerk rond deur en raam, dat is samengesteld van oorlogspuin; alsmede van belang is de voor de wederopbouwperiode markante trap.

52
 Gebouw van Openbare Werken aan de Sportlaan 62 met de volgende motivering: Het pand Sportlaan 62 is van algemeen cultuurhistorisch belang als belangrijk Helders voorbeeld van wederopbouwarchitectuur. Er is sprake van een architectuurhistorische waarde, vanwege de stijlelementen van het Nieuwe Bouwen, de gaafheid daarvan, inclusief het kleurgebruik. Daarnaast heeft het pand historische waarde vanwege haar functie: het gebouw van waaruit de wederopbouw geleid werd. Tevens kan gesproken worden van een stedenbouwkundige waarde, als markant gebouw in een belangrijke stedenbouwkundige structuur uit de wederopbouwperiode. Het kunstreliëf aan de noordgevel is als onlosmakelijk element daarbij van grote ensemblewaarde.  De muziekkoepel aan de Molukkenstraat met de volgende motivering: De muziekkoepel is van algemeen cultuurhistorisch belang als voorbeeld van traditionele wederopbouwarchitectuur. Als overblijfsel van de gesloopte HBS aan de Molukkenstraat ontworpen door Wieger Bruin (1956), heeft zij een architectuurhistorische, historische en herinneringswaarde. De markante hoofdvorm geeft de muziekkoepel een stedenbouwkundige waarde. Waardevol genoeg voor een plaatsing op de lijst van beeldbepalende panden:  Voormalige Technische school aan de Sportlaan met de volgende beschrijving: Voormalige Technische school uit 1954 van de architecten J. Peters en B. Roelofs, met naastgelegen gymnastieklokaal aan de Sportlaan. De gebouwen bezitten de kenmerkende wederopbouwarchitectuur, hoewel niet meer helemaal gaaf door verbouwingen en aanpassingen. Karakteristiek is de hoofdvorm van de drie bestaande bouwmassa’s, de platte afdekking, de betonnen erker aan de zijde van de Sportlaan, de betonnen

53
omlijstingen rond de vensters op de begane grond, en de zandstenen reliëfs van L.H. Sondaar nabij de entreepartij, voorstellende de ambachten die op de LTS- school onderwezen werden. De westelijk gelegen gymnastiekzaal (1952) bezit aan de gevels fraaie siermetselwerkpatronen.  Comeniusschool aan de Celebesstraat met de volgende beschrijving: Comeniusschool, van de Helderse architect L. Sok in gebouwd in een kenmerkende vroege wederopbouwarchitectuur. Hoewel de school door wijzigingen niet meer geheel oorspronkelijk is, zijn er nog waardevolle details aanwezig zoals de plattegrond met aan de westzijde een handwerk- en handenarbeidlokaal, het flauwe zadeldak, het siermetselwerk onder de vensters, de schoorstenen op het dak en de vensterindeling.  Gymnastiekzaal Julianaschool aan de Lombokstraat met de volgende beschrijving: De voormalige gymnastiekzaal van de Julianaschool is gebouwd in een kenmerkende vroege wederopbouwarchitectuur. De bijbehorende school zelf is niet meer herkenbaar aanwezig. Hoewel het gebouw door aanbouwen niet meer geheel oorspronkelijk is, zijn er nog kenmerkende wederopbouwdetails aanwezig zoals de plattegrond, het flauwe zadeldak, de vensterpartij aan de zuidgevel met daaronder metselwerkaccenten in de vorm van een vierkant. De school is ontworpen door Openbare Werken van de gemeente Den Helder. Er zijn parallellen met het gymnastieklokaaltje aan de Pasteurstraat zichtbaar.

54
   School de Kluft aan de Javastraat met de volgende beschrijving: Schooltje De Kluft is gebouwd in een kenmerkende vroege wederopbouwarchitectuur. Een lage aanbouw aan de oostzijde volgde in 1957 in dezelfde stijl. Hoewel de school door meerdere aanbouwen niet meer geheel oorspronkelijk is, zijn er nog kenmerkende wederopbouwdetails aanwezig zoals de plattegrond, de entreepartij in een betonlijst en voorzien van vier vensters met kruisroeden, de klossen onder de gootlijst, het flauwe zadeldak, de schoorsteen op de punt van het dak en de vensterindeling. Architect: J.J. van der Leek, Den Helder Voormalige Prinses Marijkeschool aan de Pasteurstraat 149 met de volgende beschrijving: De voormalige Christelijke Prinses Marijkeschool is gebouwd door de Helderse architect P. Baard in een kenmerkende vroege wederopbouwarchitectuur op het terrein van de Opstandingskerk. Het schooltje heeft nog gave wederopbouwkenmerken, zoals de plattegrond, het flauwe zadeldak, de vensterindeling en het kleurgebruik. Bebouwing Florastraat 1-13 en 4-16: De bebouwing Florastraat 1-13 en 4-16, in 1947 herbouwd op de plek van een bominslag, is karakteristiek vanwege de zo duidelijk afwijkende vormgeving ten opzichte van de omringende bebouwing uit 1916 van stadsarchitect S. Krijnen.

55
Van belang zijn de hoofdvorm van de bouwblokjes en de eenvormigheid in architectuur. De afwijkende manier waarop dit is gedaan geeft het gebrek aan materialen uit de wederopbouwperiode weer. De karakteristiek zit in de hoofdvorm en het materiaalgebruik. Beschermen middels het bestemmingsplan  Portiekflats aan de Pasteurstraat en Lorentszstraat (conserveren goot- en nokhoogte)  De eengezinswoningen aan de prof. Blokstraat (conserveren goot- en nokhoogte)  De eengezinswoningen aan de Billitonstraat (conserveren goot- en nokhoogte).  De eengezinswoningen aan de Madurastraat (conserveren goot- en nokhoogte)  De portiekflat aan de noordelijke gevel van de Middenweg (conserveren goot- en nokhoogte).  De galerijflat aan de zuidelijke gevel van de Middenweg (conserveren goot-en nokhoogte).  Brede groenstrook Lorentszsraat conserveren van de groenbestemming  Voormalige sportveld Pasteurstraat conserveren van de groenbestemming Overig advies:  Voorlichting omtrent het belang van de eenheid in architectuur.  Overleg met de Woningstichting opstarten omtrent behoud van de ruimtelijke kwaliteit, in verband met de eenheid in architectuur.  Stimuleren van het oprichten van Verenigingen van Eigenaren bij verkoop aan particulieren.

56
Waarderingskaart Geleerdenbuurt en Indische buurt LEGENDA Stedenbouwkundig O oranje: O rood: X rood: X zwart: beeldbepalende wederopbouwarchitectuur waardevolle wederopbouwarchitectuur met kenmerkende typologie waardevolle wederopbouwarchitectuur gesloopt verstorende architectuur binnen wederopbouwconcept stedenbouwkundige aanleg uit wederopbouwperiode stedenbouwkundige aanleg met gave architectuur uit wederopbouwperiode Lijn geel: Lijn oranje: Lijn groen: Architectuur O geel: wederopbouwarchitectuur stedenbouwkundig waardevol groen in relatie tot wederopbouwperiode

57
6. Hoofdstuk Nieuw Den Helder (West) Karakteristiek Nieuw Den Helder West is de eerste wijk die buiten de linie is gebouwd. Nieuw Den Helder West is ook de eerste wijk waar de wijkgedachte volledig kon worden toegepast; er was tenslotte alle ruimte. Wieger Bruin, creëerde voor Nieuw Den Helder een uitbreidingsplan geheel volgens de wijkgedachte: strokenbouw, gescheiden locaties voor wonen, winkels, werken en recreatie, en een zeer ruime opzet met veel groen. De wijk is hierdoor een staalkaart van de wederopbouw geworden. De later gebouwde wijken ten oosten van de Jan Verfailleweg, zijn door de steeds toenemende druk vanuit het Rijk om dichter, hoger of goedkoper te bouwen, van een mindere architectonisch kwaliteit geworden. Hiervoor heeft Den Helder zijn tol moeten betalen. Deze delen van Nieuw Den Helder werden overgangsbuurten, waar de bevolking geen binding mee had, waar veel vandalisme was en waar inmiddels veel gesloopt en veranderd is. Vanuit de opdracht voor dit rapport, -de waardering van de wederopbouwarchitectuur en stedenbouw-, wordt daarom de aandacht vooral gericht op het meer representatieve Nieuw Den Helder West. Nog aanwezige waardevolle gebouwen en structuren uit het oostelijk van de Jan Verfailleweg gelegen wijk, worden wel benoemd en op kaart aangegeven. De Duinkerk, markant gebouw in Nieuw Den Helder West

58
Historie en ontwikkeling wijk Het grondgebied waarop Nieuw Den Helder is ontstaan, maakt deel uit van de vroegere Lemairepolder. Deze gronden direct oostelijk van de duinen, werden door Isaac Lemaire, een door de handel met Oost-Indië rijk geworden koopman , in de 16e eeuw gekocht en onregelmatig verkaveld. Kaartje uit de historische atlas anno 1850 Vanuit het kaartbeeld van 1850 bevindt de locatie van Nieuw Den Helder West zich westelijk van de polder “Het Koegras” en zuidoostelijk van wat op de kaart staat aangemerkt als Kijkduin. Daar tussen in is de weg naar Alkmaar, destijds de Strooweg, de latere Jan Verfailleweg. Van deze kaart is af te leiden, dat de gebogen begrenzing van de duinen, de loop van de latere Hortensiastraat heeft bepaald. Het uiterste noordelijke puntje van de duinen doorkruiste de Strooweg, hetgeen tot op de dag van vandaag nog te zien is aan het reliëf en de beplanting nabij de noordelijkste portiekflats. De gronden waren arm, zij zijn na inpoldering agrarisch gebruikt en nooit grootschalig bebouwd geraakt. Ontwerpplan Wieger Bruin De vóór de oorlog gestarte discussie binnen de gemeente of de gronden buiten de linie bebouwd moesten worden, werd mede onder druk van Rijk en provincie na de oorlog, na veel discussie, door gezet. Wieger Bruin ontwierp een woonwijk op ruime afstand van de linie; hij respecteerde hiermee ook de 19e eeuwse regelgeving omtrent het vrijhouden van het vroegere schootsveld. Bruin zag de linie ook als prachtige groene ruimte om sport en ontspanningsfaciliteiten te maken, en vanwege de rust ideaal voor de scholen. De aanwezigheid van de duinen was verder een natuurlijke mogelijkheid voor recreatie

59
en daarom plande hij ook in het westen van de wijk meerdere sportcomplexen en scholen. Bruin ontwierp een basisstructuur van grote wegen noord-zuid, met haaks daarop enkele verbindende dwarswegen. De Jan Verfailleweg, werd de belangrijkste noord- zuidverbinding aan de westzijde van Nieuw Den Helder en meer oostelijk de Marsdiepstraat en Texelstroomlaan. Enkele verbindende oost-weststraten waaronder de Waddenzeestraat, gaven Nieuw Den Helder daarbij een duidelijke basisstructuur. Tussen de Jan Verfailleweg en de Marsdiepstraat werd aanvankelijk een park gedacht. Dit is deels gerealiseerd als Kennedypark en later als Duinpark. Aan de randen van dit park werden de diverse kerkgebouwen gepland. Het Kennedypark oostelijk van de Verfailleweg begin jaren ‘60 Elke buurt kreeg een cluster van voorzieningen: in Nieuw Den Helder West langs de Seringenlaan en voor Nieuw Den Helder en de Rivierenbuurt op de kruising van de Marsdiepstraat en de Waddenzeestraat. De eerste wijk Jeruzalem Met Jeruzalem werd begonnen in het uiterste noorden van Nieuw Den Helder West. Rond de centrale oost-west as van de Seringenlaan, werd dit buurtje gebouwd met gebruikmaking van het uit Engeland afkomstige Aireysysteem. Dit Engelse bouwsysteem werd uitgevoerd in witte, gestapelde betonblokken, wat heel anders was dan de vertrouwde donkere baksteen. Daarom kreeg het wijkje al snel de bijnaam Jeruzalem. Deze woningen werden geplaatst in het gebiedje ten noorden (1951) en zuiden (1953) van de Seringenlaan en vervolgens ten zuiden van de Meidoornstraat tussen Duinroosstraat en Jan Verfailleweg (1953). Langs de Jasmijnstraat werd een kleinere variant van deze woningen gebouwd voor bejaarden (1953). Jeruzalem met de bijzondere Aireywoningen, circa 1957

60
Seringenlaan e.o. De Seringenlaan werd de eerste centrale voorzieningencluster in de nieuwe wijk. Er kwam een klein winkelcentrum aan de zuidzijde en op de hoeken van de aangrenzende straten werden kleine buurtwinkels gebouwd. De winkeltjes waren gekoppeld aan de achterliggende woningen. Aan het eind van de Seringenlaan, bij de duinen, verscheen in 1955 de eerste school op de hoek met de Duinroosstraat (foto hierboven van Jeruzalem). De Gereformeerde Duinkerk, om de hoek van de Seringenlaan en gelegen aan de Jan Verfailleweg, was gereed in 1956 (foto beneden). Seringenlaan circa 1957 met de kenmerkende toren van de Duinkerk op de achtergrond In de recreatiestrook ter hoogte van de Meidoornlaan / Duinroosstraat, werd een aardig kleinood gebouwd, een betonnen urinoir, zéér kenmerkend voor de jaren ’50. Veel gemeentes maakten gebruik van deze nieuwe industrie van betonnen straatmeubilair. Een grote fabrikant werd de firma Betonno, waardoor diverse soorten straatmeubilair uit die periode de bijnaam Betonno kreeg. Ook Den Helder kreeg zijn Betonno’s. Den Helder in 1954, het noordelijk deel van Nieuw Den Helder West is bebouwd

61
Jan Verfailleweg hoogbouw Langs de hoofdstructuur, de Jan Verfailleweg, werden zoals dat bij de wijkgedachte past, in 1953 vier-verdiepingportiekflats gebouwd. Zij geven beschutting aan de achterliggende wijk en begeleiden duidelijk de hoofdstructuur van de doorgaande weg. Aan een dwarsstructuur, de brede Meidoornstraat werden in datzelfde jaar aan de zuidzijde eveneens portiekflats gebouwd . Traditionele woningen in traditionele stedenbouw Aan de Duinroosstraat, Bremstraat en Elzenstraat werd in 1951 een ander type woning gebouwd. Het werden traditionele eengezinswoningen van baksteen, in besloten V- vormig hofjes gebouwd, een enigszins traditionele component dus. Het siermetselwerk onder de kozijnen was daar ook een voorbeeld van. Aan de Bremstraat waren aanvankelijk ook duplexwoningen, die later allemaal weer tot één woning gemaakt zijn. De Hagendoornstraat en Elzenstraat werden bebouwd met grotere, traditionele twee onder één kapwoningen, die erg geliefd waren in de wat hogere sociale klasse. Grevelingenbuurt Ter hoogte van de wijk Jeruzalem, werd oostelijk van de Jan Verfailleweg, tussen 1954 en 1957 de Grevelingenbuurt gebouwd. Met name in het westelijk deel van dit wijkje, werd de bouwdichtheid opgevoerd. De woningen daar aan de Linge- Amstel-, Drecht- en Gouwestraat fungeerden eerst als duplexwoning (de begane grond en de verdieping hebben eenzelfde gevelindeling en op de plek van de douche was de keuken). In later tijd zijn deze woningen weer tot één woning gemaakt. De inmiddels gesloopte flat aan de Grevelingenstraat links en de voormalige duplexwoningen rechts De voorzieningenconcentratie voor de Rivierenbuurt werd midden jaren ’50 aangelegd op de hoek van de Marsdiepstraat en de Waddenzeestraat. Deze bestond uit een modern L-vormig bouwblok met winkels op de begane grond en daarboven woningen. Tegenover dit winkelcentrum werd in 1957 de Hervormde Johanneskapel gebouwd.

62
Jaren ‘60 Over het algemeen geldt: hoe meer naar het zuiden hoe jonger de bebouwing. De bebouwing ten zuiden van de Elzenstraat is van de beginjaren ’60. De zuidelijke flats aan de Jan Verfailleweg werden in 1962 gebouwd, zo ook de kleine maar vriendelijke bejaardenwoningen aan de Elzenstraat. Aan de Haringvlietstraat, in het groen van het geplande centrale park, werd in 1962 de Rooms-katholieke Sint Nicolaaskerk gebouwd, met de voorgevel naar de Jan Verfailleweg gericht. De kerken, alle exponenten van de verzuilde samenleving, hadden op gezag van het Rijk, de onderlinge afspraak moeten maken, dat alleen de grotere gemeenschappen een aparte toren mocht hebben. Dit in verband met de schaarste van de materialen. In dit geval waren dat de Duinkerk en de Nicolaaskerk. De Johanneskapel moest het hierdoor zonder toren doen. Nieuw Den Helder in 1962 grotendeels gereed

63
6.1 Analyse en waardering van de nog bestaande stedenbouw en architectuur Stedenbouw Nieuw Den Helder (West) is een uitgesproken en nog zeer herkenbaar voorbeeld van een vroege wederopbouwwijk. Geheel gebouwd volgens de uitgangspunten van de wijkgedachte: een ruime lineaire aanleg, gebruikmaking van strokenbouw, portiekflats langs de hoofdstructuren en beschutte woonwijken daarachter, clustering van sociale voorzieningen, recreatie langs de randen. Deze stedenbouwkundige uitgangspunten zijn in heel Nieuw Den Helder nog zichtbaar. Nieuw Den Helder is daarbij iets later gebouwd en daardoor iets grootschaliger en iets hoger dan Nieuw Den Helder West. Toch zijn daar op een aantal plekken wel stedenbouwkundig aardige structuren gerealiseerd zoals de hoven aan de Schoenerstraat en de V-vormige hofjes aan de Fregatstraat. Ook tussen de Noordzeestraat en de Dollardlaan zien we dergelijke V-vormige hofjes. Ook in het oudste gedeelte van nieuw Den Helder West, aan de Bremstraat, Duinroosstraat, Elzenstraat en Wingerdstraat, zien we deze vroege vormen van naoorlogse stedenbouw. Naarmate de wijk naar het zuiden toe vordert, worden de kenmerken van de jaren ’60 zichtbaar. Met name het gebiedje ten zuiden van de Elzenstraat en langs de Jan Verfailleweg ziet men dan aan de hoofdstructuren de systeembouw toenemen. Hofje aan de Bremstraat Hoofdstructuur en bebouwing De Jan Verfailleweg is als hoofdstructuur in Nieuw Den Helder West belangrijk. Doordat de portiekflats nog een gave architectonische eenheid vormen, zowel langs de Jan Verfailleweg als de Meidoornstraat, geven zij deze hoofdstructuren ruimtelijke kwaliteit. De portiekflats zijn zowel stedenbouwkundig als architectuurhistorisch interessant.

64
Flats langs de Verfailleweg: links uit de jaren ’50, rechts uit de jaren ‘60 Voorzieningencluster Seringenlaan e.o. De Seringenlaan heeft specifieke wederopbouwkwaliteiten als centrale plek van voorzieningen in de woonwijk Nieuw Den Helder West. Aanwezig waren de winkels, de kerk, de scholen. Alle specifieke kenmerken zijn nog zichtbaar: een levendige straat met een kleinschalig, hofjesachtig winkelcentrum aan de zuidzijde; de Duinkerk is visueel bij de cluster betrokken. Een rozenperkje staat op de plek waar tegenwoordig een parkeerplaats is. In dezelfde as op de achtergrond het winkelcentrum aan de Waddenzeestraat. Het Seringenplein circa 1957 Het kleinschalige winkelcentrum aan de Seringenlaan (in het midden rechts op de foto) is door een latere invulling erg in ruimtelijke kwaliteit achteruit gegaan. Met respect omgaan met de plek, bijvoorbeeld door een kleinschaliger bouwmassa, wellicht ook in hofjesvorm, zou de ruimtelijke kwaliteit van de locatie sterk bevorderen. Latere, niet passende invulling ter plekke van het winkelcentrum

65
Jeruzalem Het wijkje Jeruzalem is om drie redenen stedenbouwkundig interessant: als eerste voorbeeld van het bouwen buiten de linie, door het gebruik van het Aireysysteem en door de bijzondere lichte kleur. Helaas heeft een beschieting met donker gekleurd hout, het lichte en transparante van het originele karakter aangetast. Recentelijk zijn de woningen door de voormalige eigenaar De Woningstichting in de verkoop gegaan, waarbij de kwaliteit van de architectonische eenheid wel kwetsbaar wordt. Links nog eenheid in architectuur. Rechts individuele behandeling vormt een bedreiging voor de beeldkwaliteit in Jeruzalem. Jasmijnstraat: bejaardenwoningen in Jeruzalem, volgens het Aireysysteem gebouwd. Nog kwaliteit door eenheid en origineel uiterlijk. Architectuur De Duinkerk, die aanvankelijk nog duidelijk visueel onderdeel vormde van de centrale voorzieningencluster rond de Seringenlaan, is door nieuwbouw ten noorden van de kerk (zie foto onder) visueel niet meer verbonden met de centrale hoofdcluster. De kerk werd in 1993 verbouwd tot appartementen, waarbij door een minder geslaagde architectonische invulling van de kerk, de uitstraling van dit op zich markante gebouw is verminderd. Zelfs de wijzers van de kerkklok hebben het moeten ontgelden.

66
De Duinkerk is vanaf de Jan Verfailleweg visueel los van de centrale cluster geraakt doordat er een groot appartementencomplex naast is gebouwd. Tevens werd de statige entree veranderd tot een eenvoudige ingangsdeur van kunststof. De Duinkerk als bouwmassa markant in Nieuw Den Helder West Winkeltjes De vroegere winkeltjes op de koppen van de zijstraten zijn behalve stedenbouwkundig belangrijk, ook architectuurhistorisch en typologisch interessant en dragen bij aan de levendigheid van de straat. De buurtwinkeltje aan de Seringenlaan zijn van een uitgesproken wederopbouwarchitectuur Ook de nog in originele staat bevindende school aan de Hortensiastraat maakt onderdeel uit van de specifieke voorzieningencluster en is daarom interessant. De

67
ligging aan de rand van de voorzieningencluster, in het groen, is kenmerkend voor de wederopbouw. De school aan de Hortensiastraat is fraai gelegen in het Duingebied Iets zuidelijker, aan de Duinroosstraat 2, is in 1956 een openbare school gebouwd. Het schooltje is interessant door de typische wederopbouw-situering aan de rand van de wijk, maar is ook vanwege de architectuur karakteristiek. Het gymzaaltje van de openbare school aan de Duinroosstraat 2; de verticale stijlen zijn in het gehele ontwerp doorgevoerd. Straatmeubilair Het urinoir dat nabij voornoemd schooltje staat, aan de kop van de Meidoornlaan, is als kleinood welke vaak ongemerkt verdwijnen, door zijn betonnen verschijningsvorm, een typisch wederopbouwelement. Het inmiddels zeldzaam geworden type is daarom van belang in de wederopbouwwijk Nieuw Den Helder West. Typisch wederopbouwelement: een betonnen urinoir

68
Kerken De kerken in Nieuw Den Helder, zijn als exponent van de verzuilde samenleving interessant. De gaafste in architectuur is de Nicolaaskerk. De overige twee kerken, de Duinkerk en Johanneskapel, hebben aan kwaliteit ingeboet omdat zij hun context hebben verloren door latere bebouwing in de directe omgeving. Zij blijven als bouwmassa echter nog steeds interessant. De Nicolaaskerk (links) en de Johanneskapel (rechts) De jaren ’60 architectuur Aan de Elzenlaan en Duinroosstraat zijn in de jaren ’60 in een ruime groene setting vriendelijke bejaardenwoningen gebouwd. Aangrenzend zijn flatgebouwen opgetrokken in systeembouw neergezet. De ruime opzet is hier een kwaliteit, alsmede de eenvormigheid van de bebouwing. Links: Mooie groene ruimte rondom deze vriendelijke bejaardenwoninkjes aan de Elzenlaan Rechts: ook deze flatgebouwen aan de Duinroosstraatzijn in ruime groene setting gebouwd. Interessante wederopbouwelementen in overig Nieuw Den Helder Het winkelcentrum aan de Marsdiepstraat is eveneens een belangrijke winkelcluster in Nieuw Den Helder. Gebouwd halverwege de jaren ’50 is het een exponent van het Nieuwe Bouwen. Door de structurele betonopbouw met een al aanzienlijke hoogte (winkels met daarboven 4 verdiepingen) op een kruising van twee belangrijke verkeersstructuren, is het winkelcentrum aan de rotonde van de Waddenzeestraat /

69
Marsdiepstraat een herkenbaar wederopbouwelement. Helaas is er bij het gebouw sprake van een niet passend kleurgebruik. De galerijflats aan het noordelijk deel van de Marsdiepstraat zijn stedenbouwkundig van belang als mooie als markering van de Marsdiepstraat Markering Marsdiepstraat door twee markante gebouwen uit de jaren ’60 De voormalige duplexwoningen in de Rivierenbuurt zijn interessant vanwege het verhaal van de duplexwoning. Woningen met een identieke verdeling op begane grond en verdieping verraden dat zij vroeger duplexwoningen waren

70
6.2. Aanbevelingen Nieuw Den Helder West Waardevol genoeg om aan te wijzen als gemeentelijk monument:  Kerk aan de Haringvlietweg met de volgende motivering De Rooms-katholieke Nicolaaskerk is van algemeen belang als uniek voorbeeld van wederopbouwarchitectuur. De kerk bezit een architectuurhistorische waarde als uitgesproken voorbeeld van naoorlogse kerkbouw, gebouwd in de zogenaamde shake-hands architectuur (een combinatie van de traditionele elementen met beton). De kerk heeft verder een stedenbouwkundige waarde als gebouwd element in een typische naoorlogse wederopbouw woonwijk. Als exponent van een typische verzuilde omgeving is er tevens sprake van een sociaalhistorische waarde. De glas-in-loodramen van Marius de Leeuw in de zuidelijke gevelwand hebben een belangrijke ambachtelijke en kunsthistorische waarde.  Urinoir aan de Meidoornstraat met de volgende motivering: Het betonnen urinoir is van algemeen cultuurhistorisch belang als relict uit de wederopbouwperiode. Het is een voorbeeld van industriële en grootschalige productie van straatmeubilair, kenmerkend voor de jaren vijftig van de 20ste eeuw. Daarnaast heeft het urinoir een architectuurhistorische waarde vanwege de unieke typologie, hetgeen een uitdrukking is van hygiënische ontwikkeling. Het urinoir heeft tevens een zeldzaamheidswaarde, omdat dergelijke urinoirs nauwelijks meer in de openbare ruimte in gebruik zijn. Vanwege de totale context van de in de jaren vijftig nieuw gebouwde wijk Nieuw Den Helder West heeft het urinoir ook een ensemblewaarde.

71
Waardevol genoeg om te plaatsen op de lijst van beeldbepalende panden  De winkeltjes op de hoeken van de Seringenlaan met de volgende beschrijving: Winkeltjes aan de Seringenlaan, als onderdeel van karakteristieke wederopbouw aanleg. De karakteristiek van de winkeltjes zit in de hoofdvorm (één bouwlaag en flauw hellend zadeldak), de kleinschaligheid, het materiaalgebruik van steen met hout, de transparante voorzijde, de kolommetjes om een droogloop te creëren en de kleinere vensters aan de zijgevels.  De school op de hoek van de Seringenlaan en Hortensiastraat met de volgende beschrijving: De school uit 1953 naar ontwerp van de Helderse architect J.J. van der Leek en gebouwd in opdracht van de Schoolvereniging “Laat de kinderen tot mij komen”, heeft de karakteristieken van een schoolgebouw uit de wederopbouwperiode. Kenmerkend zijn de ligging in het duin, de hoofdvorm met het flauwe zadeldak, het overstek met klossen, de witte kleur, de plattegrond en de vensterindeling.  De school aan de Duinroosstraat 2 met de volgende beschrijving: De school uit 1956 naar ontwerp van architect S. van Woerden, gebouwd in opdracht van Openbare Werken van de gemeente Den Helder heeft de karakteristieken van een schoolgebouw uit de wederopbouwperiode. Kenmerkend zijn de hoofdvorm met het flauwe zadeldak, het overstek met klossen, het baksteengebruik en de verticale vensteropeningen.

72
 De Duinkerk met de volgende beschrijving: Voormalige Gereformeerde kerk, gebouwd in de wederopbouwwijk Nieuw Den Helder West. Vanuit die optiek is de kerk stedenbouwkundig interessant. De karakteristiek bestaat uit de hoofdvorm en de markante toren met witte, opengewerkte betonnen bekroning, compleet met wijzerplaat. Daarnaast is het materiaalgebruik van baksteen en beton van belang.  De Johanneskapel met de volgende beschrijving: Kerkgebouwtje uit de wederopbouwperiode, karakteristiek vanwege de kenmerkende jaren ‘50 architectuur: de hoofdvorm, het flauwe zadeldak, het baksteen gebruik en de transparante architectuur. In de kerk een eerste steen met de tekst: “God is genadig, 17 april 1957 de eerste steen legde dominee J. Borghardt”.  De portiekflats aan de Jan Verfailleweg en Meidoornstraat met de volgende beschrijving: De 3-verdiepingflats met zadeldak naar ontwerp van de Dienst Openbare Werken van de gemeente Den Helder zijn karakteristiek vanwege de hoofdvorm, het zadeldak, het baksteengebruik, de kleuren en de eenvormigheid in kleur- en materiaalgebruik.

73
Beschermen middels het bestemmingsplan of middels ander beleid  De belangrijkste structuren van de wederopbouwaanleg van Nieuw Den Helder (West).  De ligging van de woonblokken in de vorm van de kenmerkende strokenbouw  De hoogtes van de woonblokken  De oorspronkelijke (gescheiden) bestemmingen handhaven  Het groen en water in het midden van de Meidoornstraat  Het groen en het duinreliëf nabij de noordelijke portiekflat aan de Verfailleweg.  De ruime opzet van de wijk Overig advies:  Voorlichting omtrent het belang van de eenheid in architectuur.  Goede samenwerking starten met de Woningstichting omtrent de eenheid van de architectuur en behoud van de ruimtelijke kwaliteit bij hun eigendommen.

74
Waarderingskaart Nieuw Den Helder (West) LEGENDA Stedenbouwkundig O oranje: O rood: X rood: X zwart: beeldbepalende wederopbouwarchitectuur waardevolle wederopbouwarchitectuur met kenmerkende typologie waardevolle wederopbouwarchitectuur gesloopt verstorende architectuur binnen wederopbouwconcept stedenbouwkundige aanleg uit wederopbouwperiode stedenbouwkundige aanleg met gave architectuur uit wederopbouwperiode Lijn geel: Lijn oranje: Lijn groen: Architectuur O geel: wederopbouwarchitectuur stedenbouwkundig waardevol groen in relatie tot wederopbouwperiode

75
7. Algemene aanbevelingen Behalve de aanbevelingen per onderwerp is tijdens het onderzoek op steeds terugkerende zaken gestuit, die als algemene aanbeveling hier op rij worden gezet. Contact met partijen op gebied van woningbezit In de drie woonwijken die ter sprake kwamen, kwam al de problematiek in beeld van het wegvallen van de eenheid in architectuur. Voor de ruimtelijke kwaliteit van de wederopbouwwijken is deze eenheid van cruciaal belang. Het wordt aanbevolen een nauwe samenwerking met partijen op te starten, die veel woningbezit in Den Helder hebben. Het is een tendens dat veel huizen van deze partijen worden verkocht aan bewoners, die hun woning individueel gaan behandelen en wijzigen. Middelen als voorlichting, het stimuleren van het oprichten van Verenigingen van Eigenaren (VVE’s) en strengere welstandseisen kunnen worden ingezet om het belang van de eenheid toch voor het voetlicht te brengen en indien mogelijk te behouden. Voorlichting voor woningeigenaren Voorlichting omtrent de karakteristieke stijlelementen van de wederopbouw is daarnaast van belang om te voorkomen dat uitgesproken kwaliteiten verdwijnen. De oorzaak is het niet werkelijk begrijpen van de kenmerken van de wederopbouwarchitectuur. De sobere stijlelementen van de wederopbouw worden nog te vaak “verhuld” door beplating of behandeling met hout, om de architectuur “gezelliger” te maken. Aanbevolen wordt om energie te steken in het bijbrengen van het begrip, wat de wederopbouwarchitectuur inhoudt. Gewezen kan worden op het belang om bij wijzigingen, ook die wijzigingen in stijlverwantschap te realiseren, omdat alleen dan een gevoel van welbevinden ervaren kan worden. Moedwillige ontkenning van de bestaande architectuur leidt zelden tot een ruimtelijke kwaliteitsverhoging. Bij nieuwbouw aansluiten op de wederopbouwstructuur en architectuur Een deel van de wederopbouwarchitectuur beantwoordt qua wonen niet meer aan de eisen van de huidige tijd. Dit geldt m.n. bij de portiekflats, die naar de huidige maatstaven te klein zijn. Een deel zal zeker in de toekomst gesloopt worden. Aanbevolen wordt om de vervangende gebouwen zowel qua architectuur als qua stedenbouw, toch zoveel mogelijk aan te laten sluiten op de bestaande wederopbouwcontext. Bewust toepassen van strokenbouw, gebruik van een lineaire architectuur, maar ook zien of functiescheiding nog steeds een meerwaarde in de stedenbouwkundige structuur vormt, zijn in die gevallen belangrijke actiepunten. Voorlichting in diverse vormen Wederopbouwfolders, artikelen op de website en wandelingen Voorlichting over de wederopbouw kan in allerlei vormen plaatsvinden: het maken van folders, artikelen op de website, maar ook door mensen actief te leren kijken door architectuurwandelingen te organiseren. Den Helder positief waarderen als wederopbouwstad Naast een profilering als marinestad en fortenstad, kan Den Helder zich in positieve zin, ook op het gebied van toerisme profileren als kenmerkende wederopbouwstad ontworpen door de befaamde Wieger Bruin. Als één van de weinige steden die destijds zo verwoest was, heeft zij samen met IJmuiden een unieke positie in Noord-Holland, die zij meer zou kunnen benutten dan tot nu toe gedaan werd.

76
Literatuurlijst / Bronnen Hoofdstuk 1 De wederopbouw in Nederland  Anita Blom, Bregit Jansen, Marieke van der Heiden, De typologie van de vroeg- naoorlogse woonwijken, Zeist, 2004  Koos Bosma, Een geruisloze doorbraak. De geschiedenis van architectuur en stedenbouw tijdens de bezetting en de wederopbouw van Nederland, Rotterdam 1995  Marije de Korte en Eva Wijdeveld, De wederopbouw, tussen bedreiging en behoud, Tijdschrift Monumenten, 2003  De wederopbouw (1940-1965) nader bezien, Informatiefolder Architectuur en stedenbouw Rijksdienst voor de Monumentenzorg, 2001  Mondelinge informatie Dr. Ing. Ronald Stenvert, Utrecht Hoofdstuk 2 De wederopbouw in Den Helder  J.K. Schendelaar e.a., Atlas Natuurgebieden, Den Helder, 1995  Pieter Hovestad en Jan T. Bremer, “Ach, ik bid en smeek u, laat mij terugkomen in Den Helder”, vervaardigd ter gelegenheid van 75 jaar Woningstichting, Schagen 1997  J.T. Bremer, Helders Erfgoed, Schoorl 2008  Grote Historische Provincie Atlas Noord-Holland 1849-1859, Groningen 1992  Bouwtekeningenarchief gemeente Den Helder Hoofdstuk 3 Eerste acties: puinruimen en noodgebouwen plaatsen  Archief gemeente Den Helder, raadsvoorstellen 6, 7 en 8 (1946) omtrent puinruimingswerkzaamheden, 1946 (Rijksarchief Haarlem)  B&W- advies 12-1-1951 omtrent puinruimingswerkzaamheden,1951 (Rijksarchief Haarlem)  J.T. Bremer, Helders Erfgoed, Thermobau in Huisduinen, pag. 60, Schoorl 2008  Bouwtekeningenarchief gemeente Den Helder  Mondelinge informatie Dr. Ing. Ronald Stenvert, Utrecht Hoofdstuk 4 Nieuw Oud Den Helder  J.T. Bremer, Helders Erfgoed, Kledingmagazijn en artilleriekazerne, pag. 278, Schoorl 2008  Pieter Hovestad en Jan T. Bremer, “Ach, ik bid en smeek u, laat mij terugkomen in Den Helder”, vervaardigd ter gelegenheid van 75 jaar Woningstichting, Schagen 1997  Bouwtekeningenarchief gemeente Den Helder  Eigen waarnemingen ter plekke 77
Hoofdstuk 5 Geleerdenbuurt en Indische Buurt  Pieter Hovestad en Jan T. Bremer, “Ach, ik bid en smeek u, laat mij terugkomen in Den Helder”, vervaardigd ter gelegenheid van 75 jaar Woningstichting, Schagen 1997  Bouwtekeningenarchief gemeente Den Helder  Eigen waarnemingen ter plekke Hoofdstuk 6 Nieuw Den Helder (West)  Pieter Hovestad en Jan T. Bremer, “Ach, ik bid en smeek u, laat mij terugkomen in Den Helder”, vervaardigd ter gelegenheid van 75 jaar Woningstichting, Schagen 1997  Bouwtekeningenarchief gemeente Den Helder  Eigen waarnemingen ter plekke

78
Uitvoering Bureau Cultuurhistorie Anita van Breugel Heilooërdijk 43 1814 LL Alkmaar
Website: http://www.anitavanbreugel.nl
E-mailadres: amvanbreugel@hetnet.nl
2 maart 2012